ECLI:NL:RBSGR:2009:BL2982

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
9 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
330593/JE RK 09-353 Wraking nr 2009/9
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. Von Maltzahn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van de kinderrechter in een jeugdzorgzaak

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank 's-Gravenhage, is op 9 april 2009 een verzoek tot wraking ingediend door de ouders van twee minderjarigen, na een eerdere uitspraak van de kinderrechter. Het verzoek tot wraking werd mondeling gedaan, nadat de kinderrechter al had besloten over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen. De ouders voelden zich benadeeld en stelden dat de kinderrechter niet onpartijdig was, omdat hij de vertegenwoordiger van Bureau Jeugdzorg kende. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek tot wraking niet ontvankelijk was, omdat het verzoek te laat was ingediend, namelijk na de uitspraak van de kinderrechter. De rechtbank benadrukte dat een verzoek tot wraking schriftelijk en gemotiveerd moet zijn en vóór de einduitspraak moet worden ingediend. De ouders werden derhalve niet-ontvankelijk verklaard in hun verzoek tot wraking. De beslissing werd openbaar uitgesproken door mr. Von Maltzahn, met Kriense Lokker als griffier aanwezig.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE - WRAKINGSKAMER
Wrakingnummer 2009/9
rekestnummer: 334735 HA RK 09-134
zaak/rekestnummer: 330593/JE RK 09-353
datum beslissing: 9 april 2009
BESCHIKKING
op het mondelinge verzoek tot wraking ingevolge artikel 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder Rv), in de zaak van:
de Stichting Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland (verder Bureau Jeugdzorg),
vestiging Rijnland.
Het verzoekschrift heeft betrekking op de minderjarigen:
1. [minderjarige A.]
minderjarige dochter van [de moeder]
wonende te [woonplaats]
en:
2. [minderjarige B.]
minderjarige zoon van de moeder voornoemd en van de heer [C.] (tevens stiefvader van de minderjarige sub 1, verder de vader),
t e g e n:
mr. [X.]
kinderrechter in de rechtbank 's-Gravenhage.
Overwegingen:
1. Ter terechtzitting met gesloten deuren op 31 maart 2009 is de kinderrechter overgegaan tot behandeling van het verzoekschrift van Bureau Jeugdzorg strekkende tot verlenging van de ondertoezichtstelling en de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de twee hiervoor genoemde minderjarigen. Tijdens die behandeling is de heer N. Epping aanwezig namens Bureau Jeugdzorg. Voorts zijn de moeder en de vader verschenen, alsmede de grootvader moederszijde en de oud-oom en oud-tante vaderszijde.
2. Uit het proces-verbaal van de mondelinge behandeling blijkt het volgende.
Nadat partijen hun standpunten hebben toegelicht heeft de kinderrechter zijn beslissing ter openbare terechtzitting uitgesproken. Hij heeft de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de beide minderjarigen verlengd.
3. Na de uitspraak en de motivering van de kinderrechter zijn de vader en de moeder boos weggelopen. De vader heeft medegedeeld de zitting te wraken en de moeder heeft geroepen dat zij de kinderrechter wraakt, aangezien hij heeft aangegeven de heer Epping te kennen en dus niet onpartijdig is. De wrakingskamer zal de opmerking van de vader opvatten als een verzoek tot wraking van de kinderrechter aangezien een wraking van een zitting niet mogelijk is.
4. Artikel 37 Rv bepaalt dat een verzoek tot wraking gedaan wordt zodra feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden. Het verzoek geschiedt schriftelijk en gemotiveerd en kan na de aanvang van een terechtzitting ook mondeling geschieden. Het verzoek tot wraking moet echter wel zijn ingediend vóórdat de behandeling van de zaak door het wijzen van een einduitspraak is geëindigd. (Zie aantekening 2 in Tekst & Commentaar bij artikel 37 Rv).
5. Het onderhavige verzoek tot wraking is mondeling gedaan, nadat de kinderrechter reeds uitspraak had gedaan. Reeds op deze grond dienen de moeder en de vader niet-ontvankelijk te worden verklaard in hun verzoek tot wraking.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart de moeder en de vader niet-ontvankelijk in hun verzoek tot wraking.
- beveelt dat een afschrift van deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, Rv wordt toegezonden aan:
* de moeder en de vader;
* de kinderrechter;
* Bureau Jeudzorg.
Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 april 2009 door mr. Von Maltzahn, in tegenwoordigheid van Kriense Lokker als griffier.