beschikking
RECHTBANK ’S-GRAVENHAGE – MEERVOUDIGE WRAKINGSKAMER
Wrakingnummer 2009/24
rekestnummer: HA RK 09-584
parketnr: 09/530021-09
datum beschikking: 7 december 2009
BESCHIKKING
op het mondelinge verzoek tot wraking ingevolge artikel 513 van het Wetboek van Strafvordering, in de zaak van:
[verzoeker]
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
raadsman: mr. R.M. Dormeier;
1. mr. [X],
2. mr. [Y],
3. mr. [Z]
rechters in de rechtbank te ’s-Gravenhage.
1. Voorgeschiedenis en het procesverloop
1.1 Verzoeker is opgeroepen om te verschijnen ter terechtzitting van de meervoudige strafkamer van deze rechtbank op 23 oktober 2009.
1.2 Blijkens het proces-verbaal heeft de raadsman van verzoeker tijdens de behandeling van die terechtzitting een verzoek gedaan om de zaak ter zitting met gesloten deuren te behandelen. Na beraadslaging heeft de rechtbank dit verzoek afgewezen. Vervolgens heeft de raadsman van verzoeker een verzoek gedaan tot het horen van de behandelend psychiatrisch verpleegkundige van verzoeker als getuige. Ook dit verzoek is na beraadslaging door de rechtbank afgewezen. Daarop heeft de raadsman van verzoeker de rechters mrs. [X], [Y] en [Z] gewraakt.
1.3 Mrs. [X], [Y] en [Z] hebben schriftelijk gereageerd op het wrakingsverzoek. Deze reactie is op 29 oktober 2009 ontvangen.
2. De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek
Op 23 november 2009 is het wrakingsverzoek ter zitting van deze wrakingskamer behandeld. Namens verzoeker is zijn raadsman mr. R.H. Dormeier verschenen. Mrs. [X], [Y] en [Z] zijn, na voorafgaande kennisgeving, niet verschenen. De officier van justitie mr. D.M.A. van der Zwan is eveneens, na voorafgaand telefonisch bericht, niet verschenen.
3. Het standpunt van verzoeker
Namens verzoeker is ter onderbouwing van het wrakingsverzoek -zakelijk weergegeven- het volgende aangevoerd. Mr. Dormeier heeft zich op het standpunt gesteld dat de meervoudige strafkamer door zijn verzoek om de behandeling van de zaak ter zitting van 23 oktober 2009 met gesloten deuren te laten plaatsvinden en zijn verzoek om de behandelend psychiatrisch verpleegkundige van verzoeker als getuige te horen, af te wijzen, blijk heeft gegeven niet onpartijdig te zijn jegens verzoeker. Volgens de raadsman van verzoeker hebben de rechters, die deel uitmaakten van de strafkamer, bij de afwijzing van zijn verzoeken te veel het accent gelegd op de belangen van de zoon van verzoeker, die als slachtoffer/benadeelde partij, op de zitting aanwezig was. Volgens de raadsman heeft hij ter zitting gemotiveerd aangegeven waarom het van belang was dat de benadeelde partij niet aanwezig mocht zijn bij de zitting. Hoewel hij ter zitting
duidelijk de medische toestand van verzoeker heeft geschetst, hebben de rechters hiermee bij de beslissingen op zijn verzoeken geen rekening gehouden.
4. Het standpunt van mrs. [X], [Y] en [Z]
Mrs. [X], [Y] en [Z] hebben in hun schriftelijke reactie van 28 oktober 2009 te kennen gegeven niet in de wraking te berusten. Volgens deze rechters hebben zij wel degelijk oog gehad voor en rekening gehouden met de belangen van verzoeker, maar na afweging beslist dat de belangen van een openbare behandeling en het aanwezigheidsrecht van het vermeende slachtoffer/de benadeelde partij de doorslag gaven.
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van art. 6, eerste lid, EVRM dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonder-lijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt. Alsdan dient de rechter zich van een beslissing van de hoofdzaak te onthou-den, want rechtzoekenden moeten in het rechterlijk apparaat vertrouwen kunnen stellen. Daarom valt onder omstandigheden ook rekening te houden met de uiterlijke schijn.
De door verzoeker aangevoerde feiten en omstandigheden zoals hiervoor onder 3. weergegeven geven geen grond te vrezen dat het de betreffende rechters aan onpartijdigheid ontbreekt noch is ten aanzien van hen de schijn van partijdigheid gewekt.
Het enkele feit dat mrs. [X], [Y] en [Z] beslissingen hebben genomen waarin verzoeker zich niet kan vinden, geeft geen blijk van (schijn van) vooringenomenheid jegens verzoeker. De juistheid van de beslissingen van deze rechters staat niet ter beoordeling aan de wrakingskamer. Het middel van wraking kan immers niet worden benut om een naar de mening van verzoeker door de betrokken rechters genomen beslissingen ter discussie te stellen.
Naar het oordeel van de wrakingskamer doen zich ook overigens geen omstandigheden voor die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor een gebrek aan onpartijdigheid van voornoemde rechters dan wel de uiterlijke schijn daarvan, zodat het verzoek dient te worden afgewezen.
Derhalve zal als volgt worden beslist.
wijst het verzoek tot wraking af;
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij
artikel 515, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoeker p/a zijn raadsman mr. Dormeier;
• de officier van justitie mr. Van der Zwan;
• mrs. [X], [Y] en [Z].
Aldus ter terechtzitting van deze rechtbank uitgesproken op 7 december 2009 door mrs. De Loor-Alwin, Dedel-van Walbeek en Van Wezel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Jadoenathmisier als griffier.