beschikking
RECHTBANK ’S-GRAVENHAGE – MEERVOUDIGE WRAKINGSKAMER
Wrakingsnr. 2009/nummer 27
rekestnummmer: 353999/ HA RK 09-659
zaaknummer: 884757 CV EXPL 09-9064
datum beschikking: 22 december 2009
BESCHIKKING
op het schriftelijke verzoek tot wraking ingevolge artikel 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats]
verzoeker,
procederend in persoon;
Mr. [X],
rechter in de rechtbank te ’s-Gravenhage, sector kanton, locatie [locatie].
1. Voorgeschiedenis en het procesverloop
1.1. Verzoeker heeft bij de rechtbank ’s-Gravenhage, sector kanton te [plaats], een procedure aanhangig gemaakt tegen de stichting [stichting] (hierna: [stichting]). In deze procedure heeft mr. [X] een comparitie gelast op 1 december 2009. Op verzoek van de gemachtigde van [stichting] is de comparitie wegens verhindering aan de zijde van [de stichting] aangehouden tot 7 december 2009 om 15.30 uur.
1.2. Op 2 december 2009 heeft verzoeker een verzoek tot wraking van de rechtbank ’s Gravenhage, alsmede van mr. [X], ingediend.
1.3. Mr. [X] heeft bij brief van 10 december 2009 gereageerd op het wrakingsverzoek.
1.4. Verzoeker heeft het wrakingsverzoek in een brief van 13 december 2009 nader toegelicht.
2. De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek
2.1. Op 14 december 2009 is het wrakingsverzoek ter zitting van deze wrakingskamer behandeld. Zowel verzoeker als mr. [X] hebben van tevoren aangegeven niet ter zitting te verschijnen. Verzoeker is diezelfde middag om 16.00 uur door de voorzitter van de wrakingskamer telefonisch in de gelegenheid gesteld zijn wrakingsverzoek toe te lichten, zulks in het bijzijn van de griffier die het telefoongesprek via de ingeschakelde luidsprekerfunctie van het telefoontoestel woordelijk heeft gevolgd.
3. Het standpunt van verzoeker
3.1. De rechtbank begrijpt het standpunt van verzoeker aldus dat het mr. [X] alsmede alle andere rechters van de rechtbank ’s-Gravenhage aan onpartijdigheid en objectiviteit ontbreekt. Hij heeft, kort samengevat, het volgende aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag gelegd:
- de rechtbank discrimineert chronisch zieken en gehandicapten doordat zij geen rechtshulp kunnen krijgen en deze niet kunnen betalen;
- de comparitie van partijen is een week opgeschoven, hetgeen voor verzoeker niet acceptabel is vanwege zijn medicatie – hij is niet in staat zonder langdurige medische planning op een zitting te verschijnen –, terwijl dit op grond van het dossier voor mr. [X] duidelijk had moeten zijn. De rechtbank is derhalve bevooroordeeld door het aanhoudingsverzoek van [stichting] te honoreren;
- in de oproep voor de comparitie van partijen is vermeld dat indien verzoeker niet verschijnt, dit in zijn nadeel kan worden uitgelegd. Ook in dit opzicht is er dus sprake van discriminatie jegens verzoeker, nu verzoeker medisch te veel wordt belast als hij ter zitting moet verschijnen.
4. Het standpunt van mr. [X]
4.1. Mr. [X] heeft de wrakingskamer medegedeeld dat zij niet in de wraking berust. Volgens mr. [X] geeft de aanhouding van de comparitie op grond van een eerste aanhoudingsverzoek, welk verzoek in de regel wordt gehonoreerd, geen blijk van rechterlijke partijdigheid jegens verzoeker. In dat verband heeft mr. [X] nog aangevoerd dat zij niet bekend was met de visie van verzoeker dat bij de bepaling van een nieuwe datum voor de comparitie een termijn van acht weken in acht genomen zou moeten worden.
5.1. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van art. 6, eerste lid, Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt.
5.2. De rechtbank overweegt allereerst dat ingevolge artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering een wrakingsverzoek uitsluitend gericht kan zijn tegen de rechter die de zaak behandelt, dat wil zeggen de rechter die bemoeienis heeft met de zaak en niet het gehele rechterlijk college als zodanig. Het wrakingsverzoek tegen de rechtbank ’s-Gravenhage moet derhalve worden afgewezen.
5.3. Voor zover het wrakingsverzoek gericht is tegen mr. [X], overweegt de rechtbank dat de beslissing om de comparitie van partijen op verzoek van [de stichting] aan te houden, een processuele beslissing is die op zichzelf gezien niet de conclusie rechtvaardigt dat sprake is van (schijn) van partijdigheid van deze rechter. Verzoeker heeft onvoldoende bijkomende omstandigheden gesteld waaruit die (schijn) van partijheid wel kan worden afgeleid. Zijn stelling dat mr. [X] bekend moet zijn geweest met het procesdossier is daarvoor in elk geval onvoldoende. Dat bij verzoeker klaarblijkelijk ongenoegen is ontstaan over de wijze en de termijn van de aanhouding is evenmin een omstandigheid die tot toewijzing van het wrakingsverzoek kan leiden.
5.4. Ook de overige stellingen van verzoeker kunnen niet tot gegrondheid van het wrakingsverzoek leiden. De stelling dat chronisch zieken en gehandicapten worden gediscrimineerd doordat zij geen rechtshulp kunnen krijgen en deze niet kunnen betalen lijkt zich niet te richten op het functioneren van de rechtbank. Bovendien maakt deze stelling niet duidelijk in hoeverre mr. [X] – bij de aanhouding van de comparitie of anderszins – blijk heeft gegeven van vooringenomenheid jegens verzoeker. Hetzelfde geldt voor de stelling dat in de oproep is vermeld dat niet verschijnen op de comparitie in het nadeel van verzoeker kan worden uitgelegd.
5.5. De gronden van het wrakingsverzoek vallen derhalve buiten de reikwijdte van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en kunnen dan ook niet leiden tot wraking van een rechter.
5.6. Het verzoek tot wraking zal derhalve worden afgewezen.
- wijst het verzoek tot wraking af;
- bepaalt dat het geding wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
- beveelt dat deze beslissing onverwijld wordt medegedeeld aan:
* de verzoeker;
* [de stichting];
* mr. [X].
Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 december 2009 door mrs. D. Aarts, Y.J. Wijnnobel-van Erp en J.E.M.G. van Wezel, in tegenwoordigheid van mr. T.B.H. Nguyen als griffier.