ECLI:NL:RBSGR:2009:BL4012
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beslistermijn en ontvankelijkheid in bestuursrechtelijke procedure inzake militaire ambtenaren
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank 's-Gravenhage op 20 augustus 2009, staat de ontvankelijkheid van het beroep van eiser centraal. Eiser had beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris van Defensie, verweerder, naar aanleiding van een eerdere uitspraak van de rechtbank van 7 januari 2009. De rechtbank oordeelt dat de beslistermijn, zoals geregeld in artikel 3, derde lid, van de Militaire Ambtenarenwet (MAW) 1931, niet van toepassing is, omdat eiser sinds oktober 2008 niet meer in het buitenland woonachtig is. Hierdoor dient de termijn voor het nemen van een beslissing op bezwaar te worden bepaald door artikel 7:10 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), die een termijn van zes weken voorschrijft.
De rechtbank constateert dat de uiterste beslisdatum op 18 februari 2009 lag, maar dat verweerder pas op 16 maart 2009 een nieuwe beslissing op bezwaar heeft genomen. Dit leidt de rechtbank tot de conclusie dat eiser geen belang meer heeft bij zijn beroep, waardoor het beroep niet ontvankelijk wordt verklaard. De rechtbank wijst de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon die het door eiser betaalde griffierecht van € 150,-- dient te vergoeden. Daarnaast worden de proceskosten, vastgesteld op € 80,50, aan eiser vergoed.
De uitspraak is gedaan in het kader van bestuursrecht en ambtenarenrecht, waarbij de rechtbank gebruik maakt van de mogelijkheden die de Awb biedt voor het sluiten van het onderzoek en het doen van uitspraak zonder zitting. De rechtbank benadrukt dat de beslistermijn is overschreden, maar dat het beroep niet ten onrechte is ingesteld, gezien de late bekendmaking van de beslissing op bezwaar aan de gemachtigde van eiser. De uitspraak biedt inzicht in de toepassing van de relevante wetgeving en de procedurele aspecten van bestuursrechtelijke geschillen.