ECLI:NL:RBSGR:2010:BL1926

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
13 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
FA RK 09-6923 / 345547
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en ouderschapsplan: eisen en toetsing door de rechtbank

In deze zaak verzochten partijen om echtscheiding met opname van een ouderschapsplan. De rechtbank 's-Gravenhage constateerde dat het overgelegde ouderschapsplan niet voldeed aan de eisen van artikel 815 Rv, omdat er geen sprake was van daadwerkelijk controleerbare afspraken. De rechtbank verwees de zaak naar een nader te bepalen terechtzitting om partijen te horen over de invulling van de zorg- en opvoedingstaken en de informatie- en consultatieregeling. De rechtbank benadrukte het belang van concrete afspraken in het ouderschapsplan om conflicten te voorkomen en stelde dat ouders met minderjarige kinderen in hoofdlijnen moeten kunnen overleggen over de gevolgen van de scheiding. De advocaat van verzoekers stelde dat het niet redelijk was om van partijen te verlangen dat zij met de minderjarige over het ouderschapsplan zouden spreken. De rechtbank was van mening dat dit wel mogelijk was, mits op een bij de leeftijd van de kinderen passende wijze. De rechtbank oordeelde dat de voorgestelde regeling in het ouderschapsplan, waarbij de kinderen zelf het initiatief voor contact met de niet-verzorgende ouder moesten nemen, niet in het belang van de kinderen was. De rechtbank hield de behandeling van het verzoek aan tot de terechtzitting van 15 maart 2010, waar ook de Raad voor de Kinderbescherming advies zou geven. De beschikking werd gegeven door mr. J.A. van Steen, kinderrechter, en griffier G.B. van de Bunt, op 13 januari 2010.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector familie- en jeugdrecht
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 09-6923
Zaaknummer: 345547
Datum beschikking: 13 januari 2010
Scheiding
Beschikking op het op 17 augustus 2009 ingekomen gemeenschappelijk verzoek van:
[de man]
wonende te [woonplaats],
advocaat: mr. W. Römelingh te 's-Gravenhage,
en
[de vrouw]
wonende te [woonplaats],
advocaat: mr. W. Römelingh te 's-Gravenhage.
Procedure
De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift;
- de brieven van mr. W. Römelingh, ingekomen ter griffie op respectievelijk 10 november 2009 en 3 december 2009.
Verzoek
Het verzoek strekt tot echtscheiding met opname van de door verzoekers onderling getroffen regeling van hun betrekkingen na de echtscheiding.
Beoordeling
Ouderschapsplan
Door verzoekers is een echtscheidingsconvenant overgelegd met daarin opgenomen afspraken met betrekking tot de minderjarigen. Daarnaast hebben verzoekers een ouderschapsplan overgelegd.
De rechtbank overweegt daaromtrent als volgt.
Op 1 maart 2009 is de Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding in werking getreden. Eén van de uitgangspunten in deze wet is dat ouders die willen scheiden, bij hun verzoek tot echtscheiding een ouderschapsplan moeten overleggen. In artikel 815 Rv staan eisen geformuleerd waaraan een dergelijk ouderschapsplan moet voldoen:
(...)
3. In het ouderschapsplan worden in ieder geval afspraken opgenomen over:
a. de wijze waarop de echtgenoten de zorg- en opvoedingstaken, bedoeld in artikel 247 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, verdelen of het recht en de verplichting tot omgang, bedoeld in artikel 377a, eerste lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek vormgeven;
b. de wijze waarop de echtgenoten elkaar informatie verschaffen en raadplegen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van de minderjarige kinderen;
c. de kosten van de verzorging en opvoeding van de minderjarige kinderen.
4. Het verzoekschrift vermeldt over welke van de gevraagde voorzieningen overeenstemming is bereikt en over welke van de gevraagde voorzieningen een verschil van mening bestaat met de gronden daarvoor. Tevens vermeldt het verzoekschrift op welke wijze de kinderen zijn betrokken bij het opstellen van het ouderschapsplan.
Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de achterliggende gedachte bij het ouderschapsplan is dat ouders bij een voorgenomen echtscheiding vroegtijdig nadenken over de invulling van het ouderschap na de echtscheiding en hierover goede afspraken maken opdat onnodige conflicten nadien worden voorkomen. In de Memorie van toelichting wordt gesproken over "daadwerkelijk controleerbare" afspraken. Hieruit leidt de rechtbank af dat de afspraken in het ouderschapsplan concreet moeten worden ingevuld en dat bij te vaag geformuleerde onderdelen van het ouderschapsplan om concretisering kan worden verzocht.
In casu heeft de rechtbank verzoekers verzocht om een concrete(re) invulling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, de informatie- en consultatieregeling en tevens verzocht te vermelden op welke wijze de minderjarige [zoon] betrokken is bij het opstellen van het ouderschapsplan.
De advocaat van verzoekers heeft de rechtbank vervolgens bericht dat verzoekers niet meer dan een intentie op papier kunnen zetten over de wijze waarop zij in de toekomst invulling willen geven aan hun ouderschap, omdat zij niet kunnen voorzien hoe hun leven gaat verlopen. Zij wensen elkaar te informeren en raadplegen over aangelegenheden betreffende de kinderen zo veel mogelijk als tijdens het huwelijk. Daarom wensen zij het gezamenlijke gezag te behouden. Verder stelt de advocaat dat het niet behoorlijk is om van partijen te verlangen dat met de minderjarige een gesprek zou moeten worden gevoerd over de inhoud van het ouderschapsplan.
De rechtbank is van oordeel dat door ouders met een minderjarige vanaf de leeftijd van 5 jaar in hoofdlijnen en op een bij zijn leeftijd passende wijze kan worden gesproken over het feit dat zij gaan scheiden en wat daarvan de gevolgen zijn voor de minderjarige. Uit de brief van de advocaat blijkt dat in casu met de minderjarige daarover is gesproken.
De rechtbank constateert dat het overgelegde ouderschapsplan ten aanzien van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en de informatie- en consultatieregeling niet voldoet aan de eisen van artikel 815 Rv nu geen sprake is van daadwerkelijk controleerbare afspraken. De rechtbank zal de zaak naar een nader te bepalen terechtzitting verwijzen, teneinde verzoekers hieromtrent te horen.
Verder heeft de advocaat van verzoekers aangevoerd dat verzoekers vrij zijn in de inrichting van hun familie- en gezinsleven en dat inmenging door de rechter in strijd is met internationale verdragen. De rechtbank volgt de advocaat niet in zijn betoog. Gelet op (artikel 8 van) het EVRM staat het ouders in beginsel vrij om hun ouderschap - ook na echtscheiding - in te vullen op de wijze die zij het beste achten. Deze vrijheid is echter niet onbeperkt. Uit de Memorie van toelichting blijkt dat de wetgever heeft beoogd dat "bij een verzoek tot echtscheiding de rechter toetst of de gemaakte afspraken in het belang van het kind zijn. De ambtshalve toets van het belang van het kind is noodzakelijk, omdat bij de totstandkoming van onderlinge afspraken tussen scheidende partijen het mogelijk is dat de eigen belangen van de ouders de overhand krijgen boven die van de minderjarige kinderen". De rechter zal de door partijen gemaakte afspraken met name dienen te toetsen aan (artikel 3 van) het IVRK. Indien de rechter voorshands van oordeel is dat de gemaakte afspraken in strijd zijn met het belang van de minderjarige, zal de rechter om een nadere toelichting vragen of de zaak naar zitting verwijzen om partijen hieromtrent te horen.
In casu is in het ouderschapsplan als uitgangspunt opgenomen dat de minderjarigen de niet-verzorgende ouder zo vaak kunnen bezoeken als zij zelf willen. De rechtbank is van oordeel dat een dergelijke regeling bij jonge kinderen kan leiden tot een loyaliteitsconflict, omdat de kinderen als het ware telkens moeten kiezen voor de ene of de andere ouder. In het algemeen zijn kinderen onder de leeftijd van 14 jaar gebaat bij een concrete regeling die door de ouders is opgesteld. In de voorgestelde regeling wordt het initiatief voor het contact met de niet-verzorgende ouder echter bij de jonge kinderen (3 en 5 jaar) gelegd. De rechtbank wil daarom deze regeling met de ouders bespreken ter terechtzitting, waar ook de zittingsvertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming de rechtbank en de ouders advies kan geven.
Beslissing
De rechtbank:
houdt de behandeling van het verzoek tot echtscheiding met opname van de door verzoekers onderling getroffen regeling van hun betrekkingen na de echtscheiding aan tot de terechtzitting van 15 maart 2010 te 13.15 uur.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.A. van Steen, tevens kinderrechter, bijgestaan door G.B. van de Bunt als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 januari 2010.