Sector civiel recht - voorzieningenrechter
Vonnis in kort geding van 10 februari 2010,
gewezen in de zaak met zaak- / rolnummer: 355171 / KG ZA 09-1757 van:
1. de vereniging Vereniging van Eigenaars van het gebouw Eikenhof,
gevestigd te Alphen aan den Rijn,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid VVE Management B.V.,
gevestigd te Bodegraven,
eiseressen,
advocaat mr. J.F.C. Veelenturf te 's-Hertogenbosch,
1. [gedaagde sub 1],
wonende te [plaats],
2. [gedaagde sub 2],
wonende te [plaats],
3. [gedaagde sub 3],
wonende te [plaats],
gedaagden,
gedaagde sub 1 wordt bijgestaan door advocaat mr. L.C. Blok te Leiden,
gedaagde sub 2 is niet verschenen,
gedaagde sub 3 is in persoon verschenen.
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 27 januari 2010 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
1.1. Eiseres sub 1 is een vereniging van eigenaren van een bedrijvencomplex te Alphen aan den Rijn. Eiseres sub 2 is bestuurster van eiseres sub 1. Gedaagden sub 2 en 3 zijn eigenaar van het appartementsrecht [adres] te Alphen aan den Rijn (hierna het pand). Het pand maakt onderdeel uit van voornoemd bedrijvencomplex. Gedaagde sub 1 is huurster van het pand.
1.2. In de akte van splitsing in appartementsrechten Bedrijfsverzamelgebouw Eikenhof te Alphen aan den Rijn is een reglement vastgesteld. In artikel 17 lid 5 van dat reglement wordt vermeld:
"Het is niet geoorloofd in de appartementsrechten een beroep en/of bedrijf uit te oefenen of te doen uitoefenen dat in strijd is met de goede zeden, waaronder eveneens zal worden verstaan het gelegenheid geven tot het beroepsmatig uitoefenen dat in strijd is met de goede zeden, waaronder eveneens zal worden verstaan het gelegenheid geven tot het beroepsmatig uitoefenen of doen uitoefenen van het gokspel of een beroep of bedrijf uit te oefenen of te doen uitoefen waarbij onredelijke hinder wordt veroorzaakt."
1.3. In een vergadering van eiseressen van 10 september 2009 heeft de vergadering een mandaat aan de bestuurster verstrekt voor het treffen van maatregelen voor het opstarten van een juridische procedure tegen gedaagden.
1.4. Op 16 september 2009 heeft de Gemeente Alphen aan den Rijn een ontwerp besluit genomen. In het zogenoemde "Toelichting op het besluitformulier" is onder meer vermeld:
"Op 9 april 2009 is een aanvraag om ontheffing ontvangen van mevrouw [gedaagde sub 1] ten behoeve van het vestigen van een erotische massagesalon in een bedrijfsverzamelgebouw aan de [adres] te Alphen aan den Rijn. De massagesalon dient aangemerkt te worden als een seksinrichting."(...)
1.5. Bij besluit van 13 oktober 2009 heeft het college van Burgemeester en Wethouders van Alphen aan den Rijn ontheffing verleend van het bestemmingsplan voor het vestigen van een erotische massagesalon (hierna het besluit).
1.6. Gedaagde sub 1 heeft op 1 januari 2010 een massagesalon geopend in het pand. Er worden sport, ontspanning, tantra en erotische massages verzorgd. 70% van de massages zijn erotische massages. Er zijn diverse krantenartikelen gepubliceerd van interviews met gedaagde sub 1 over de vestiging van de massagesalon. Verder adverteert gedaagde sub 1 op het internet en heeft zij een website over de massagesalon.
1.7. Gedaagde sub 1 heeft een schriftelijke verklaring van 21 januari 2010 als bedoeld in artikel 23 van het reglement verstrekt aan gedaagden sub 2 en 3 waarin zij verklaart dat zij zich aan de bepaling van het reglement van splitsing met betrekking tot het bedrijfsverzamelgebouw, de bepalingen van het eventuele huishoudelijk reglement, alsmede eventuele regels als bedoeld in artikel 5:128 BW, voorzover die op haar als gebruiker van de bedrijfsruimte betrekking hebben, zal naleven. Voorts heeft zij in deze verklaring opgemerkt dat het haar naar haar mening vrijstaat om in de betreffende bedrijfsruimte een massagesalon te exploiteren en dat daardoor niet in strijd met het bepaalde in artikel 17 lid 5 van het reglement van splitsing wordt gehandeld, omdat in de huidige tijd niet kan worden volgehouden dat een (erotische) massagesalon in strijd met de goede zeden is.
1.8. Eiseressen zijn in beroep gegaan van het besluit bij de bestuursrechter. Tevens hebben eiseressen een voorlopige voorziening verzocht op grond van artikel 8:81 lid 2 Algemene wet bestuursrecht. Op 25 januari 2010 heeft de behandeling ter zitting plaatsgevonden. De uitspraak zal zijn over twee weken na 25 januari 2010.
2. De vordering, de gronden daarvoor en het verweer
2.1. Eiseressen vorderen - zakelijk weergegeven -
- gedaagde sub 1 te verbieden het pand in gebruik te nemen, althans te gebruiken, als erotische massagesalon, althans als massagesalon waarbij eveneens seksuele handelingen worden verricht, althans te gebruiken in strijd met de wettelijke bepalingen en het reglement zoals vastgesteld bij akte d.d. 7 juni 1999 een en ander op verbeurte van een dwangsom van € 5.000,- per dag, en met machtiging aan eiseressen om bij gebreke van volledige voldoening aan dit verbod binnen twee dagen na betekening van het vonnis, althans binnen een zodanige andere termijn in goede justitie te bepalen, gedaagde sub 1 uit het pand en uit de gemeenschappelijke ruimtes welke toebehoren aan eiseressen te ontruimen met behulp van de sterke arm van politie en justitie en op kosten van gedaagde sub 1;
- gedaagden sub 2 en 3 te verbieden het pand in gebruik te geven aan gedaagde sub 1, althans aan een derde waardoor met het reglement en/of de wet strijdig gebruik zal plaatsvinden een en ander op straffe van een dwangsom en zulks met machtiging aan eiseres om bij gebreke van volledige voldoening aan dit verbod binnen twee dagen na betekening van het vonnis, althans binnen een zodanige andere termijn in goede justitie te bepalen, gedaagde sub 2 en 3 de toegang tot het pand en tot de gemeenschappelijke ruimtes welke toebehoren aan eiseressen te ontzeggen;
- gedaagden hoofdelijk te veroordelen in de kosten van dit geding.
2.2. Daartoe voeren eiseressen het volgende aan.
De activiteiten van de massagesalon vallen onder artikel 17 lid 5 van het reglement. Gedaagden handelen dan ook in strijd met het reglement. Eiseressen hadden bij het vaststellen van dat artikel voor ogen dat onder de zinsnede in strijd met de goede zeden in elk geval activiteiten vallen die gerelateerd zijn aan seksuele handelingen/gedragingen/activiteiten. Dit kan naar objectieve maatstaven uit de omschrijving worden afgeleid. Ook de redelijkheid en billijkheid brengt dit mee. Eiseressen hebben een groot belang bij hun vordering nu haar leden niet geassocieerd willen worden met aan seks gerelateerde bedrijven. Het kan de reputatie van de bedrijven schaden en de aldaar werkzame werknemers een onaangenaam gevoel brengen. Op grond van artikel 5:120 lid 2 en lid 3 Burgerlijk Wetboek is gedaagde sub 1 gehouden zich aan het reglement te houden. Gedaagden sub 2 en 3 handelen in strijd met artikel 17 lid 5 van het reglement via de schakelbepaling van artikel 23 lid 5 van het reglement. In het door eiseressen eerder gebruikte modelreglement was geen bepaling opgenomen overeenkomstig het door eiseressen huidige gebruikte reglement met artikel 17 lid 5, zodat duidelijk is dat eiseressen de bepaling doelbewust hebben opgenomen.
Eiseressen hebben een spoedeisend belang bij hun vorderingen omdat zij willen voorkomen dat de massagesalon in het gebouw wordt gevestigd. Nu gedaagde sub 1 inmiddels de massagesalon heeft geopend, hebben eiseressen nog een groter spoedeisend belang bij hun vorderingen. De leden willen niet geassocieerd worden met een erotische massagesalon omdat dit hun reputatie aantast. Een aantal huurders dreigt hun huurovereenkomst op te zeggen.
2.3. Gedaagden sub 1 en 3 voeren gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
3. De beoordeling van het geschil
3.1. In geschil is of het gebruik van het appartement door gedaagde sub 1 als erotische massagesalon in overeenstemming is met artikel 17 lid 5 van de akte van splitsing en of gedaagde sub 1 het verdere gebruik van het door haar gehuurde appartement door de vereniging van eigenaren kan worden ontzegd.
3.2. Gedaagde sub 2 is niet verschenen en tegen hem wordt verstek verleend. Tussen alle partijen wordt een vonnis gewezen dat als een vonnis op tegenspraak wordt beschouwd.
Voorts merkt de voorzieningenrechter op dat zowel de bestuurster van de VVE als de VVE zelf optreden als eiseressen. Nu eiseres sub 2 een orgaan is van eiseres sub 1 kan zij niet optreden als procespartij en wordt zij niet ontvankelijk verklaard.
3.3. Gedaagde sub 1 heeft betoogd dat geen sprake is van strijd met het reglement nu het gebruik als erotische massagesalon niet in strijd is met de goede zeden als bedoeld in artikel 17 lid 5 van het reglement omdat weliswaar sprake is van een seksinrichting, maar deze inrichting in het onderhavige geval niet een zodanige uitstraling heeft en er voorts ook geen seksuele gemeenschap plaatsvindt. Eiseressen hebben aangevoerd dat evident is dat artikel 17 lid 5 van het reglement nu juist ziet op gebruik als seksinrichting en dat het gebruik door gedaagde sub 1 daarmee in strijd is met het reglement.
3.4. Ter beoordeling staat derhalve hoe artikel 17 lid 5 van het reglement moet worden uitgelegd. Daarbij komt het aan op de objectieve strekking van dit artikel bezien in het licht van de gehele akte van splitsing en het reglement.
Naar voorlopig oordeel kan uit de zinsnede dat geen bedrijf/beroep mag worden uitgeoefend in strijd met de goede zeden worden afgeleid dat in een appartement geen seksinrichting mag worden gedreven. Een seksinrichting wordt in het normale spraakgebruik, en daarmee objectief gezien, immers aangemerkt als een inrichting in strijd met de goede zeden. Gedaagden hebben die uitleg als zodanig ook niet bestreden en blijkens de pleitnota (blz 2) gaat gedaagde sub 1 ook zelf van die uitleg uit.
3.5. Nu ook de gemeente blijkens de ontheffing van 16 september 2009 de erotische massagesalon als een seksinrichting heeft aangemerkt waarvoor ontheffing van het bestemmingsplan noodzakelijk is en gedaagden dat niet hebben betwist, staat vast dat sprake is van een seksinrichting. Daarmee handelen gedaagden in strijd met artikel 17 lid 5 van het reglement. Dat geldt temeer nu het door de gemeente toegestane gebruik als seksinrichting niet beperkt is tot het gebruik als erotische massagesalon.
Aan het vorenstaande doet niet af het betoog van gedaagde sub 1 dat de massagesalon niet de uitstraling heeft van een seksinrichting. Artikel 17 lid 5 van het reglement ziet niet op de uitstraling van een appartement maar op het gebruik ervan. In dat verband acht de voorzieningenrechter van belang dat gedaagde sub 1 heeft erkend dat ongeveer 70% van de massages erotische massages betreft. Bovendien maakt gedaagde sub 1 in de lokale media en op Internet reclame voor haar massagesalon, waarin ook de mogelijkheid van erotische massages expliciet wordt genoemd. Gedaagde sub 1 heeft verder aangegeven dat zij naar een grotere naamsbekendheid streeft om de klantenkring uit te breiden. Daarmee wordt ook naar buiten toe uitgedragen dat sprake is van een seksinrichting.
3.6. De omstandigheid dat gedaagde sub 1 in het appartement heeft geïnvesteerd omdat de gemeente een ontheffing heeft verleend, brengt niet mee dat het gebruik als erotische massagesalon door eiseres sub 1 dient te worden geduld. Bovendien brengt een bestuursrechtelijke ontheffing niet mee dat gedaagde sub 1 daarom in strijd mag handelen met het reglement.
3.7. Nu gedaagde sub 1 heeft aangegeven de verplichtingen van het reglement te zullen naleven, dient zij zich derhalve te onthouden van gebruik van het appartement in strijd met die akte en het reglement. Omdat de gedaagden sub 2 en sub 3 er voor dienen in te staan dat gedaagde sub 1 geen gebruik maakt van het appartement in strijd met het reglement, kan de vordering ook ten aanzien van hen worden toegewezen, echter onder de voorwaarde dat gedaagde sub 1 het pand in gebruik heeft als erotische massagesalon, althans als massagesalon waarbij eveneens seksuele handelingen worden verricht. Wel zal de termijn waarbinnen gedaagden daaraan dienen te voldoen op twee weken gesteld worden nu de termijn van twee dagen de voorzieningenrechter onredelijk kort voorkomt. Het gevorderde verbod voor gedaagden sub 2 en 3 om het pand in gebruik te geven aan een derde waardoor met het reglement en/of de wet strijdig gebruik zal plaatsvinden, voert te ver omdat op dit moment nog niet valt te voorzien om welke derde dat zou gaan en welk gebruik van het appartement gemaakt zal gaan worden.
3.8. De onderdelen van de vorderingen die zien op ontruiming van gedaagde sub 1 en op een toegangsverbod van het appartement voor gedaagden sub 2 en 3 zullen worden afgewezen. Een veroordeling van gedaagden tot het staken van het gebruik in strijd met het reglement op straffe van een dwangsom komt de voorzieningenrechter thans afdoende voor. Het is gedaagde sub 1 immers toegestaan het appartement te gebruiken in overeenstemming met de akte van splitsing en het reglement en ontruiming van het gehuurde door gedaagde sub 1 en het toegangsverbod van het appartement voor gedaagden sub 2 en 3 voert op dit moment te ver.
3.9. Oplegging van een dwangsom, als stimulans tot nakoming van de te geven beslissing, is aangewezen. De op te leggen dwangsom zal worden gemaximeerd. Voorts zal er worden bepaald dat de op te leggen dwangsom vatbaar is voor matiging door de rechter, voor zover handhaving daarvan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, mede in aanmerking genomen de mate waarin aan de veroordeling is voldaan, de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid daarvan.
3.10. Gedaagden zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, hoofdelijk worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
- verklaart eiseres sub 2 niet ontvankelijk;
- verbiedt gedaagde sub 1 te rekenen vanaf twee weken na betekening het pand ([adres] te Alphen aan den Rijn) te gebruiken als erotische massagesalon;
- bepaalt dat gedaagde sub 1 indien zij niet voldoet aan bovenstaand verbod aan eiseres sub 1 een dwangsom van € 5.000,- per dag, zulks tot een maximum van € 100.000,-;
- verbiedt gedaagden sub 2 en 3 te rekenen vanaf twee weken na betekening het pand ([adres] te Alphen aan den Rijn) verder in gebruik te laten bij gedaagde sub 1 als erotische massagesalon;
- bepaalt dat gedaagden sub 2 en 3 indien zij niet voldoen aan het hiervoor genoemde verbod aan eiseres sub 1 een dwangsom van € 5.000,- per dag verbeuren, zulks tot een maximum van € 100.000,-;
- bepaalt dat bovenstaande dwangsommen vatbaar zijn voor matiging op de wijze zoals onder 3.9 is vermeld;
- veroordeelt gedaagden hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn gekweten, in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van eiseres sub 1 begroot op € 1.173,97, waarvan € 816,-- aan salaris advocaat, € 262,-- aan griffierecht en € 95,97 aan dagvaardingskosten;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H.I.J. Hage en in het openbaar uitgesproken op 10 februari 2010.
esk