ECLI:NL:RBSGR:2010:BL4004

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
13 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
333610 / HA ZA 09-974
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van bindend advies van de Geschillencommissie Wonen inzake schade door losgekomen keukenkasten

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 13 januari 2010 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiser] en [gedaagde] over de aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt door losgekomen keukenkasten. [Eiser], eigenaar van een appartementsrecht, had de gedaagde partij aansprakelijk gesteld voor schade die was ontstaan toen de keukenkasten, die in 2004 door [gedaagde] waren geïnstalleerd, loskwamen van de muur. Dit incident vond plaats op 5 april 2007, kort na de levering van het appartementsrecht. De schade aan de keuken en de inboedel werd door een expert vastgesteld op € 11.100,-. Na een bindend advies van de Geschillencommissie Wonen, dat op 25 oktober 2008 was gewezen, waarin de commissie oordeelde dat de kasten te zwaar waren beladen, heeft [eiser] de rechtbank verzocht dit advies te vernietigen.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de Geschillencommissie niet voldoende onderzoek heeft gedaan naar de oorzaken van het voorval en dat het bindend advies niet deugdelijk was gemotiveerd. De rechtbank oordeelde dat de deskundige, die door de Geschillencommissie was ingeschakeld, niet had voldaan aan de verzoeken om nader onderzoek en dat zijn rapport niet meer dan een suggestie bevatte. Hierdoor was de gebondenheid van [eiser] aan het bindend advies naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar.

De rechtbank heeft vervolgens geoordeeld dat [gedaagde] tekortgeschoten was in zijn verplichtingen, omdat de bevestiging van de keukenkasten onvoldoende sterk was. De vordering van [eiser] tot schadevergoeding werd toegewezen, inclusief de wettelijke rente. De rechtbank heeft ook de kosten van het geding aan de zijde van [eiser] begroot en [gedaagde] veroordeeld in deze kosten. Dit vonnis benadrukt het belang van een deugdelijk onderzoek en motivatie bij bindende adviezen van geschillencommissies.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 333610 / HA ZA 09-974
Vonnis van 13 januari 2010
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats eiser],
eiser,
advocaat mr. W.P. den Hertog,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde],
gedaagde,
advocaat mr. O. Diemel.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 11 februari 2009 met producties;
- de conclusie van antwoord met producties;
- het tussenvonnis van 10 juni 2009;
- het proces-verbaal van comparitie van 2 december 2009 en de daarin genoemde stukken.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiser] is eigenaar van het appartementsrecht aan [adres]. De keuken van dit appartement is in 2004 in opdracht van [de toenmalige eigenaar van het appartement], door (medewerkers van) [gedaagde] vervangen.
2.2. Op 5 april 2007, kort na levering van het appartementsrecht, heeft [eiser] de keukenkasten ingeruimd. Daarbij zijn de geschakelde bovenkasten los gekomen van de muur en naar beneden gevallen. Daarbij is schade ontstaan aan het aanrechtblad en aan het in de kasten en in de keuken aanwezige servies. [eiser] heeft [gedaagde] op 12 april 2007 aansprakelijk gesteld voor de schade.
2.3. In opdracht van de verzekeraar van [gedaagde] is een onderzoek uitgevoerd naar het voorval door EMN Expertise. In het rapport van 11 juli 2007 is onder meer opgenomen:
"De keukenkasten zijn aan de achterzijde voorzien van standaard ophangelementen, die over de voornoemde metalen profielen waren aangebracht. De onderzijde van de kasten steunden op de bovenste rij wandtegels. Ter illustratie verwijzen wij naar de fotobijlage, waarop het gehanteerde metalen profiel staat afgebeeld. De foto toont de situatie direct na het incident. Eén van de schroeven is inclusief plug uit de muur gekomen.
De metalen profielen worden standaard met de keuken meegeleverd. De monteur is zelf verantwoordelijk voor de keuze van de schroeven en de pluggen, daar dit afhankelijk is van de ondergrond.
(...)
[medewerker] heeft ons een boekje verstrekt, waarin de installatievoorschriften met betrekking tot de keuken zijn afgebeeld. Op bladzijde 35 staat aangegeven op welke wijze de bovenkasten gemonteerd dienen te worden. Tijdens ons bezoek hebben wij geconstateerd dat verzekerde de kasten heeft opgehangen volgens de betreffende voorschriften.
(...)."
In dit rapport is de totale schade aan keuken en huishoudelijke inboedel voorts vastgesteld op € 11.100,-.
2.4. In opdracht van (de rechtsbijstandverzekeraar van) [eiser] is het voorval onderzocht door HDS Groep. In het rapport van expertise van 14 oktober 2007 is onder meer opgenomen:
"BEVESTIGING
Met de ter plaatse genomen foto's, enkele schroeven en pluggen bezochten Fischer Benelux B.V. te Naarden. Fischer bevestigingstechniek is de fabrikant van de SX8 pluggen die in de keuken van [eiser] voor ophanging van de kasten zijn toegepast. Volgens de productinformatie van Fischer (zie bijgaand blad) heeft de plug SX8 in ongeperforeerd kalksteen een belastingscapaciteit van 60 kg. Op hetzelfde informatieblad staat tevens vermeld dat deze capaciteit alleen wordt gehaald indien:
- een houtdraadschroef met de grootst mogelijke diameter wordt toegepast. (Bij de SX8 is dat ? 6 mm).
- de plug zich met de volle lengte in de dragende ondergrond bevindt.
- de plug zich niet in de voegen (bij metselwerk) bevindt.
Aan deze criteria heeft de montage van de muurbevestiging bij [eiser] niet voldaan.
- er werden spaanplaatschroeven met een diameter van 4,5 mm toegepast (1 schroef ? 5 mm).
- de pluggen zaten vanwege de stuclaag niet over de volle lengte in de steen.
- geen zekerheid dat pluggen niet in de voeg van het metselwerk zaten. Op de foto van de linkerbevestiging is te zien dat de plug deels in de voeg aangebracht was.
Al met de eerste twee van bovengenoemde punten is volgens Fischer Nederland de belastingscapaciteit van de SX8 plug meer dan gehalveerd.
Daarnaast merkt Fischer op dat de 120 cm brede kastrail op drie punten is bevestigd en dat de monteur dit in de grootste opening van de rail heeft gedaan. Hierbij is de kans groot dat er een onevenredige lastverdeling plaatsvindt.
CONCLUSIE
De bevestiging van de rail t.b.v. ophanging van de keukenkasten is onvoldoende met het resultaat dat de "gevulde" keukenkasten losschoten en de genoemde schade is opgetreden. De monteur had, vanwege de evenredige gewichtsverdeling, meer (5) pluggen en bouten per kastrail moeten gebruiken. Aanbevelenswaardig zijn de langere SX8L pluggen, maar essentieel is dat de pluggen zich vol in de steen bevinden, waarin 6 mm? houtdraadbouten. Aan deze criteria is niet voldaan."
2.5. Namens [eiser] is (de verzekeraar van) [gedaagde] voor de schade aansprakelijk gesteld. Omdat (de verzekeraar van) [gedaagde] heeft geweigerd tot vergoeding van de schade over te gaan heeft [gedaagde] de zaak aan de Geschillencommissie Wonen voorgelegd. De Geschillencommissie heeft als deskundige de heer C.H.M. van Gils ingeschakeld. In diens rapport van 18 maart 2008 is onder meer opgenomen:
"Gaarne uw bevindingen en uw vaktechnisch oordeel over de oorzaak van de klacht(en).
Niet meer door mij te beoordelen betreffende de ophanging nieuwe kasten hangen weer en zijn gemonteerd den de ravage is opgeruimd. Rest mij alleen het verhaal van consument en ondernemer en foto's zie ook dossier en schaderapporten. Wel te zien is deuk in de koelkast, vaatwasser en RVS werkblad.
(...)
Ik heb dit in mijn loopbaan, ruim 25 jaar, nog niet meegemaakt. De omschreven ophanging en bevestigingen worden vaak gebruikt, ook de maatvoering. Ook een mogelijkheid is dat bij het vullen van de kast de ophanghaak van de kast is losgekomen van de rail waar de haak in haakt."
2.6. In een tussenadvies van de Geschillencommissie van 30 mei 2008 overwoog de Geschillencommissie onder meer als volgt:
"Op basis van de aanwezige stukken acht de commissie zich nog niet in staat om tot een eindoordeel te komen. De commissie kan in deze, bijvoorbeeld, niet heen om het gegeven dat door beide partijen niet wordt betwist dat de vorige eigenaar van de woning zonder enige problemen gebruik heeft gemaakt van de keuken en dat de keuken niet gebrekkig was. Om te kunnen beoordelen of de ondernemer wel of niet aansprakelijk is heeft de commissie toch behoefte aan een nader deskundigenadvies. Weliswaar heeft de deskundige in zijn rapport aangegeven dat een vaktechnische beoordeling over de oorzaak niet is te gegeven, toch acht de commissie het gewenst dat zij hierover een nader oordeel ontvangt. De exacte oorzaak is niet aan te geven. Het zal hierbij dus gaan om een benadering van de mogelijke oorzaken. Hierbij zijn de bevindingen in de opgestelde expertiserapprten van belang.
(...) Het gaat dan onder meer om de stelling dat het laden van de kasten meer invloed op de belasting heeft en dat andere bevestigingsmethoden niet per definitie fout/onvoldoende zijn. Klopt de stelling van de ondernemer dat, ook voldoet men niet aan de aanbevelingen van Fischer, de bevestiging goed kan zijn en dan meer in het bijzonder de onderhavige constructie goed kan zijn. Daarnaast doet zich de vraag voor of de stelling terecht is, dat als de ondernemer te weinig pluggen en schroeven heeft gebruikt, de kasten ook al eerder, uitgaande van een normaal gebruik, van de muur gekomen zouden zijn.
(...)."
2.7. Naar aanleiding van het tussenadvies heeft HDS Groep zich tot de Geschillencommissie gewend met het aanbod inzage in haar dossier te geven aan de deskundige en een bespreking met een vertegenwoordiger van Fischer Nederland B.V. te beleggen.
2.8. In een aanvullend rapport, dat niet is gedateerd, heeft Van Gils onder meer opgemerkt:
"Zoals in mijn deskundigenrapport van 18 maart 2008 omschreven, is door mij moeilijk een oordeel over de oorzaak te geven, omdat er niks meer te zien was buiten de schade aan de keukenonderdelen.
Met de vaststelling ook door meerdere erkent en de bevestiging wat normaal is voor bovenkastophanging volgens de keukenleverancier en mijn bevindingen van de foto's, kan het haast niet anders dan dat de kasten te zwaar zijn beladen. Elke constructie en/of verbinding heeft altijd een breekpunt.
En als ik dan kijk naar het overzicht en weergave van het ongeval en de foto's lijkt mij de inhoud veel te zwaar voor de bovenkasten. Als er al een maximaal gewicht zou zijn voorgeschreven, lijkt mij dat dit nooit het gewicht zou kunnen zijn van de omschrijvingen, zie voor samenstelling onder overige schade door consument zelf opgesteld:
(...)
Zelfs als er maar 60-70% van het genoemde in de kast stond, lijkt mij dit al teveel en te zwaar. Terwijl de vorige bewoner 3 jaar zonder problemen de kasten hebben gebruikt.
Het omschreven lijkt mij de meest realistische oorzaak."
2.9. In haar bindend advies van 25 oktober 2008 heeft de Geschillencommissie als volgt geoordeeld:
"De commissie heeft het volgende overwogen. Bij tussenadvies is onder meer gevraagd om een nader deskundigenadvies. Het zou hierbij dienen te gaan om een benadering van de mogelijke oorzaken. Immers, de exacte oorzaak is niet (meer) aan te geven. De deskundige is in zijn nadere advies van mening dat de kasten gelet op de geleverde omschrijving veel te zwaar waren beladen. De commissie kan zich vinden in de inhoud van de nadere reactie van de deskundige en sluit haar oordeel aan bij de daarin vastgelegde bevinding."
3. De vordering
3.1. [eiser] vordert, na wijziging van eis waartegen [gedaagde] zich niet heeft verzet, dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, het bindend advies van de Geschillencommissie zal vernietigen en voorts [gedaagde] zal veroordelen tot betaling van € 11.100,- en € 1.048,20, te vermeerderen met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten en een en ander onder veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het geding.
3.2. Aan die vordering legt hij - samengevat weergegeven - ten grondslag dat het bindend advies is gebaseerd op een deskundigenrapport dat naar inhoud en wijze van totstandkoming zo onzorgvuldig is dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat [eiser] aan het bindend advies gebonden is.
3.3. [gedaagde] voert gemotiveerd verweer. Op stellingen en weren van partijen wordt hierna, waar nodig, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Bij beoordeling van de vordering stelt de rechtbank het volgende voorop. Een bindend advies kan blijkens het bepaalde in artikel 7:904 lid 1 BW worden vernietigd indien gebondenheid daaraan in verband met de inhoud of wijze van totstandkoming daarvan in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Dit criterium is in vergelijkbare zin opgenomen in artikel 26 van het Reglement van de Geschillencommissie en vraagt terughoudendheid van de rechter aan wie een bindend advies ter vernietiging wordt voorgelegd. Het gaat er immers niet om dat de rechtbank haar oordeel over de zaak in de plaats stelt van het oordeel van de Geschillencommissie; het gaat erom of gebondenheid aan het oordeel van de Geschillencommissie naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Dat brengt mee dat voor vernietiging van een bindend advies slechts ruimte is indien de inhoud of de wijze van totstandkoming van het bindend advies ernstige gebreken vertoont. Voor vernietiging is geen ruimte indien de grenzen waarbinnen redelijk denkende mensen van mening kunnen verschillen, niet zijn overschreden. Niettemin zal getoetst moeten worden of de fundamentele beginselen van procesrecht, waartoe behoren de eis dat de beslissing op een deugdelijk onderzoek gebaseerd dient te zijn en dat de beslissing voldoende gemotiveerd dient te zijn, in acht zijn genomen.
4.2. Met inachtneming van de voorgeschreven terughoudendheid is de rechtbank van oordeel dat het bindend advies de hierboven weergegeven toets niet kan doorstaan. Aan dat oordeel ligt in het bijzonder ten grondslag dat de Geschillencommissie in haar tussenadvies heeft overwogen nog niet in staat te zijn tot een oordeel te komen. Daarom heeft zij aan de door haar ingeschakelde deskundige een aantal concrete aanwijzingen en vragen voorgelegd. De rechtbank stelt vast dat die concrete aanwijzingen en vragen door de deskundige (ook) in zijn aanvullend rapport niet zijn beantwoord. Het gaat dan in het bijzonder om het gevraagde nadere onderzoek naar "de stelling dat het laden van de kasten meer invloed heeft op de belasting en dat andere bevestigingsmethoden niet per definitie fout/onvoldoende zijn" en het nadere onderzoek naar de vraag of de kasten, als juist is de stelling dat te weinig pluggen en schroeven zijn gebruikt, al eerder van de muur zouden zijn gekomen. De Geschillencommissie heeft voorts aangegeven dat de deskundige, bij benadering van de mogelijke oorzaken, de opgestelde expertiserapporten "van belang" moet achten. Het eindrapport van Van Gils bevat evenwel niet meer dan een uitgesproken vermoeden dat de kasten te zwaar beladen zijn geweest. Dat Van Gils enig onderzoek heeft gedaan naar de hierboven weergegeven vragen van de Geschillencommissie blijkt niet. In het bijzonder blijkt niet dat Van Gils enig belang heeft gehecht aan de deskundigenrapporten van EMN en HDS, terwijl de Geschillencommissie dat juist aan hem had gevraagd.
4.3. Door niettemin en ondanks het tussenadvies genoegen te nemen met het eindrapport van Van Gils, dat, als overwogen, niet meer bevat dan een onvoldoende onderbouwde suggestie ten aanzien van de oorzaak, en het bindend advies daarop te baseren heeft de Geschillencommissie het fundamentele beginsel dat een beslissing op een deugdelijk onderzoek gebaseerd behoort te zijn uit het oog verloren en moet in het verlengde daarvan worden geconcludeerd dat de beslissing niet deugdelijk is gemotiveerd. Die conclusie volgt mede daaruit dat de Geschillencommissie in het tussenadvies heeft overwogen op dat moment nog niet tot een oordeel te kunnen komen. Onduidelijk is waarom zij dat na het aanvullend rapport van Van Gils wel kon. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de beslissing van de Geschillencommissie het karakter van rechtspraak heeft, zodat daaraan hoge eisen moeten worden gesteld. Haar afwijzing van de klacht kon, na hetgeen in het tussenadvies was overwogen, dan ook niet op het eindrapport van Van Gils worden gebaseerd.
4.4. Anders dan [gedaagde] neemt de rechtbank wel degelijk belang van [eiser] bij vernietiging van het bindend advies aan. Dat de Geschillencommissie de klacht van [eiser] zou hebben afgewezen indien zij de hierboven omschreven fundamentele beginselen van procesrecht in acht zou hebben genomen staat geenszins vast en is, gelet op hetgeen hierna over de inhoud van de zaak zal worden overwogen, ook niet aannemelijk.
4.5. Reeds op grond van het bovenstaande moet worden geoordeeld dat gebondenheid van [eiser] aan het bindend advies naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. De klachten die [eiser] heeft over de wijze van totstandkoming van de deskundigenrapporten zal de rechtbank dan ook verder onbesproken laten.
4.6. [eiser] heeft voorts gevorderd dat de rechtbank [gedaagde] tot vergoeding van de door hem geleden schade zal veroordelen. De rechtbank heeft die bevoegdheid op grond van het bepaalde in artikel 7:904 lid 2 BW.
4.7. Bij inhoudelijke beoordeling van de vordering neemt de rechtbank tot uitgangspunt dat tussen partijen niet in geschil is dat [eiser] ten opzichte van [gedaagde] in de positie van de vorige eigenaar van het appartement is getreden. De rechtbank neemt voorts tot uitgangspunt dat stelplicht en bewijslast van de door [eiser] aangevoerde oorzaak van het voorval op [eiser] rusten.
4.8. [eiser] beroept zich in dit verband op het onderzoek van HDS, waaruit volgt dat de kasten met gebruikmaking van onjuiste materialen en op onjuiste wijze aan de muur zijn bevestigd. De rechtbank acht dit rapport, dat inhoudelijk niet voldoende gemotiveerd is weersproken, op zichzelf voldoende overtuigend om de conclusies die [eiser] trekt, te kunnen dragen. Het daar tegenover gevoerde betoog van [gedaagde] dat het gebruik van de voorgeschreven schroeven leidt tot het scheuren van de pluggen kent geen onderbouwing, zodat daaraan voorbij moet worden gegaan, terwijl zijn betoog dat Fischer zelf schroeven van 4,5 tot 6 mm adviseert uitgaat van een onjuiste lezing van het gegevensoverzicht waarop [gedaagde] zich beroept.
4.9. Tegenover dit rapport van HDS heeft [gedaagde] zich voorts beroepen op het rapport van EMN, maar dat beroep faalt reeds nu het rapport van EMN weliswaar als conclusie heeft dat de keukenkasten zijn opgehangen volgens de betreffende voorschriften, maar ook aangeeft dat de te gebruiken schroeven en pluggen niet in die voorschriften zijn opgenomen nu die mede afhankelijk zijn van de ondergrond.
4.10. [gedaagde] heeft voorts nog betoogd dat de kasten naar beneden zijn gevallen omdat [eiser] daaraan met zijn hele gewicht zou zijn gaan hangen. Die suggestie kent geen enkele onderbouwing, zodat de rechtbank daaraan geen waarde hecht.
4.11. [gedaagde] heeft zich beroepen op de conclusie van Van Gils dat de keukenkasten te zwaar beladen zouden zijn. Hierboven is reeds overwogen dat die conclusie niet meer is dan een suggestie. [eiser] heeft daarbij terecht aangevoerd dat er geen maximum-belasting is voorgeschreven terwijl de rechtbank daarbij van oordeel is dat een keukenkast zodanig bevestigd dient te zijn dat hij is opgewassen tegen belading met servies. Dat [eiser] iets anders dan het gebruikelijk in keukenkasten op te bergen servies daarin heeft willen plaatsen is gesteld noch gebleken.
4.12. Het gegeven dat de keukenkasten drie jaar aan de muur hebben gehangen kan op zichzelf aan het bovenstaande niet afdoen. Weliswaar moet daaruit worden afgeleid dat de bevestiging was opgewassen tegen de belading door de vorige eigenaar van het appartement, maar nu, zoals hierboven overwogen, gesteld noch gebleken is dat [eiser] iets anders in de keukenkasten heeft willen opbergen dan waarop die kasten berekend behoren te zijn, kan het feit dat de kasten - gelukkigerwijs - drie jaar aan de muur zijn blijven hangen niet afdoen aan de conclusie dat de constructie onvoldoende deugdelijk was.
4.13. Het bovenstaande brengt mee dat voldoende aannemelijk is geworden dat de bevestiging van de keukenkasten onvoldoende sterk was. [gedaagde] is daarmee tekortgeschoten in de op hem rustende verplichtingen en is aansprakelijk voor de schade die daardoor is ontstaan. Dat brengt mee dat de vordering van [eiser] dient te worden toegewezen. De hoofdsom van € 11.100,- is niet betwist en komt voor toewijzing in aanmerking. De daarover gevorderde rente is op grond van het bepaalde in artikel 6:119 jo 6:83 onder b BW in elk geval als gevorderd toewijsbaar vanaf 12 april 2007.
4.14. [eiser] vordert voorts betaling van € 1.048,20 in verband met de kosten van inschakeling van HDS Groep. De hoogte van dit bedrag volgt uit een factuur van 16 oktober 2007, terwijl de door HDS Groep verrichte werkzaamheden zijn te beschouwen als werkzaamheden gericht op vaststelling van de aansprakelijkheid. De kosten daarvan komen in beginsel voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank deelt niet het oordeel van [gedaagde] dat die kosten niet redelijk zijn gelet op het belang van de zaak. Voor de verzochte matiging van deze kosten is geen grond. De over dit bedrag gevorderde wettelijke rente is niet weersproken en zal worden toegewezen als gevorderd.
4.15. Ten aanzien van de overige gevorderde buitengerechtelijke kosten hanteert de rechtbank als uitgangspunt dat voor vergoeding slechts die werkzaamheden in aanmerking komen die meer hebben omvat dan het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier en het - eventueel herhaaldelijk - versturen van een sommatie. Dat dergelijke - andere - kosten zijn gemaakt is onvoldoende gesteld, zodat de daarop betrekking hebbende vordering zal worden afgewezen.
4.16. [gedaagde] zal als grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het geding worden veroordeeld.
5. De beslissing
De rechtbank
- vernietigt het bindend advies van de Geschillencommissie Wonen dat op 25 oktober 2008 is gewezen onder dossiernummer WON07-1466;
- veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 11.100,-, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 april 2007 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 1.048,20, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 oktober 2007 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding aan de zijde van [eiser] begroot op € 409,89 aan verschotten en op € 904,- aan salaris van de advocaat;
- verklaart dit vonnis voor zover het veroordelingen betreft uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. van der Helm en in het openbaar uitgesproken op 13 januari 2010.