ECLI:NL:RBSGR:2010:BL4389

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
10 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 10/2782
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.T.H. Zimmerman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vreemdelingenbewaring en schadevergoeding na overschrijding van de maximale verblijfsduur in politiecel

In deze zaak heeft eiseres, van (gestelde) Iraakse nationaliteit, schadevergoeding gevorderd omdat zij niet binnen vijf dagen is overgeplaatst van de politiecel naar het detentiecentrum. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 3 februari 2010, waarbij eiseres in persoon aanwezig was, bijgestaan door haar gemachtigde, mr. M.J.M. Peeters. De verweerder, vertegenwoordigd door mr. K.E.V.M.P. van der Velde, stelde dat eiseres op de vijfde dag is overgeplaatst, en dat er geen sprake is van overschrijding van de maximale verblijfsduur van 120 uur in een politiecel.

De rechtbank heeft aansluiting gezocht bij een eerder vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Haarlem, waarin is bepaald dat vreemdelingen niet langer dan 120 uur in vreemdelingenbewaring in een politiecel mogen worden gehouden. Eiseres was op 21 januari 2010 om 20.45 uur in bewaring gesteld en op 26 januari 2010 overgeplaatst naar het detentiecentrum Zeist. De rechtbank oordeelde dat, gezien de mededeling van de verweerder dat overplaatsingen doorgaans in de ochtend plaatsvinden, het niet aannemelijk is dat eiseres pas na 20.45 uur op 26 januari is overgeplaatst. Hierdoor is er geen grond voor het oordeel dat de termijn van 120 uur is overschreden.

De rechtbank concludeert dat de vrijheidsontnemende maatregel rechtmatig is toegepast en dat er geen gronden zijn voor schadevergoeding. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Deze uitspraak is gedaan door mr. J.T.H. Zimmerman, voorzitter, en is openbaar uitgesproken op 10 februari 2010. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE
Sector Bestuursrecht
Zittinghoudende te Amsterdam
zaaknummer: AWB 10/2782
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken
V-nr: *
in het geding tussen:
eiseres [naam], van (gestelde) Iraakse nationaliteit,
gemachtigde: mr. M.J.M. Peeters, advocaat te Amsterdam
en:
de staatssecretaris van Justitie, verweerder,
gemachtigde: mr. K.E.V.M.P. van der Velde, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie.
1. Procesverloop
Op 21 januari 2010 is eiseres op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000 in bewaring gesteld.
Bij beroepschrift van 22 januari 2010 heeft eiseres beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder tot oplegging van de vrijheidsontnemende maatregel. Daarbij heeft zij opheffing van de maatregel tot bewaring gevorderd alsmede toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep behandeld ter openbare zitting van 3 februari 2010. Eiseres is aldaar in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn voornoemde gemachtigde. Tevens was ter zitting aanwezig M. Essebai als tolk in de Arabische taal. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
2. Overwegingen
1. Eiseres voert aan dat zij niet binnen vijf dagen is overgeplaatst van de politiecel naar het detentiecentrum, zodat sprake is van schending van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM). Eiseres wijst hierbij op een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Haarlem van 20 maart 2009 (LJN: BH6928) en een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Utrecht van 2 oktober 2010 (LJN: BJ9815), waarin is geoordeeld dat een verblijf van vreemdelingen langer dan vijf dagen strijdig is met voormeld artikel, tenzij zwaarwegende belangen een verdergaande inbreuk op de rechten van de vreemdeling rechtvaardigen. Tevens voert eiseres aan dat verweerder onvoldoende voortvarend heeft gehandeld, nu hij meer had kunnen doen met de gegevens vermeld op de overgelegde stadspas van de stad Brussel en met de opgegeven adresgegevens.
2. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres vijf dagen in een politiecel heeft verbleven en op de vijfde dag is overgeplaatst, zodat geen sprake is van overschrijding van de maximale verblijfsduur. Overplaatsing naar een huis van bewaring gebeurt doorgaans in de ochtend. Tevens stelt verweerder voldoende voortvarend te hebben gehandeld, nu de persoonsgegevens van eiseres op verschillende manieren zijn nagetrokken en niet is gebleken van een Belgische nationaliteit of verblijfsrecht in België. Eiseres heeft van verweerder de gelegenheid gekregen tot 8 februari 2010 haar gestelde nationaliteit of verblijfsrecht aan te tonen, waarna verweerder vervolgacties zal ondernemen.
De rechtbank overweegt het volgende.
3. Ingevolge artikel 5.4, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000, voor zover thans van belang, wordt de bewaring op grond van artikel 59 van de Vw 2000 ten uitvoer gelegd op een politiebureau, een cel van de Koninklijke marechaussee, in een huis van bewaring of een ruimte als bedoeld in artikel 6, tweede lid, of artikel 58, eerste lid, van de wet. Indien de tenuitvoerlegging van de bewaring een aanvang neemt op een politiebureau, wordt deze ingevolge het tweede lid van voormeld artikel zodra dit redelijkerwijs mogelijk is, voortgezet in een huis van bewaring.
4. In het vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Haarlem van 20 maart 2009 (LJN: BH6928), voor zover thans van belang, is het de Staat verboden vreemdelingen langer dan 120 uur in vreemdelingenbewaring te houden in een politiecel. De voorzieningenrechter heeft hierbij overwogen dat, zoals de Staat tot op heden het beleid hanteert dat op grond van bijzondere omstandigheden of zwaarwegende belangen van de termijn van tien dagen kan worden afgeweken (paragraaf A5/5.3.6.1 Vreemdelingencirculaire (Vc) 2000), de Staat op die gronden in uitzonderingsgevallen ook van de termijn van 120 uur zal kunnen afwijken, in die zin dat zwaarwegende belangen een verdergaande inbreuk op de rechten van de vreemdeling ex artikel 8 EVRM rechtvaardigen. Van bijzondere omstandigheden of zwaarwegende belangen is in elk geval geen sprake in geval van onvoldoende capaciteit of nader onderzoek naar de identiteit van de vreemdeling (vgl. paragraaf A5/5.3.6.1 Vc 2000).
5. Vast staat dat eiseres op 21 januari 2010 om 20.45 uur in bewaring is gesteld in het Cellenhuis Noord-West te Amsterdam. Tevens staat vast dat zij op 26 januari 2010 is overgeplaatst naar het detentiecentrum Zeist. Gelet op verweerders mededeling ter zitting dat overplaatsing naar een huis van bewaring doorgaans in de ochtend plaatsvindt, en de rechtbank het niet aannemelijk acht dat eiseres op 26 januari eerst na 20.45 uur is overgeplaatst, bestaat er geen grond voor het oordeel dat de termijn van 120 uur is overschreden.
6. De rechtbank stelt vast dat verweerder op basis van de verklaring van eiseres dat zij een verblijfsrecht in België heeft, dan wel de Belgische nationaliteit heeft, heeft onderzocht of zij bekend is in België. Onderzoeken via het Gemeenschappelijk Grens Coördinatiecentrum, het Bureau Dublin en de Belgische ambassade in Den Haag hebben niets opgeleverd. Naar het oordeel van de rechtbank maakt de enkele omstandigheid dat verweerder tot nu toe nog geen onderzoek heeft gedaan naar de overgelegde stadspas, gelet op de overige onderzoeken die verweerder heeft verricht, niet dat verweerder onvoldoende voorvarend heeft gehandeld. De rechtbank betrekt hierbij dat eiseres heeft gesteld dat haar documenten in een kast in België liggen en zij deze documenten tot op heden niet heeft laten overkomen. De enkele omstandigheid dat de kast is afgesloten en de sleutel in haar bezit is doet hier niets aan af, nu van eiseres kan worden verwacht dat zij al het mogelijke doet om de documenten uit België te laten overkomen, bijvoorbeeld via haar aldaar aanwezige verloofde. Verweerder geeft haar daartoe tot 8 februari 2010 gelegenheid, waarna een laissez-passer traject wordt gestart.
4. Na beoordeling van de door of namens eiseres naar voren gebrachte beroepsgronden, concludeert de rechtbank dat de toepassing noch de tenuitvoerlegging van de vrijheidsontnemende maatregel in strijd is met de wet en dat deze bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid gerechtvaardigd is te achten. De rechtbank verklaart het beroep dan ook ongegrond.
5. Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank geen gronden aanwezig om toepassing te geven aan artikel 106 van de Vw 2000 of artikel 8:75 van de Awb.
3. Beslissing
De rechtbank
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.T.H. Zimmerman, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Bosman, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 10 februari 2010.
Afschrift verzonden op:
Conc.: MB
Coll:
D: B
VK
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open op de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage). De termijn voor het instellen van hoger beroep bedraagt één week. Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.