Parketnummer 09/665407-09
Datum uitspraak: 16 maart 2010
De politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1960,
[adres]
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 2 maart 2010.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.A.M. Eijgenraam en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
zij op één of meerdere tijdstippen in de periode van 1 september 2009 tot en
met 7 november 2009 te 's-Gravenhage als houder van een of meer dieren, te
weten twee, althans één of meer paard(en) en/of pony(`s), aan dat/die dier(en)
de nodige verzorging heeft onthouden, immers heeft zij dat/die paard(en)
en/of pony(`s)
- gehuisvest op een perceel grond waarvan (een gedeelte van) de
bodem (volledig) bedekt was met een (dikke) laag modder en/of mest en/of
- waarvan de afrastering bestond uit diverse hekken van traliewerk die
gedeeltelijk met strotouwtjes aan elkaar gebonden waren, welke manier van
omheinen kan leiden tot verwondingen bij dat/die paard(en) en/of pony(`s);
- als enige overdekte (nacht)onderkomen een roestige zeecontainer zonder droge
ligplaats en/of bedekt met mest gegeven;
- hooi uit een hooinet gevoerd, waardoor een deel van het hooi in de modder
viel, waardoor het/de paard(en) en/of de pony(`s) kans liep(en) op zandkoliek
en/of worminfectie;
art 37 Gezondheids- en welzijnswet voor dieren
zij op een of meer tijdstippen in de periode van 1 september 2009 tot en met 7 november 2009 te 's-Gravenhage, zonder redelijk doel, (opzettelijk) de gezondheid en/of het welzijn van dieren, te weten van twee, althans één of meer paarden en/of pony's, heeft benadeeld, immers heeft zij toen aldaar die/dat paar(en) en/of pony('s):
- zodanig gehuisvest, dat die/dat paard(en) en/of die pony('s) niet, althans onvoldoende, de beschikking hadden over een droge en/of zindelijke lig-en/of staanplaats en/of
- gehuisvest op een perceel grond waarvan (een gedeelte van de) de bodem (volledig) bedekt was met een (dikke) laag modder en/of mest en/of
- gehuisvest op een perceel met een afrastering waaraan die/dat paard(en) en/of pony('s) zich konden verwonden en/of
- hooi uit een hooinet gevoerd, waardoor een deel van het hooi in de modder viel, waardoor het/de paard(en) en/of de pony('s) zandkoliek en/of een worminfectie konden oplopen;
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte in de tenlastegelegde periode aan 2 pony's de nodige verzorging heeft onthouden door de erbarmelijke wijze waarop deze dieren door haar waren gehuisvest en de wijze waarop deze pony's van voedsel werden voorzien.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte dit feit, het eerste cumulatief op de dagvaarding, heeft begaan, het aan dieren onthouden van de nodige verzorging.
3.2 Het standpunt van de verdediging.
Verdachte heeft in deze zaak ter verdediging aangevoerd dat zij haar pony's goed verzorgt en dat de modder waarin de dieren staan voor hen niet nadelig is. De dieren worden gevoed vanuit hooiruiven en hooi dat op de grond valt, wordt door hen niet gegeten. In de zeecontainer die op deze paddock staat, kunnen zij droog staan en liggen. De politie was niet bevoegd deze pony's in beslag te nemen, dat mag alleen in het bijzijn van een dierenarts. De omheining van deze paddock bestaat uit stalen hekken waaraan de pony's zich niet kunnen verwonden. Wat er in de dagvaarding staat over strotouwtjes slaat niet op deze paddock. Ik wil mijn paarden terug hebben.
3.3 De beoordeling van de tenlastelegging
Alvorens te komen tot een beoordeling van de tenlastelegging dienen een aantal zaken in ogenschouw te worden genomen.
Door opsporingsambtenaren van de dienst levende have van de politie Haaglanden is in deze zaak een proces-verbaal met nummer 2009013297-2 opgemaakt. Het omvat 42 pagina's. Dit proces-verbaal wordt in het vervolg aangeduid als PV. Een aanvullend proces-verbaal met nummer PL15A2 2009013297-6, met een omvang van 6 pagina's, is later opgemaakt en toegevoegd aan het dossier. Dit proces-verbaal wordt in het vervolg aangeduid als APV,
Wat aan het PV opvalt, is dat slechts een klein deel daarvan geschikt is om tot het bewijs in de onderhavige zaak te dienen. Verbalisanten hebben het nodig geacht alle eerder opgemaakte processen verbaal tegen deze verdachte inzake overtreding van artikel 36/37 (samenhangend met het houden van paarden/pony's) van de Gezondheids- en Welzijnswet voor dieren (verder aan te duiden als Welzijnswet) op te nemen. Daarmee wordt de indruk gewekt dat verdachte op dit gebied een stevig strafrechtelijk verleden zou hebben, hetgeen niet zo is. Uit het uittreksel justitiële documentatie ten name van verdachte blijkt dat zij een aantal keren is vrijgesproken van de verdenking van overtreding van de artikelen 36/37 van de welzijnswet. In één welzijnszaak, die niet het houden van paarden betrof maar het onthouden van verzorging van een kat, is de uitspraak vanwege het door verdachte ingestelde hoger beroep nog niet onherroepelijk. Het PV is, naar het oordeel van de rechtbank ten nadele van verdachte in hoge mate suggestief en dient met grote terughoudendheid te worden beschouwd.
Uit het PV zijn de volgende onderdelen bruikbaar voor het bewijs:
De processen verbaal van bevindingen en inbeslagneming, p. 4 - 14;
De verklaring van de dierenarts, opgenomen op pag. 33 die door de rechtbank wordt beschouwd als een ander schriftelijk stuk en voor het bewijs slechts bruikbaar in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen;
De fotoreportage op pag. 34 t/m 42.
De door verdachte op 7 november 2009 ten overstaan van verbalisant Rangelrooij afgelegde verklaring is, hoewel verdachte de juistheid van deze verklaring ter terechtzitting betwist, naar het oordeel van de rechtbank, bruikbaar voor het bewijs. Dat verdachte deze verklaring niet heeft ondertekend, doet aan de bruikbaarheid daarvan niet af.
Het APV betreft een op verzoek van de officier van justitie opgemaakt proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot de conditie paddock waar verdachte eerder genoemde pony's hield op 20 januari 2020 (ruim twee maanden na datum constatering overtreding) Voor zover dit proces-verbaal en de daarbij gevoegde foto's betrekking hebben op de paddock met de zeecontainer is het bruikbaar voorde overtuiging, maar niet voor het bewijs. Observatie en foto's vallen immers buiten de tenlastegelegde periode. De foto's van de hoeven van een pony in de andere paddock zijn in deze zaak op geen enkele wijze bruikbaar. Zij hebben geen betrekking op de thans aan de orde zijnde dagvaarding.
In de media is aan deze zaak veel aandacht besteed. Verdachte is zonder enige terughoudendheid opgevoerd als paardenbeul en veroorzaakster van paardenleed. Ook die omstandigheid werkt niet in het voordeel van verdachte. Zij lijkt veroordeeld zonder dat enige vorm van recht is gesproken.
Met betrekking tot de tenlastelegging:
In het proces-verbaal van bevindingen1 constateren verbalisanten dat op 6 november 2009 twee pony's zijn gehuisvest in een paddock met een zeecontainer aan de [adres] te Den Haag. Het oppervlak van deze paddock bestond uit een dikke laag ( 20-30 centimeter) modder/mest en water. Ook de zeecontainer die als schuilplaats/onderdak voor deze dieren moest dienen stond in de modder en ook in die ruimte was er voor de dieren geen gelegenheid om droog te staan dan wel te liggen.
Deze bevindingen worden ondersteund door een inspectie door de dierenarts P.M. Derijks die op 7 november 2009 de pony's op locatie heeft geïnspecteerd.2 De dierenarts constateert de pony's tot in hun spronggewrichten in een combinatie van mest en modder moesten staan. In de zeecontainer trof de dierenarts geen enkele droge ligplaats aan als gevolg van de daar aanwezige mest en modder. De als bijlage bij het proces-verbaal gevoegde foto's3 bevestigen dit beeld. De conclusie van de dierenarts luidt dat de dieren er in eerste instantie niet ondervoed of verwond uitzagen maar dat er wel degelijk sprake is van aantasting van het dierenwelzijn voor wat betreft de huisvesting en verzorging van deze dieren.4
Verdachte verklaart5 dat zij het niet eens is met de Welzijnswet waar deze wet vereist dat voor dieren een schone en droge plaats ter beschikking dient te zijn. Verdachte verklaart ook zich ervan bewust te zijn dat haar paarden voortdurend in de zware drab staan, maar dat de huisvesting van de dieren haars inziens desalniettemin voldoende is.
Op grond van bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat het als eerste cumulatief tenlastegelegde, overtreding van artikel 37 van de welzijnswet, wettig en overtuigend bewezen kan worden. Onder verzorging, zoals opgenomen in artikel 37 van deze wet valt naar het oordeel van de rechtbank zonder meer te verstaan het voorzien in goede omstandigheden waarin dieren worden gehouden en zijn ondergebracht. Het vochtige en smerige terrein aan de [adres] waar verdachte haar pony's hield, kan niet worden aangemerkt als een juiste en met voldoende verzorgingsmogelijkheden geborgde plaats om dieren te huisvesten.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
zij op in de periode van 1 september 2009 tot en met 7 november 2009 te 's-Gravenhage als houder van dieren, te weten twee pony`s, aan die dieren de nodige verzorging heeft onthouden, immers heeft zij pony`s
- gehuisvest op een perceel grond waarvan de bodem volledig bedekt was met een dikke laag modder en mest en
- waarvan de afrastering bestond uit diverse hekken van traliewerk die
gedeeltelijk met strotouwtjes aan elkaar gebonden waren, welke manier van
omheinen kan leiden tot verwondingen bij die pony`s;
- als enige overdekte (nacht)onderkomen een roestige zeecontainer zonder droge
ligplaats en bedekt met mest gegeven;
4. De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
5. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van omstandigheden die haar strafbaarheid uitsluiten.
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte dit feit, het eerste cumulatief op de dagvaarding, heeft begaan. Aan verdachte zou een gevangenisstraf voor de duur van twee weken voorwaardelijke met een proeftijd van 2 jaar moeten worden opgelegd met als bijzondere voorwaarde een verbod om gedurende de proeftijd paarden en pony;'s te houden zonder uitdrukkelijke toestemming van de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming. Voorts zouden de in beslag genomen pony's verbeurd moeten worden verklaard.
6.2. Het standpunt van de verdediging
Verdachte stelt zich op het standpunt dat zij niets verkeerd heeft gedaan en dat zij haar pony's goed heeft verzorgd. Zij moet worden vrijgesproken en haar pony's dienen te worden teruggegeven.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft aan een tweetal pony's de nodige verzorging onthouden door hen onder te brengen op een plaats die kan niet worden aangemerkt als een juiste en met voldoende verzorgingsmogelijkheden geborgde plaats om dieren te huisvesten. Er was voor de dieren geen plaats om droog te staan dan wel te liggen.
Aldus heeft zij het belang geschonden dat de wet beoogt te beschermen, te weten het welzijn van de dieren. De wetgever heeft ervoor gekozen deze verbodsbepaling af te splitsen van het verbod op dierenmishandeling. Waar dierenmishandeling wordt afgezet tegen een al dan niet te bereiken doel is er volgens de wetgever geen enkel doel dat het onthouden van nodige verzorging als middel heiligt.6 De rechtbank rekent het verdachte aan dat zij zich boven de wet stelt en zich weinig aantrekt van de kritiek die bestaan op de wijze waarop zij haar pony's houdt. Zij heeft evenmin oog voor de, zij het op beperkte schaal, maatschappelijke onrust die door haar gedrag wordt veroorzaakt. Indien iemand dieren wil houden, maar niet in staat is dat te doen volgens de normen van de Welzijnswet, dient naar het oordeel van de rechtbank te worden afgezien van het houden van dieren. Dat klemt te meer als het niet naleven van die normen berust op een bewuste keuze zoals in de onderhavige zaak.
De officier van justitie heeft gevorderd dat als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke veroordeling aan verdachte het verbod moet worden opgelegd om gedurende de proeftijd zonder uitdrukkelijke toestemming van de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming paarden en pony's te houden. De rechtbank zal de officier van justitie hierin niet volgen. Dat zou anders zijn geweest indien verdachte als recidivist zou kunnen worden aangemerkt. Zoals gezegd is verdachte een keer eerder, maar nog niet onherroepelijk, veroordeeld wegens overtreding van artikel 37 van de Welzijnswet. Die veroordeling zag echter op een totaal andere omstandigheid dan de onderhavige zaak.
Uit een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 23 november 2009 blijkt dat verdachte niet eerder onherroepelijk veroordeeld is voor soortgelijke feiten.
7. De inbeslaggenomen goederen
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst, die als bijlage aan dit vonnis is gehecht) genoemde voorwerpen zullen worden verbeurdverklaard.
7.2 Het standpunt van de verdediging
Verdachte is van mening dat de pony's niet in beslag genomen hadden mogen worden en dat de pony's aan haar teruggegeven dienen te worden.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
De politierechter zal de op de beslaglijst onder 1 en 2 genummerde voorwerpen, verbeurdverklaren. Deze voorwerpen zijn voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien deze voorwerpen aan verdachte toebehoren en met betrekking tot deze voorwerpen het bewezenverklaarde feit is begaan.
8. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 33, 33a van het Wetboek van Strafrecht;
- 37, 121 en 122 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9. De beslissing
De politierechter,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij dagvaarding eerste cumualtief/alternatief ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
overtreding van artikel 37 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken;
bepaalt, dat straf niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
verklaart verbeurd de op de beslaglijst onder 1 en 2 genummerde voorwerpen, te weten: een pony (bonte merrie) en een pony (palomino).
Dit vonnis is gewezen door
mr. De Graaff, politierechter,
in tegenwoordigheid van mr. Den Braber, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de politierechter in deze rechtbank van 16 maart 2010.
mr. Den Braber is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
1 PV. pagina 10.
2 PV. pagina 33
3 PV. pagina 34 t/m 42.
4 PV. pagina 33.
5 PV. pagina 15, 16.
6 Kamerstukken II 1984/85, 16447, nr. 7, p.31.