ECLI:NL:RBSGR:2010:BL8117

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
19 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/757617-09
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van der Poort-Schoenmakers
  • A. Spros
  • J. Bastein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen, oplichting en verduistering door verdachte en medeverdachte in de autobezitsector

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 19 maart 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen verdachte [verdachte] en zijn broer [broer]. De zaak betreft meerdere strafbare feiten, waaronder witwassen, oplichting en verduistering. De verdachte en zijn broer hebben zich in de periode van 1 januari 2008 tot en met 13 juni 2009 schuldig gemaakt aan het witwassen van een Mercedes en een Bentley, alsook aan het verduisteren van gehuurde vorkheftrucks en het oplichten van autobedrijven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de broers zich als bonafide autohandelaren hebben voorgedaan om auto’s te verkrijgen zonder deze daadwerkelijk te betalen. Dit gebeurde door een samenweefsel van verdichtsels, waarbij ze de indruk wekten dat ze de koopprijs direct zouden overmaken. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarbij rekening is gehouden met zijn eerdere strafbare feiten en de ernst van de gepleegde delicten. De rechtbank heeft ook vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, die schade hebben geleden door de oplichtingen en verduisteringen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele ten laste gelegde feiten, waaronder het voorhanden hebben van een vuurwapen, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij op de hoogte was van de aanwezigheid van het wapen.

Uitspraak

RECHTBANK ‘S-GRAVENHAGE
Sector Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/757617-09
Datum uitspraak: 19 maart 2010
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank ’s-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [woonplaats] op [geboortedatum] 1966,
adres: [adres]
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 11 september 2009, 9 december 2009, 4 maart 2010 en 5 maart 2010.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. Robert en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. Lintz, advocaat te Rotterdam, naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
Feit 1 eerste cumulatief/alternatief
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2008 tot en met 13 juni 2009 te [woonplaats], althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, één of meer voorwerp(en), te weten een personenauto van het merk Mercedes (met kenteken [kenteken 1]) en /of een personenauto van het merk Bentley Continental (met kenteken [kenteken 2]) en/of 108.089,80 euro, althans 68.089,80 euro, in elk geval één of meer geldbedrag(en) heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, althans van enig voorwerp gebruik heeft gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
[Zaaksdossier 15]
Feit 1 tweede cumulatief/alternatief
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2008 tot en met 13 juni 2009 te [woonplaats], althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, (telkens)
- van een of meer voorwerp(en), te weten van 108.089,80 euro, althans een of meer geldbedrag(en), de werkelijke aard en/of herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, en/of
- heeft verborgen of verhuld wie de rechthebbende(n) is/zijn en/of was/waren op die 108.089,80 euro, althans een of meer geldbedrag(en), en/of
- heeft verborgen en/of verhuld wie die 108.089,80 euro euro, althans een of meer geldbedrag(en) voorhanden had(den) en/of heeft/hebben gehad,
terwijl hij en/of zijn mededader(s) wisten/wist, althans redelijkerwijs hadden/had moeten vermoeden dat bovengenoemde geldbedrag(en) —onmiddellijk of middelijk— afkomstig waren/was uit enig misdrijf, immers verdachte en/of een of meer van zijn medeverdachten heeft/hebben
- meer uitgegeven aan een of meer goederen dan zij aan inkomsten (anders dan leningen) hebben ontvangen (in totaal een verschil van 68.089,80 euro, althans een of meer geldbedragen, tussen uitgaven en inkomsten), en/of
- meer uitgeleend aan een of meer derden (in totaal een verschil van 40.000 euro, althans een of meer geldbedragen, tussen ontvangen en verstrekte geldleningen) dan zij van een of meer derden hebben geleend.
[Zaaksdossier 15]
Feit 2 primair
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 15 augustus 2008 tot en met 02 maart 2009 te [woonplaats], in elk geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een
samenweefsel van verdichtsels,
- (medewerkers van) autobedrijf [bedrijf 1], althans [betrokkene 1], en/of
- (medewerkers van) autobedrijf [bedrijf 2], althans [betrokkene 2], en/of
- (medewerkers van) autohuis [bedrijf 3]., althans [betrokkene 3] en/of
- (medewerkers van) [bedrijf 4] Installatietechniek, althans [betrokkene 4], en/of
- [betrokkene 5] en/of
- (medewerkers van) autobedrijf [bedrijf 5], althans [betrokkene 6],
heeft bewogen tot de afgifte van, respectievelijk,
- een personenauto (Renault Megane, kenteken [kenteken 3 ]) en/of
- vier, althans een of meer personenauto's (Chrysler PT Cruiser, kenteken [kenteken 4], en/of Nissan Xtrail, kenteken [kenteken 5], en/of VW Golf, kenteken [kenteken 6], en/of VW Passat, kenteken [kenteken 7] en/of
- een personenauto (VW Bora, kenteken [kenteken 8]) en/of
- een bestelauto (Mercedes, kenteken [kenteken 9]) en/of
- een personenauto (Renault Megane, kenteken [kenteken 10]) en/of
- een personenauto (Kia Sorento EX, kenteken [kenteken 11]),
in elk geval (telkens) van een motorvoertuig, althans enig goed,
hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) met vorenomschreven oogmerk zakelijk weergegeven (telkens) valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- zich voorgedaan als bonafide autohandelaar en/of koper en/of
- tegenover voornoemde perso(o)n(en) aangegeven dat hij/zij een/de aangeboden auto(s) wilde(n) kopen en/of
- (vervolgens) met voornoemde perso(o)n(en) een (koop)prijs afgesproken en/of is/zijn overeengekomen om voornoemde (koop)prijs/koopsom direct te betalen en/of
- (vervolgens) tegenover voornoemde perso(o)n(en) gedaan alsof hij tot (directe telefonische) betaling van de overeengekomen (koop)prijs/koopsom was/waren overgegaan, althans heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) de betaling van de overeengekomen (koop)prijs/koopsom toegezegd en/of deze in het vooruitzicht gesteld,
waardoor voornoemde personen werden bewogen tot bovenomschreven afgifte.
[Zaakdossiers 01, 08, 09, 12, 13, 16]
Feit 2 subsidiair
hij op een of meer tijdstip(pen) in de periode van 15 augustus 2008 tot en met 02 maart 2009 te [woonplaats], in elk geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk
- een personenauto (Renault Megane, kenteken [kenteken 3 ]) en/of
- vier, althans een of meer personenauto's (Chrysler PT Cruiser, kenteken [kenteken 4], en/of Nissan Xtrail, kenteken [kenteken 5], en/of VW Golf, kenteken [kenteken 6], en/of VW Passat, kenteken [kenteken 7] en/of
- een personenauto (VW Bora, kenteken [kenteken 8]) en/of
- een bestelauto (Mercedes, kenteken [kenteken 9]) en/of
- een personenauto (Renault Megane, kenteken [kenteken 10]) en/of
- een personenauto (Kia Sorento EX, kenteken [kenteken 11]),
in elk geval (telkens) een motorvoertuig, althans enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan, respectievelijk,
- autobedrijf [bedrijf 1], althans [betrokkene 1], en/of
- autobedrijf [bedrijf 2], althans [betrokkene 2], en/of
- autohuis [bedrijf 3]., althans [betrokkene 3] en/of
- [bedrijf 4] Installatietechniek, althans [betrokkene 4], en/of
- [betrokkene 5] en/of
- autobedrijf [bedrijf 5], althans [betrokkene 6],
in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk(e) goed(eren) verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) anders dan door misdrijf, te weten als (aspirant-)koper, onder zich had(den), (telkens) wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
[Zaakdossiers 01, 08, 09, 12, 13, 16]
Feit 3 eerste cumulatief/alternatief primair
hij op of omstreeks 22 augustus 2008 te Leiden, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een personenauto (Chevrolet Corvette, kenteken [kenteken 12]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan autobedrijf [bedrijf 6], althans [betrokkene 7], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s).
[Zaaksdossier 02]
Feit 3 eerste cumulatief/alternatief subsidiair
hij op of omstreeks 22 augustus 2008 te Leiden, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een personenauto (Chevrolet Corvette, kenteken [kenteken 12]), in elk geval een motorvoertuig, althans enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan, autobedrijf [bedrijf 6], althans [betrokkene 7], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk(e) goed verdachte en/of zijn mededader(s) anders dan door misdrijf, te weten als (aspirant-)koper, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft/hebben toegeëigend.
[Zaaksdossier 02]
Feit 3 eerste cumulatief/alternatief meer subsidiair
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 22 augustus 2008 te Leiden, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, (medewerkers van) autobedrijf [bedrijf 6], althans [betrokkene 7], heeft/hebben bewogen tot de afgifte van een personenauto (Chevrolet Corvette, kenteken [kenteken 12]), in elk geval van een motorvoertuig, althans enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) met voren omschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- zich voorgedaan als bonafide autohandelaar en/of koper en/of
- tegenover voornoemde perso(o)n(en) aangegeven dat hij/zij een/de aangeboden auto wilde(n) kopen en/of
- (vervolgens) met voornoemde perso(o)n(en) een (koop)prijs afgesproken en/of is/zijn overeengekomen om voornoemde (koop)prijs/koopsom direct te betalen en/of
- (vervolgens) tegenover voornoemde perso(o)n(en) gedaan alsof hij/zij tot (directe telefonische) betaling van de overeengekomen (koop)prijs/koopsom was/waren overgegaan, althans heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) de betaling van de overeengekomen (koop)prijs/koopsom toegezegd en/of deze in het vooruitzicht gesteld en/of
- voorgewend met de aangeboden auto een proefrit te gaan maken waardoor voornoemde perso(o)n(en) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte.
[Zaaksdossier 02]
Feit 3 tweede cumulatief/alternatief
hij op of omstreeks 16 oktober 2008 te Rotterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een
samenweefsel van verdichtsels, (medewerkers van) autobedrijf [bedrijf 7]., althans [betrokkene 8], heeft bewogen tot de afgifte van een personenauto (Cadillac, kenteken [kenteken 13]), in elk geval van een motorvoertuig, althans enig goed,
hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) met voren omschreven oogmerk zakelijk weergegeven valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- zich voorgedaan als bonafide autohandelaar en/of koper en/of
- tegenover voornoemde perso(o)n(en) aangegeven dat hij/zij een/de aangeboden auto wilde(n) kopen en/of
- (vervolgens) met voornoemde perso(o)n(en) een (koop)prijs afgesproken en/of is/zijn overeengekomen om voornoemde (koop)prijs/koopsom direct te betalen en/of
- (vervolgens) tegenover voornoemde perso(o)n(en) gedaan alsof hij/zij tot (directe telefonische) betaling van de overeengekomen (koop)prijs/koopsom was/waren overgegaan, althans heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) de betaling van de overeengekomen (koop)prijs/koopsom toegezegd en/of deze in het vooruitzicht gesteld en/of voorgewend met de aangeboden auto een proefrit te gaan maken en/of
- met voornoemde perso(o)n(en) afgesproken dat hij, verdachte en/of een of meer van zijn medeverdachten in ruil voor een lagere verkoopprijs van de hierboven genoemde personenauto een (meegebrachte) personenauto zou(den) inruilen en/of achterlaten, althans een personenauto zou(den) achterlaten als waarborg, wetende dat die achtergelaten personenauto van enig misdrijf afkomstig was, althans niet aan hem/hen toebehoorde,
waardoor voornoemde perso(o)n(en) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte.
[Zaaksdossier 05]
Feit 4 primair
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 15 september 2008 tot en met 17 maart 2009 te [woonplaats] en/of Rotterdam, in elk geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, (medewerkers van) [bedrijf 8] B.V. en/of [bedrijf 9] Vorkheftrucks heeft bewogen tot de afgifte van een of meer vorkheftruck(s), in elk geval (telkens) van enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven - (telkens) valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- zich voorgedaan als bonafide huurder(s) van een vorkheftruck en/of
daarbij met [bedrijf 8] B.V. en/of [bedrijf 9] Vorkheftrucks afgesproken tegen
betaling een vorkheftruck (voor één dag) te huren en/of
- (meermalen) [bedrijf 8] B.V. en/of [bedrijf 9] Vorkheftrucks medegedeeld dat de gehuurde vorkheftruck (nog) langer nodig was en/of daarvoor ook (extra) huur betaald zou worden,
waardoor (medewerkers van) [bedrijf 8] B.V. en/of [bedrijf 9] Vorkheftrucks werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte.
[Zaaksdossiers10 en 17]
Feit 4 subsidiair
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 16 september 2008 tot en met 17 maart 2009 te [woonplaats] en/of Rotterdam, in elk geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk een of meer vorkheftruck(s), in elk geval (telkens) enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 8] B.V. en/of [bedrijf 9] Vorkheftrucks, in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk(e) goed(eren) verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) anders dan door misdrijf, te weten als huurder, onder zich had(den), (telkens) wederrechtelijk zich heeft/hebben toegeëigend.
[Zaaksdossiers 10 en 17]
Feit 5
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2008 tot en met 03 juni 2009 te [woonplaats], in elk geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, een container (met schoenen) en/of twee, althans een of meer vrachtauto(s) en/of een boot heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij (telkens) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde goederen wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
[Zaaksdossier 03]
Feit 6
hij op of omstreeks 22 mei 2009 te [woonplaats] tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, een vuurwapen van categorie III, te weten een pistool (merk [merk], model [model], kaliber [kaliber]) heeft gedragen, althans voorhanden heeft gehad.
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
[Zaaksdossier 18]
Feit 7
hij op of omstreeks 05 januari 2009 te [plaats] [betrokkene 9] en/of (een/de medewerker(s) van) [bedrijf 8] B.V. heeft bedreigd met openlijk geweldpleging tegen goederen en/of enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, en/of met brandstichting, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [betrokkene 9] dreigend de woorden toegevoegd: "Als jullie niet naar de politie gaan om het ongedaan te maken, dan zorg ik dat er wekelijks op jullie terrein iets in de brand wordt gestoken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
[zaaksdossier 10]
3. Het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie1
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer:
- feit 1: dat verdachte zich in de periode van 1 januari 2008 tot en met 13 juli 2009 tezamen met zijn broer [broer] (hierna te noemen: (medeverdachte) [broer]) heeft schuldig gemaakt aan het witwassen van een Mercedes, een Bentley Continental en een geldbedrag van € 108.089,80;
- feit 2: dat verdachte in de periode van 15 augustus 2008 tot en met 2 maart 2009 tezamen met medeverdachte [broer] vijf (medewerkers van) autobedrijven en een particulier heeft opgelicht waardoor zij auto’s hebben meegekregen zonder te betalen, welk feit subsidiair ten laste is gelegd als verduistering;
- feit 3: dat verdachte zich op 22 augustus 2008 tezamen met medeverdachte [broer] heeft schuldig gemaakt aan diefstal van een auto (eerste cumulatief/alternatief primair) dan wel aan verduistering van een auto (eerste cumulatief/alternatief subsidiair) dan wel dat zij (medewerkers van) een autobedrijf hebben opgelicht waardoor zij een auto hebben meegekregen zonder te betalen (eerste cumulatief/alternatief meer subsidiair) en/of dat hij op 16 oktober 2008 tezamen met zijn broer (medewerkers van) een autobedrijf heeft opgelicht waardoor zij een auto hebben meegekregen zonder te betalen (tweede cumulatief/alternatief);
- feit 4: dat verdachte in de periode van 15 september 2008 tot en met 17 maart 2009 tezamen met medeverdachte [broer] twee (medewerkers van) bedrijven heeft opgelicht waardoor zij vorkheftrucks hebben meegekregen zonder te betalen, welk feit subsidiair ten laste is gelegd als verduistering;
- Feit 5: dat verdachte zich in de periode van 1 januari 2008 tot en met 3 juni 2009 tezamen met medeverdachte [broer] heeft schuldig gemaakt aan opzet- dan wel schuldheling van een container met schoenen, twee vrachtauto’s en een boot;
- Feit 6: dat verdachte op 22 mei 2009 tezamen met medeverdachte [broer] een vuurwapen van categorie III voorhanden heeft gehad;
- Feit 7: dat verdachte op 5 januari 2009 een/de medewerker(s) van [bedrijf 8] B.V. heeft bedreigd met brandstichting.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank verdachte vrij zal spreken van het hem onder 6 ten laste gelegde feit.
De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat – vanwege het nog niet afgeronde DNA-vergelijkende onderzoek bij het NFI – het bewijs ontbreekt dat verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van het wapen in de auto waarin hij reed.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte het hem onder 1 eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde feit heeft begaan in dier voege dat hij zich tezamen en in vereniging met medeverdachte [broer] heeft schuldig gemaakt aan het witwassen van een Mercedes, een Bentley Continental en een geldbedrag van € 68.089,80.
De officier van justitie heeft ten aanzien van de Mercedes en de Bentley Continental aangevoerd dat verdachte en medeverdachte [broer] deze auto’s voor respectievelijk € 120.000, en € 35.000, hebben gekocht, welke bedragen contant zijn betaald in coupures van onder andere € 500, . Van deze biljetten is bekend dat zij in het normale betalingsverkeer niet worden gebruikt en als witwastypica kunnen worden aangemerkt. Uit onderzoek door de financiële recherche is voorts gebleken dat verdachte en medeverdachte [broer] in de onderzoeksperiode van 1 januari 2008 tot en met 3 juni 2009 geen legale inkomsten hebben genoten. Medeverdachte [broer] heeft verklaard het geld geleend te hebben van diverse vrienden en niet te hebben gevraagd hoe zij aan dit geld kwamen. Door aldus te handelen, hebben verdachte en medeverdachte [broer] in ieder geval het risico genomen en aanvaard dat het geld van enig misdrijf afkomstig is.
De officier van justitie heeft ten aanzien van het geldbedrag van € 68.089,80 aangevoerd dat nu zij het medeplegen van oplichting meermalen gepleegd bewezen acht en verdachte en medeverdachte [broer] geen, althans een zeer beperkt, legaal inkomen hebben gehad, het niet anders kan dan dat de contante uitgaven die dit negatieve kasverschil hebben veroorzaakt, zijn gedaan met geld afkomstig uit enig misdrijf. Ten aanzien van de resterende € 40.000, (het verschil tussen de € 108.089,80 en € 68.089,80) heeft de officier van justitie (partiële) vrijspraak gevorderd aangezien naar haar mening de leningen met zware woekerrentes waarop dit bedrag is gebaseerd niet hebben bestaan.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte het hem onder 2 primair ten laste gelegde feit heeft begaan.
Ten aanzien van de Renault Megane van autobedrijf [bedrijf 1] (zaaksdossier 1) heeft de officier van justitie aangevoerd dat uit de aangifte en verklaring van verkoper [betrokkene 1] in eerste instantie lijkt te volgen dat sprake is geweest van diefstal, omdat verdachte en medeverdachte [broer] de auto zonder toestemming zouden hebben weggenomen, maar naar de mening van de officier van justitie is onvoldoende gebleken of de verkoper echt duidelijk heeft verboden om de auto mee te nemen. Het moet er dus voor gehouden worden dat het meenemen van de auto met toestemming plaatsvond, echter, nadat de verkoper tot afgifte van de auto was bewogen doordat verdachte en medeverdachte [broer] zich als bonafide verkopers hadden voorgedaan.
De officier van justitie heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat het verweer dat slechts sprake is van wanprestatie en niet van oplichting verworpen dient te worden. Zij heeft daartoe aangevoerd dat weliswaar niet iedere wanprestatie kan worden aangemerkt als oplichting, omdat om te kunnen concluderen dat verdachte een valse hoedanigheid heeft aangenomen méér is vereist dan het zich enkel presenteren als bijvoorbeeld bonafide verkoper, maar dat daaraan in het onderhavige geval is voldaan. Verdachte en medeverdachte [broer] hebben immers in alle gevallen door een reeks van handelingen de indruk gewekt dat zij bonafide kopers waren.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte de hem onder 3 eerste cumulatief/alternatief primair en tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde feiten heeft begaan.
Ten aanzien van het onder 3 eerste cumulatief/alternatief primair ten laste gelegde feit heeft de officier van justitie daartoe aangevoerd dat verdachte en medeverdachte [broer] de Chevrolet Corvette ondanks het feit dat zij geen toestemming hadden voor een proefrit toch hebben meegenomen. Door de auto vervolgens binnen anderhalf uur te verkopen, hebben zij zich de auto wederrechtelijk toegeëigend. De verklaring van medeverdachte [broer] dat wel degelijk toestemming is gegeven voor het meenemen van de auto is naar de mening van de officier van justitie leugenachtig, omdat uit de aangifte, de getuigenverklaring en de door [broer] zelf ondertekende schuldbekentenis het tegendeel blijkt.
Ten aanzien van het onder 3 tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde feit heeft de officier van justitie aangevoerd dat zij de verklaring van medeverdachte [broer] dat hij niet wist dat de ingeruilde Volkswagen Touareg van enig misdrijf afkomstig was, ongeloofwaardig vindt. Het feit dat [broer] voortdurend samen met zijn broer op pad was, met als enige doel zijn broer zo snel mogelijk aan geld te helpen om zijn schuld in het criminele milieu af te lossen, staat naar de mening van de officier van justitie op gespannen voet met de onwetendheid van [broer]; alleen door het inruilen van een illegale voor een legale auto kon immers snel geld worden verdiend. Beide verdachten wisten dat de VW Touareg afkomstig was van misdrijf. Hun opzet, in ieder geval in voorwaardelijke vorm, was hierop gericht.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte het hem onder 4 primair ten laste gelegde feit heeft begaan.
Ten aanzien van de vorkheftruck van [bedrijf 8] B.V. (zaaksdossier 10) heeft de officier van justitie betoogd dat de verklaring van medeverdachte [broer] dat hij niet bij de feitelijke aflevering aanwezig is geweest leugenachtig is, gelet op het feit dat aangever [betrokkene 10] en getuige [betrokkene 11] anders verklaren en laatstgenoemde [broer] ook heeft herkend bij een meervoudige fotoconfrontatie.
Ten aanzien van de vorkheftruck van [bedrijf 9] Vorkheftrucks heeft de officier van justitie aangevoerd dat medeverdachte [broer] heeft verklaard dat hij niet op de hoogte was van het feit dat er iets mis was met de vorkheftruck die op 29 januari 2009 op het kamp werd afgeleverd. [broer] wist in die periode echter dat de financiële situatie van verdachte niet zodanig was dat hij deze vorkheftruck kon huren en dat verdachte zich dus bedrieglijk voordeed als bonafide huurder. Doordat [broer] zich niet heeft gedistantieerd van dit strafbare handelen van verdachte, is naar de mening van de officier van justitie sprake geweest van medeplegen.
De officier van justitie heeft zich – op dezelfde gronden als ten aanzien van feit 2 – op het standpunt gesteld dat het verweer dat slechts sprake is van wanprestatie en niet van oplichting verworpen dient te worden.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte het hem onder 5 ten laste gelegde feit, medeplegen van opzetheling, heeft begaan.
De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat alleen verdachte en medeverdachte [broer] het zogenoemde puntje (de plek op het woonwagenkamp van verdachte en medeverdachte waar de goederen zijn aangetroffen) gebruikten en dus feitelijk konden beschikken over de daar gestalde goederen. Als eigenaar van de te verhuren grond hadden zij de huurders behoren te vragen naar de herkomst van de te stallen goederen, te meer nu zich aan het slot van de achterdeur van de container zichtbare braakschade bevond, op de vrachtwagens de kentekenplaten ontbraken en op de sloep het chassisnummer was weggesmolten. Door dit achterwege te laten, is bij verdachte en medeverdachte [broer] op zijn minst sprake van voorwaardelijk opzet op het bestanddeel ‘van misdrijf afkomstig’.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte het hem onder 7 ten laste gelegde feit heeft begaan in dier voege dat hij [betrokkene 9] heeft bedreigd met brandstichting.
3.2 Het standpunt van de verdediging2
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de hem onder 1, 2, 3, 5, 6 en 7 ten laste gelegde feiten.
Ten aanzien van feit 4 heeft de raadsman geen verweer gevoerd.
De raadsman heeft zijn pleidooi tot vrijspraak van feit 1 als volgt onderbouwd.
Ten aanzien van het negatieve kasverschil van € 68.089,80 is primair geen sprake van medeplegen door verdachte, omdat het de administratie van medeverdachte [broer] en het bedrijf dat op naam van [partner van broer], de partner van [broer] stond betreft en verdachte met de gang van zaken in dit bedrijf niets had te maken. Subsidiair kan geen sprake zijn van witwassen zolang geen concreet misdrijf kan worden aangewezen waaruit het geld afkomstig zou zijn. Meer subsidiair is er geen enkele garantie dat het tekort van € 68.089,80 ook daadwerkelijk klopt, nu geen rekening is gehouden met het kasboek, omdat wel de aankoop, maar niet de verkoop van de Mercedes Benz (kenteken [kenteken 1]) is meegenomen en omdat ten slotte niets er op duidt dat de kasopstelling compleet is.
Ten aanzien van de Mercedes en de Bentley geldt primair dat de verklaring van medeverdachte [broer], dat verdachte in de auto heeft gereden en een deel van de verkoopprijs in ontvangst heeft genomen, geen steun vindt in de inhoud van de andere bewijsmiddelen, zodat op grond van de unus testisregel onvoldoende wettig bewijs voorhanden is. Subsidiair blijkt nergens uit dat verdachte de criminele herkomst van de auto’s of van het geld waarmee deze zijn gekocht kende of moest vermoeden.
Ten aanzien van de € 40.000, geleend geld blijkt uit niets dat dit geld uit misdrijf afkomstig is.
Voor feit 2 heeft de raadsman zijn pleidooi tot vrijspraak als volgt onderbouwd.
Met betrekking tot alle ten laste gelegde gevallen geldt dat ten aanzien van het primair ten laste gelegde het oogmerk op de wederrechtelijkheid ontbrak en ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde dat de opzet op de wederrechtelijkheid ontbrak. Nadat verdachte was beschoten door een schuldeiser moest hij snel contant geld hebben. Verdachte en zijn broer [broer] verkozen toen een schuld bij de verkopers boven een schuld bij iemand die op hen schiet. Zij hebben altijd de bedoeling gehad om te betalen, zij zijn alleen niet altijd eerlijk geweest over het moment waarop.
Met betrekking tot de specifieke gevallen van de Volkswagen Passat met kenteken [kenteken 7] van autobedrijf [bedrijf 2] en de Volkswagen Bora met kenteken [kenteken 8] van Autohuis [bedrijf 3]. geldt dat slechts is beloofd de koopprijs te voldoen. Er is niet gebeld of gedaan alsof er werd gebeld voor een telefonische overboeking. Uit rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat het enkel zich voordoen als bonafide koper of handelaar op zich nog niet het aannemen van een valse hoedanigheid oplevert. Het gaat hier om een eenvoudige contractbreuk en dat is niet strafbaar.
Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman zich eveneens op het standpunt gesteld dat het oogmerk of de opzet op de wederrechtelijkheid ontbrak.
Met betrekking tot de Chevrolet Corvette heeft de raadsman voorts aangevoerd dat het waarschijnlijk is dat medeverdachte [broer] de auto met toestemming meekreeg en later mocht betalen, zodat überhaupt geen sprake is geweest van enig strafbaar feit. Ten slotte heeft de raadsman nog aangevoerd dat geen sprake is van medeplegen, omdat uit niets blijkt dat verdachte iets anders heeft gedaan dan achteraf het geld van [broer] in ontvangst nemen.
Met betrekking tot de Cadillac heeft de raadsman voorts aangevoerd dat geen sprake is geweest van enig oplichtingsmiddel, omdat verdachte de Cadillac heeft gekocht tegen inruiling van een Volkswagen Touareg en bijbetaling van € 7.500, . Uit niets kan worden afgeleid dat verdachte op de hoogte was van het feit dat de Volkswagen Touareg was omgekat.
Verdachte dient volgens de raadsman van het onder 5 ten laste gelegde feit te worden vrijgesproken omdat uit niets blijkt dat verdachte wist dat de zaken van misdrijf afkomstig waren. Verdachte verhuurde ‘het puntje’ als opslagterrein en zag het niet als zijn verantwoordelijkheid om na te gaan of de spullen die daar werden neergezet al dan niet gestolen waren.
Met betrekking tot de vrachtwagens dient volgens de raadsman reeds vrijspraak te volgen omdat de doorzoeking van de vrachtwagens onrechtmatig heeft plaatsgevonden. Dit nu ten aanzien van de vrachtwagens -anders dan de container met schoenen- geen redelijke verdenking bestond die rechtvaardigde dat opsporingsambtenaren deze vrachtwagens zijn binnengegaan. De resultaten van deze doorzoeking dienen dan ook te worden uitgesloten van het bewijs.
Voor wat betreft de vrijspraak van het onder 6 ten laste gelegde feit heeft de raadsman aangevoerd dat uit niets kan worden afgeleid dat verdachte wist dat zich een vuurwapen in de auto bevond.
Ten aanzien van feit 7 ten slotte heeft de raadsman aangevoerd dat de melding en aangifte van de bedreiging uit rancune in verband met de verduistering zijn gedaan. Hij voert hiertoe aan dat [betrokkene 9] en [betrokkene 10], die ter terechtzitting als getuigen zijn gehoord, afwijkende verklaringen hebben afgelegd. De verklaring van [betrokkene 10] is naar de mening van de raadsman zodanig ongeloofwaardig dat deze niet kan worden gebruikt voor het bewijs.
3.3 De beoordeling van de tenlastelegging3
3.3.1 Korte samenvatting van het Together-onderzoek
Sinds het najaar 2008 zijn diverse aangiften ter zake van onder meer diefstal en/of oplichting gedaan tegen de broers [verdachte] en [broer]. In eerste instantie leken de aangiften op zichzelf staande feiten te betreffen. In de loop van enkele maanden bleek zich in de aangiften echter een patroon te ontwikkelen. Verdachte en [broer] ‘kochten’ bij autobedrijven en particulieren auto’s en ‘huurden’ van verhuurbedrijven vorkheftrucks zonder daarvoor ooit te betalen of het gehuurde terug te brengen. Ook bleek uit een MOT-melding, die later als verdachte transactie werd aangemerkt, dat verdachte en [broer] een Mercedes, type S 320 hadden gekocht en daarvoor € 120.000,- contant hadden betaald. Naar aanleiding hiervan is op 28 maart 2009 besloten een strafrechtelijk onderzoek tegen de broers in te stellen. In dit onderzoek, dat de naam ‘Together’ kreeg, zijn alle aangiften uit het land tegen [verdachte] en [broer] samengebracht. Het onderzoek beslaat de periode van januari 2008 tot en met 3 juni 2009.4 Uit dit onderzoek zijn uiteindelijk 17 zaaksdossiers samengesteld die niet alleen tot de verdenking van een aantal oplichtingen (ten laste gelegd onder de feiten 2, 3 en 4) hebben geleid, maar ook tot de verdenking van het witwassen van geld en auto’s (feit 1), opzet- dan wel schuldheling (feit 5), het voorhanden hebben van een vuurwapen (feit 6) en bedreiging (feit 7).
Tijdens het onderzoek is vast komen te staan dat verdachte op 9 juli 2008 is beschoten in verband met een geldschuld die hij had openstaan.5 Verdachte heeft tot op heden niet willen verklaren wie op hem heeft geschoten en heeft zich gedurende het onderzoek op (nagenoeg) alle vragen met betrekking tot de hierboven vermelde zaken op zijn zwijgrecht beroepen. Medeverdachte [broer] heeft echter verklaard dat verdachte en hij naar aanleiding van het schietincident aan geld probeerden te komen om het leven van verdachte te redden.6 De raadsman van verdachte heeft dit bevestigd in zijn ter terechtzitting gevoerde pleidooi.7
De rechtbank zal de feiten hieronder afzonderlijk bespreken.
3.3.2 Feit 1
Uit informatie van de Financial Intelligence Unit van de politie is gebleken dat op 19 februari 2009 te [plaats] een contante verkoop van een auto van het merk Mercedes (met kenteken [kenteken 1]) heeft plaatsgevonden ten bedrage van € 120.000,- . Deze transactie was middels een MOT-melding gemeld door het bedrijf [10] en als koper werd vermeld ‘[bedrijf van broer]’. De MOT-melding is later omgezet in een verdachte transactie.8
Bij navraag bij de Kamer van Koophandel is gebleken dat [bedrijf van broer] een eenmanszaak betreft die wordt gedreven voor rekening van [partner van broer], [adres].9 Uit door de politie van de Belastingdienst en de Gemeentelijke Basis Administratie verkregen informatie is gebleken dat [partner van broer] de partner is van [broer] en dat zij gezamenlijk woonachtig zijn op de [adres].10 [partner van broer] heeft verklaard dat [broer] alles doet binnen het bedrijf en dat zij er nooit komt.11 Ook medeverdachte [broer] heeft verklaard dat [partner van broer] weliswaar de eigenaar is van [bedrijf van broer], maar dat hij degene is die zaken doet en dat [partner van broer] nergens van op de hoogte is.12
Tijdens een op 3 juni 2009 onder leiding van een rechter-commissaris uitgevoerde doorzoeking op de [adres] is de factuur van autobedrijf [bedrijf 10] aangaande de aankoop van de Mercedes met kenteken [kenteken 1] ten name van [bedrijf van broer] aangetroffen. Uit de factuur is gebleken dat de auto is betaald met contant geld in de volgende coupures: 200 biljetten van € 50, , 100 biljetten van € 100, , 50 biljetten van € 200, en 180 biljetten van € 500, .13
Uit onderzoek bij de Rijksdienst voor het Wegverkeer is gebleken dat de Mercedes met kenteken [kenteken 1] op 4 maart 2009 om 12.08 uur op naam is gezet van de bedrijfsvoorraad van [broer] en dat de auto op diezelfde dag om 16.38 uur op naam is gezet van de bedrijfsvoorraad van [betrokkene 12]14
Tijdens de doorzoeking op 3 juni 2009 zijn voorts twee facturen van autobedrijf [bedrijf 10] aangaande de aankoop van een Bentley Continental met kenteken [kenteken 2] voor een bedrag van € 35.000, ten name van [bedrijf van broer] aangetroffen. Uit een van de facturen is gebleken dat de auto is betaald met contant geld in de volgende coupures: 100 biljetten van € 50, , 100 biljetten van € 100, en 40 biljetten van € 500, .15
Uit door de Belastingdienst verstrekte gegevens is ten aanzien van verdachte het volgende gebleken. Verdachte is met ingang van 15 maart 2007 opgenomen als ondernemer voor de omzetbelasting. Tot op de datum van de verstrekking van de gegevens is door verdachte, noch door handelsonderneming [naam verdachte] een aangifte ingediend. Verdachte heeft in 2006, 2007 en 2008 geen loon genoten. Voorts bezit verdachte geen bankrekeningen, onroerende zaken, effecten of kapitaalverzekeringen.16
Uit door de Belastingdienst verstrekte gegevens is ten aanzien van medeverdachte [broer] het volgende gebleken. Over de jaren 2004 tot en met 2008 is geen aangifte inkomstenbelasting gedaan. Over deze jaren zijn van [broer] geen loongegevens bekend. Van bankrekeningen is niets bekend geworden.17 Voorts is uit door de Belastingdienst verstrekte gegevens met betrekking tot [partner van broer] gebleken dat over de jaren 2007, 2008 en 2009 geen aangifte omzetbelasting is ingediend met betrekking tot [bedrijf van broer] en dat [broer] bij haar in loondienst is voor € 200, per week.18
Uit door het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekering verstrekte gegevens is gebleken dat verdachte noch medeverdachte [broer] een uitkering ontvangt.19
Verdachte heeft met betrekking tot de aankoop van de Mercedes verklaard dat de politie daarvoor bij [broer] moet zijn en zich voor het overige op zijn zwijgrecht beroepen.20 Met betrekking tot de verkoop van de Mercedes heeft verdachte zich op zijn zwijgrecht beroepen.21 Ook met betrekking tot de aankoop van de Bentley heeft verdachte zich op zijn zwijgrecht beroepen.22
Medeverdachte [broer] heeft verklaard dat hij de Mercedes samen met verdachte heeft gekocht van [betrokkene 13], voor een bedrag van € 120.000, . Het geld heeft hij geleend van diverse mensen. [broer] heeft verklaard niet te weten of het geld ‘eerlijk’ was, maar geen namen te willen geven van de mensen van wie hij het geld heeft geleend, omdat deze mensen niet willen dat hun naam wordt genoemd.23 Verdachte heeft ten slotte verklaard dat hij en verdachte de Mercedes hebben verkocht aan [betrokkene 12], die alles in delen per kas heeft betaald. Een deel is betaald aan verdachte en een deel aan [broer] zelf.24
Medeverdachte [broer] heeft verklaard dat hij de Bentley eveneens samen met verdachte heeft gekocht van [betrokkene 13]. Het bedrag van € 35.000, heeft verdachte ook in dit geval geleend van mensen van wie hij de namen niet noemen wil.25
Gelet op het feit dat verdachte en zijn medeverdachte [broer] geen of nagenoeg geen legale inkomsten hebben gehad in de periode voordat zij de auto´s hebben aangeschaft en zich in het dossier onvoldoende aanwijzingen voor het tegendeel bevinden, houdt de rechtbank de verklaring van medeverdachte [broer], te weten dat de geldbedragen waarmee voornoemde auto’s zijn betaald zijn geleend, voor juist. Naar het oordeel van de rechtbank hebben verdachte en zijn broer door dergelijke zeer grote geldbedragen te lenen zonder na te gaan waar dit geld vandaan kwam, willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat dit geld van misdrijf afkomstig was. Dat dit risico aanmerkelijk was, blijkt alleen al uit het feit dat de bedragen contant en grotendeels in coupures van € 500, werden verkregen, waarvan bekend is dat deze bankbiljetten in het normale betalingsverkeer niet worden gebruikt en ook als een witwastypica kunnen worden aangemerkt. De rechtbank merkt daarbij nog op dat, anders dan de raadsman heeft betoogd, voor een bewezenverklaring van witwassen volgens vaste rechtspraak niet is vereist dat is komen vast te staan uit welk concreet misdrijf het geld afkomstig is. Nu verdachte en medeverdachte [broer] met het bovenvermelde geld auto’s hebben gekocht, en deze vervolgens ook weer hebben verkocht, hebben zij zich schuldig gemaakt aan het witwassen van deze auto’s, in die zin dat zij deze voorhanden hebben gehad en hebbenovergedragen terwijl zij wisten dat deze – middellijk – van misdrijf afkomstig waren.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman dat de verklaring van medeverdachte [broer] onvoldoende is om aan te nemen dat sprake is geweest van medeplegen. De verklaring van medeverdachte [broer] wordt ondersteund door de gang van zaken zoals die is gebleken uit de rest van het dossier, te weten dat verdachte en medeverdachte [broer] in de periode dat de auto’s zijn gekocht voortdurend samen op pad waren om auto’s te kopen en te verkopen. De rechtbank zal dan ook wettig en overtuigend bewezen verklaren dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het witwassen van de Mercedes en de Bentley zoals hierna onder 3.4 weergegeven.
Ten aanzien van het eveneens in feit 1 ten laste gelegde witwassen van een geldbedrag van € 108.089,80 zal de rechtbank verdachte vrijspreken. Het ten laste gelegde geldbedrag bestaat uit twee verschillende bedragen. In de eerste plaats een negatief kasverschil van € 68.089,80 dat berekend is aan de hand van een kasopstelling die is opgemaakt aan de hand van een kasboek en diverse bescheiden met betrekking tot [bedrijf van broer], die tijdens de doorzoeking op 3 juni 2009 zijn aangetroffen in de woning van medeverdachte [broer] en zijn partner [partner van broer].26 In de tweede plaats een bedrag van € 40.000, dat is berekend aan de hand van tijdens de doorzoeking op 3 juni 2009 in de woning van medeverdachte [broer] en zijn partner [partner van broer] aangetroffen leenovereenkomsten. Medeverdachte [broer] heeft blijkens deze leenovereenkomsten steeds veel meer terugbetaald dan geleend, tot een totaalbedrag van € 40.000, .27 Nu deze kasopstelling en de leenovereenkomst in beginsel geen betrekking hebben op verdachte en op grond van het dossier ook niet vastgesteld kan worden dat verdachte een rol speelde in het bedrijf van medeverdachte [broer], zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het witwassen van voormelde geldbedragen.
3.3.3 Feit 2
Zes benadeelden hebben aangifte gedaan van oplichting (van hun autobedrijf) door [broer] en [verdachte]. In de aangiftes – die voor wat betreft de werkwijze van de broers in grote mate overeenkwamen – wordt door de benadeelden verteld dat verdachte en medeverdachte zich als bonafide autohandelaar en potentiële kopers van een personenauto voordeden. Op gemoedelijke wijze werd een vertrouwensband gecreëerd. Er werd een koopprijs overeengekomen en vervolgens deed medeverdachte [broer] of hij het afgesproken koopbedrag ter plaatse telefonisch op de rekening van de verkoper overmaakte door te bellen met zijn bank, boekhouder of vrouw. In werkelijkheid belde [broer] echter met iemand anders of in het geheel niet.28 [broer] vertelde dat het afgesproken bedrag was overgemaakt. Hij vertelde dat hij bij de Postbank bankierde. Als aangevers hun bank belden om na te vragen of het overeengekomen bedrag op hun rekening stond bijgeschreven, meldde de bank dat overschrijvingen van de Postbank pas een dag later verwerkt werden. Ook werd door de verdachte en medeverdachte [broer] gebruik gemaakt van de overgang van de Postbank naar de ING die destijds speelde, om de verkopers erop te wijzen dat hierdoor de overschrijving wat langer duurde. Verdachte of medeverdachte [broer] vulde een vooraf meegenomen en gestempeld vrijwaringsbewijs in wat werd afgegeven aan de verkoper. Vervolgens kregen verdachte en [broer] de auto en de bijbehorende autopapieren mee, inclusief het overschrijvingsbewijs (met uitzondering van autohuis [bedrijf 3], waar, zoals hieronder nader vermeld, het overschrijvingsbewijs niet werd meegegeven). De overeengekomen verkoopprijzen werden door verdachte en medeverdachte [broer], ook na mondelinge en/of schriftelijke aanmaning, niet betaald.
De aldus verkregen auto’s werden dezelfde dag op de bedrijfsvoorraad van [broer] gezet. Alle auto’s werden vervolgens binnen korte tijd, veelal nog dezelfde dag, voor een veel lagere prijs doorverkocht dan waarvoor de verdachten de auto’s hadden gekocht.29
- [betrokkene 1] van autobedrijf [bedrijf 1] heeft op 27 september 2008 aangifte gedaan van oplichting op 15 augustus 2008 te [woonplaats] door [verdachte] en [broer] betreffende de afgifte van een Renault Megane met kenteken [kenteken 3].30
In een verhoor op 23 april 2009 heeft [betrokkene 1] nader verklaard hoe de oplichting in zijn werk is gegaan.31
Verdachte heeft zich ten aanzien van dit feit op zijn zwijgrecht beroepen.32
Medeverdachte [broer] heeft verklaard dat verdachte en hij de auto hebben gekocht, maar niet meteen hebben betaald.33
- [betrokkene 2] van autobedrijf [bedrijf 2] heeft aangifte gedaan van vier oplichtingen in de periode van 21 tot en met 27 oktober 2008 te [woonplaats] door [verdachte] en [broer] betreffende de afgifte van een Chrysler PT Cruiser met kenteken [kenteken 4], een Nissan Xtrail met kenteken [kenteken 5], een Volkswagen Golf met kenteken [kenteken 6] en een Volkswagen Passat met kenteken [kenteken 7].34
[betrokkene 14], [betrokkene 15] en [betrokkene 16], verkopers van autobedrijf [bedrijf 2] hebben in een getuigenverklaring verklaard hoe de oplichtingen met betrekking tot respectievelijk de Volkswagen Passat, de Chrysler PT Cruiser en de Nissan Xtrail en de Volkswagen Golf in hun werk zijn gegaan.35
Verdachte heeft zich ten aanzien van dit feit op zijn zwijgrecht beroepen.36
Medeverdachte [broer] heeft verklaard dat verdachte en hij de auto’s hebben meegenomen en dat ze zouden betalen, maar dat dit nog niet was gebeurd.37
- [betrokkene 3] van autohuis [bedrijf 3]. heeft op 4 december 2008 aangifte gedaan van oplichting op 5 november 2008 te [plaats] door [verdachte] en [broer] betreffende de afgifte van een Volkswagen Bora met kenteken [kenteken 8].38
In een verhoor op 4 mei 2009 heeft [betrokkene 3] nader verklaard hoe de oplichting in zijn werk is gegaan.39
Verdachte heeft zich ten aanzien van dit feit op zijn zwijgrecht beroepen.40
Medeverdachte [broer] heeft verklaard dat verdachte en hij de auto hebben gekocht, maar dat zij deze nog moesten betalen.41
- [betrokkene 4] van [bedrijf 4] Installatietechniek heeft op 30 december 2008 aangifte gedaan van oplichting op 16 december 2008 te [plaats] door [verdachte] en [broer] betreffende de afgifte van een Mercedes met kenteken [kenteken 9].42
In een verhoor op 23 april 2009 heeft [betrokkene 4] nader verklaard hoe de oplichting in zijn werk is gegaan.43
Verdachte heeft zich ten aanzien van dit feit op zijn zwijgrecht beroepen.44
Medeverdachte [broer] heeft verklaard dat verdachte en hij de auto hebben gekocht, maar dat zij niet hebben betaald.45
- [betrokkene 5] heeft op 13 januari 2009 aangifte gedaan van oplichting op 30 december 2008 te [woonplaats] door [verdachte] en [broer] betreffende de afgifte van een Renault Megane met kenteken [kenteken 10].46
In een verhoor op 14 april 2009 heeft [betrokkene] nader verklaard hoe de oplichting in zijn werk is gegaan.47
Verdachte heeft zich ten aanzien van dit feit op zijn zwijgrecht beroepen.48
Medeverdachte [broer] heeft verklaard dat verdachte en hij de auto hebben gekocht en een betalingsregeling wilden treffen, maar dat [betrokkene 5] dat niet wilde.49
- [betrokkene 6] van autobedrijf [bedrijf 5] heeft op 2 maart 2009 aangifte gedaan van oplichting op 19 november 2008 te [pl[woonplaats] door [verdachte] en [broer] betreffende de afgifte van een Kia Sorento EX met kenteken [kenteken 11].50
In een verhoor op 17 april 2009 heeft [betrokkene] nader verklaard hoe de oplichting in zijn werk is gegaan.51
Verdachte heeft zich ten aanzien van dit feit op zijn zwijgrecht beroepen.52
Medeverdachte [broer] heeft verklaard dat verdachte en hij de auto hebben gekocht en een betalingsregeling wilden treffen, maar dat [betrokkene 6] dat niet wilde.53
De enkele omstandigheid dat iemand zich voordoet als bonafide autohandelaar en/of koper, is onvoldoende om te kunnen spreken van het aannemen van een valse hoedanigheid dan wel van een listige kunstgreep. Verdachte en medeverdachte [broer] hebben zich in casu echter niet alleen voorgedaan als bonafide autohandelaren en/of kopers, maar hebben deze valse hoedanigheid in nagenoeg alle gevallen kracht bijgezet door te doen alsof zij het geld telefonisch overmaakten en vervolgens mede te delen dat dit was gelukt. Als de verkoper na telefonische navraag bij zijn bank zei dat het bedrag nog niet op zijn rekening was bijgeschreven, stelden verdachte en medeverdachte [broer] hem gerust door erop te wijzen dat overschrijving van een rekening bij de Postbank meestal meer dan een dag duurde. Hiermee hebben zij een samenweefsel van verdichtsels gecreëerd.
Voor wat betreft de ‘koop’ van de Volkswagen Passat bij autobedrijf [bedrijf 2] geldt dat verdachte en medeverdachte [broer] niet hebben gedaan alsof zij het koopbedrag telefonisch overmaakten. Zij hebben in dit geval de verkoper echter verteld dat ze al jaren als bedrijf klant waren bij het bedrijf en eerder die week twee auto’s hadden gekocht bij een collega van hem.54 Voor wat betreft de ‘koop’ van de Volkswagen Bora bij autohuis [bedrijf 3]. geldt eveneens dat verdachte en medeverdachte [broer] niet hebben gedaan alsof zij het koopbedrag telefonisch overmaakten. Zij hebben in dit geval de verkoper echter verteld dat zij het geldbedrag dezelfde middag zouden storten en afgesproken dat zij het overschrijvingsbewijs pas zouden krijgen als zij het verschuldigde bedrag hadden gestort.55 Ook in deze twee gevallen hebben verdachte en medeverdachte [broer] derhalve niet slechts de valse hoedanigheid van bonafide autohandelaar en/of koper aangenomen, maar deze kracht bijgezet door een samenweefsel van verdichtsels.
Ten aanzien van het verweer dat geen sprake is geweest van het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling, omdat verdachte en medeverdachte [broer] altijd de bedoeling hebben gehad om op een later tijdstip alsnog te betalen, overweegt de rechtbank als volgt.
Voor zover het al zo zou zijn dat verdachte en medeverdachte [broer] steeds van plan waren om de verkopers op een later tijdstip alsnog te betalen, hetgeen overigens uit niets blijkt, te meer niet daar zij tot op heden nog geen enkele betaling hebben gedaan, laat dat onverlet dat zij de verschillende verkopers bedrieglijk hebben voorgehouden dat zij het verschuldigde bedrag direct, dan wel op zeer korte termijn, betaalden, om aldus de auto mee te krijgen. Bovendien hebben verdachte en medeverdachte [broer] de auto’s telkens met verlies verkocht. Zij wilden contant geld hebben om de schuldeiser van verdachte af te betalen en niet om de verkopers te betalen. Als zij de verkopers hadden willen betalen, ligt verkoop van de auto's met verlies, zoals dat in alle gevallen is gebeurd, niet in de rede. Bovendien is niet gebleken dat zij met de opbrengst de koopprijs alvast gedeeltelijk hebben voldaan.
Naar het oordeel van de rechtbank kan dan ook wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte het hem onder 2 primair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hierna onder 3.4 weergegeven.
3.3.4.1 Feit 3 – eerste cumulatief/alternatief
Op 28 oktober 2008 heeft [betrokkene 7], eigenaar van [bedrijf 6] te [plaats], aangifte gedaan tegen verdachte en medeverdachte [broer]. Aangever heeft verklaard dat hij verdachte en medeverdachte [broer] al jaren kent. Zij hadden al een paar keer gekeken naar een Corvette (met kenteken [kenteken 12]) die in de showroom stond. Op 22 augustus 2008 kwamen zij weer en zeiden dat ze een klant hadden voor die Corvette. Aangever heeft verklaard dat hij heeft gezegd dat de auto het terrein pas mocht verlaten als die was betaald. Hij heeft verklaard dat de bedrijfsleider, [betrokkene 17], de kentekenpapieren aan medeverdachte [broer] heeft gegeven zodat hij de kentekenpapieren kon vergelijken met de auto. Verdachte en medeverdachte [broer] wilden het chassisnummer controleren en de motor horen.56
[betrokkene 17] heeft een getuigenverklaring afgelegd. Hij heeft verklaard dat verdachte en medeverdachte [broer], die hij al jaren kende, de Corvette beter wilden bekijken en vroegen om de kentekenbewijzen. Ze wilden het chassisnummer bekijken. Alle papieren lagen al klaar omdat ze zouden komen betalen en getuige heeft ze de papieren, inclusief het overschrijvingsbewijs, overhandigd. Normaal gesproken zou getuige er dan bij blijven staan, maar het was die dag te druk. Getuige heeft verklaard dat hij heeft gezegd dat ze de auto niet van het terrein mochten rijden, maar dat hij even daarna de Corvette niet meer zag staan. Getuige heeft medeverdachte [broer] toen op zijn mobiele telefoon gebeld om te zeggen dat hij helemaal niet weg mocht rijden. [broer] zei dat hij zich geen zorgen hoefde te maken omdat ze alleen even een broodje gingen halen. Getuige heeft gezegd dat hij de auto terug wilde hebben.57
Uit informatie van de Rijksdienst voor het Wegverkeer is gebleken dat de Corvette op 22 augustus 2008 op naam is gezet van de handelsvoorraad van het bedrijf van [broer] en dat deze op 28 augustus 2008 op naam is gezet van de handelsvoorraad van het bedrijf van [betrokkene 13]58, aan wie medeverdachte [broer] de auto heeft verkocht.59
Verdachte heeft zich met betrekking tot dit feit op zijn zwijgrecht beroepen.60 Medeverdachte [broer] heeft verklaard dat zij wel toestemming hadden om de Corvette mee te nemen en dat hij [betrokkene 7] diezelfde middag heeft gebeld en heeft gezegd dat ze de auto over een paar dagen zouden komen betalen. Hij heeft de auto dezelfde dag op zijn naam laten zetten en de auto vervolgens aan [betrokkene 13] verkocht.61
Zowel aangever [betrokkene 7] als getuige [betrokkene 17] hebben verklaard dat ze verdachte en medeverdachte [broer] hebben verboden om met de auto van het terrein af te rijden. Deze verklaringen corresponderen echter niet met de overige omstandigheden, te weten het feit dat alle papieren al klaar lagen omdat verdachte en medeverdachte kwamen betalen, dat ze al deze papieren overhandigd hebben gekregen, dat de sleutel zich kennelijk in de auto bevond en dat ze niet alleen het chassisnummer wilden controleren, maar ook de motor wilden horen. De rechtbank twijfelt derhalve aan dit deel van de verklaringen van de aangever en de getuige. De door [broer] ondertekende schuldbekentenis waarin is opgenomen dat de auto onvrijwillig is meegenomen,62 doet hieraan niet af. Naar het oordeel van de rechtbank is niet zonder twijfel vast komen te staan dat verdachte en zijn broer de Corvette zonder toestemming van het autobedrijf hebben meegenomen. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van de hem onder 3 eerste cumulatief/alternatief primair ten laste gelegde diefstal van de Corvette.
Naar het oordeel van de rechtbank staat wel vast dat verdachte en medeverdachte [broer], terwijl zij in de Corvette reden na vertrek van het autobedrijf, diezelfde middag nog telefonisch contact hebben gehad met het autobedrijf en dat hen is medegedeeld dat de auto moest worden teruggebracht. Zij hebben de auto toen echter onder zich gehouden en er als heer en meester over beschikt door de auto op naam van medeverdachte [broer] te zetten en deze korte tijd later te verkopen. Naar het oordeel van de rechtbank hebben verdachte en medeverdachte [broer] zich hiermee schuldig gemaakt aan verduistering van de Corvette.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman dat geen sprake is geweest van medeplegen door verdachte, omdat hij geen uitvoeringshandelingen heeft verricht, maar slechts de verkoopprijs van de auto achteraf heeft ontvangen. De rechtbank stelt voorop dat voor medeplegen niet is vereist dat verdachte daadwerkelijk uitvoeringshandelingen heeft verricht, maar dat een bewuste en nauwe samenwerking daartoe voldoende is. Verdachte en medeverdachte [broer] zijn samen naar het autobedrijf gegaan en zijn samen in de auto weggereden. De auto is vervolgens verkocht en contant betaald en verdachte heeft de opbrengst in ontvangst genomen.63 Nu verdachte en zijn broer voortdurend bezig waren om contant geld binnen te halen zodat verdachte de schuldeiser die op hem had geschoten kon aflossen, is de rechtbank van oordeel dat zij ook hier nauw en bewust hebben samengewerkt met de bedoeling om geld voor verdachte binnen te halen. De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem onder 3 eerste cumulatief/alternatief subsidiair ten laste gelegde verduistering heeft gepleegd zoals hierna onder 3.4 weergegeven.
3.3.4.2 Feit 3 – tweede cumulatief/alternatief
Op 20 november 2008 heeft [betrokkene 8], medewerker van [bedrijf 7]. te [plaats], aangifte gedaan tegen verdachte en medeverdachte [broer]. Aangever heeft verklaard dat op 16 oktober 2008 twee mannen, met vermoedelijk de naam [naam verdachten], in de zaak kwamen om een Cadillac (met kenteken [kenteken 13] en een waarde van ongeveer € 67.500, ) te kopen tegen inruiling van een Volkswagen Touareg. Na bijbetaling van € 7.500,- werd de Cadillac eigendom van verdachten.
Aangever kwam tot de ontdekking dat de ingeruilde Volkswagen Touareg vermoedelijk omgekat was toen zijn collega werd gebeld door [betrokkene 18], die vertelde eigenaar te zijn van een Volkswagen Touareg met hetzelfde kenteken als de Volkswagen Touareg die [bedrijf 7]. had gevrijwaard. [betrokkene 18] had een brief van de Belastingdienst ontvangen, waarin hem werd medegedeeld dat hij de rekening die was toegestuurd voor het motorrijtuig met kenteken [kenteken 14] niet hoefde te betalen omdat het motorrijtuig volgens opgave van de RDW sinds 16 oktober 2008 op naam van een erkende handelaar of demontagebedrijf stond. [betrokkene 18] had de auto met kenteken en het originele kentekenbewijs evenwel nog steeds in zijn bezit.64
De afdeling Forensisch Voertuigidentificatie Onderzoek van de Dienst Wegverkeer heeft vervolgens onderzoek verricht naar de originaliteit van het voertuigidentificatienummer ([nummer 1]) van de door verdachte en zijn broer ingeruilde Volkswagen Touareg. Hierbij werd geconstateerd dat de laatste 5 posities van dit nummer waren aangebracht in een op plamuur gelijkend materiaal. Na behandeling werden de laatste 5 posities zoals die door de fabrikant waren aangebracht zichtbaar. Het volledige door de fabrikant aangebrachte voertuigidentificatienummer luidt: ‘[nummer 2]’.65
Het Bureau Recherche Expertise van de politie Haaglanden heeft onderzoek ingesteld naar de kentekenbewijzen van de Volkswagen Touareg. Hieruit is gebleken dat kentekenbewijs deel-IA en deel-II vervalst zijn, dat deel-IB met nummer [nummer 1] vermoedelijk vervalst is en dat deel-IB met nummer [nummer 2] vermoedelijk echt is.66
Op 19 september 2008 heeft [betrokkene 19] in België een klacht neergelegd tegen [betrokkene 20], ex zaakvoerder van [bedrijf 11] voor misbruik van vertrouwen, oplichting en verduistering van het voertuig Volkswagen Touareg met raamnummer [nummer]. [betrokkene 19] verklaart dat [betrokkene 20], als contractant, het voertuig illegaal heeft onderverhuurd aan derden, doch dat het voertuig daar ter plaatse werd ontvreemd door een zakelijk contact van [betrokkene 20].67
Uit een akte van de Belgische politie is gebleken dat de heer [betrokkene 20] zaakvoerder van [bedrijf 11] was tussen 30 juni 2006 en 15 augustus 2008 en dat verdachte de zaakvoerder van het bedrijf was vanaf 15 augustus 2008.68
Medeverdachte [broer] heeft verklaard dat hij niet wist dat de Volkswagen Touareg was omgekat en dat hij is gebruikt door verdachte.69 Verdachte heeft zich met betrekking tot dit feit op zijn zwijgrecht beroepen.70
Verdachte heeft een dure auto voorhanden gehad die bleek te zijn omgekat. Hij heeft deze auto ingeruild voor een andere auto. Het had naar het oordeel van de rechtbank op de weg van verdachte gelegen om onderzoek in te stellen naar de auto, die hij ging inruilen. Deze verplichting rust op verdachte nu hij deze auto onderdeel maakt van een transactie, echter, de verplichting rust te meer op verdachte nu hij zaaksvoerder was van het bedrijf dat de Volkswagen Touareg illegaal had onderverhuurd aan een derde, bij wie de auto vervolgens is ontvreemd. In dit verband ligt het voorts op de weg van verdachte om, na ontdekking van het feit dat de auto was omgekat, uit te leggen waarom hij dacht dat met deze auto niets mis was. Voor zover verdachte al niet op de hoogte was van het feit dat de auto was omgekat, heeft hij naar het oordeel van de rechtbank in ieder geval willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat de auto van enig misdrijf afkomstig was.
Naar het oordeel van de rechtbank kan dan ook wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte het hem onder 3 tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hierna onder 3.4 weergegeven.
3.3.5 Feit 4
Op 1 december 2008 heeft [betrokkene 10], bedrijfsleider van [bedrijf 8] te [plaats], aangifte gedaan tegen [broer]. Aangever heeft verklaard dat verdachte op 15 september 2008 bij [bedrijf 8] een vorkheftruck heeft gehuurd, welke dezelfde dag is afgeleverd bij de firma [bedrijf van broer] te [woonplaats].71 Op 16 maart 2009 heeft [betrokkene 10] verklaard dat [broer] de huurder was en dat [broer] getekend heeft voor de verhuur.72 [broer] wilde de vorkheftruck voor een dag huren. Aangever heeft diverse facturen en aanmaningen verzonden naar het adres van [broer]. Omdat deze niets van zich liet horen en de rekeningen niet betaalde, is aangever op 8 oktober 2008 zelf naar het bedrijf van [broer] toegegaan. Hij heeft toen gesproken met verdachte, die beloofde de volgende dag te komen betalen en gelijk de vorkheftruck terug te bezorgen. Aangever had tot op de dag van de aangifte niets meer vernomen van [broer] of verdachte.73
Verdachte heeft zich ten aanzien van dit feit op zijn zwijgrecht beroepen.74
Medeverdachte [broer] heeft verklaard dat hij de vorkheftruck voor verdachte heeft gehuurd en dat hij niet wist waar de vorkheftruck zich bevond.75 Voorts heeft hij verklaard dat hij heeft gehoord dat personeel van [bedrijf 8] bij hen op het kamp is geweest om de huur te halen, maar dat hij er toen niet was en dat verdachte met ze heeft gesproken en alles zou regelen.76
Op 17 maart 2009 heeft [betrokkene 21], eigenaar van [bedrijf 9] te [plaats], aangifte gedaan tegen verdachte. Hij heeft verklaard dat hij op 28 januari 2009 werd gebeld door de heer [verdachte] die een heftruck wilde huren voor circa twee weken. Op 29 januari 2009 heeft een chauffeur van het bedrijf een heftruck afgeleverd bij verdachte. Verdachte heeft toen een huurovereenkomst getekend. Na een week werd aangever gebeld door verdachte met het verzoek alvast een factuur te sturen, die hij direct zou betalen. Op 12 februari 2009 werd aangever weer gebeld door verdachte, met de vraag of hij de vorkheftruck wat langer kon lenen. Een week later zag aangever dat verdachte nog altijd niet had betaald en heeft hem opgebeld. Verdachte heeft vervolgens diverse malen beloofd te betalen, maar heeft dat steeds niet gedaan. Op 16 februari 2009 heeft aangever een chauffeur van het bedrijf naar verdachte gestuurd om de heftruck op te gaan halen. Verdachte gaf aan dat hij de heftruck niet kon geven, omdat deze in Haarlemmermeer stond. Verdachte heeft met de chauffeur afgesproken om de heftruck op 9 maart 2009 samen met de chauffeur op te gaan halen in Haarlemmermeer. Op 9 maart 2009 werd aangever, met het nummer van verdachte, gebeld door de broer van verdachte, die mededeelde dat verdachte in het ziekenhuis lag en dat hij na zou vragen waar de heftruck stond. Op 11 maart 2009 werd aangever wederom gebeld door de broer van verdachte, die mededeelde dat hij de heftruck op 14 maart 2009 zelf terug zou komen brengen. Op 12 maart 2009 heeft aangever nog een aangetekende brief verzonden aan verdachte dat hij de heftruck uiterlijk 16 maart 2009 terug wilde hebben. Tot op de dag van de aangifte had aangever de heftruck nog niet terug ontvangen.77
Verdachte heeft zich ook ten aanzien van dit feit op zijn zwijgrecht beroepen.78
Medeverdachte [broer] heeft verklaard dat het klopt dat verdachte een vorkheftruck heeft gehuurd bij [bedrijf 9] B.V. Hij heeft voorts verklaard dat hij niet degene is geweest die namens verdachte heeft gebeld met het bedrijf.79
Naar het oordeel van de rechtbank is in de beide voormelde gevallen geen sprake geweest van oplichting, omdat hiervoor meer is vereist dan het enkel zich voordoen als bonafide huurder, hetgeen niet het geval is geweest. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van de hem onder 4 primair ten laste gelegde oplichting.
Nadat verdachte de heftrucks heeft gehuurd, heeft hij zich naar het oordeel van de rechtbank echter wel als heer en meester over de heftrucks gedragen, door, ondanks diverse aanmaningen, de huurprijs niet te betalen en de heftrucks evenmin te retourneren. Verdachte heeft zich aldus schuldig gemaakt aan verduistering.
Nu medeverdachte [broer] ontkent betrokken te zijn geweest bij het huren van de vorkheftruck bij [bedrijf 9] B.V. en hij bij een meervoudige fotoconfrontatie niet wordt herkend door een getuige, bevindt zich in het dossier naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende bewijs voor de conclusie dat in dat geval sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [broer].
Naar het oordeel van de rechtbank kan wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte het hem onder 4 subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hierna onder 3.4 weergegeven.
3.3.6 Feit 7
Op 6 januari 2009 heeft [betrokkene 10] (aangever van het onder 4 ten laste gelegde feit) zich gemeld op het politiebureau met de vraag of hij zijn aangifte kon intrekken. Hij verklaarde tegenover de politie dat verdachte op 5 januari 2009 bij hem op het bedrijf [bedrijf 8] was geweest en bedreigingen had geuit. Verdachte had geëist dat de aangifte ingetrokken zou worden, omdat anders het bedrijf vandaag of morgen in de brand gestoken zou worden. [betrokkene 10] verklaarde dat hij nog op het werk wilde overleggen of hij aangifte wilde doen van de bedreiging, omdat hij en zijn collega’s zich bang en ongemakkelijk voelden door het hele gebeuren.80
Op 2 april 2009 heeft [betrokkene 9], eigenaar van [bedrijf 8] BV te [plaats], aangifte gedaan van de bedreiging door verdachte. Hij heeft verklaard dat hij verdachte samen met zijn bedrijfsleider, [betrokkene 10], heeft gesproken en dat verdachte hen op zeer intimiderende toon heeft aangesproken. Aangever hoorde verdachte zeggen: ‘Als jullie niet naar de politie gaan om het ongedaan te maken, dan zorg ik dat er wekelijks op jullie terrein iets in de brand wordt gestoken.’ Aangever heeft verklaard dat hij, zijn bedrijfsleider en het andere personeel zich door de bedreiging bepaald niet gemakkelijk voelden en bang waren dat verdachte zijn bedreiging daadwerkelijk zou uitvoeren.81
Zowel [betrokkene 10] als [betrokkene 9] zijn ter terechtzitting als getuige gehoord.
[betrokkene 9] heeft verklaard dat verdachte hem op 5 januari 2009 in de bedrijfshal van [bedrijf 8] heeft bedreigd door te zeggen dat hij het bedrijf in brand zou steken als [betrokkene 9] niet iets aan de aangifte zou doen. [betrokkene 9] heeft verklaard dat hij zich niet meer kan herinneren of er iemand bij was toen verdachte deze bedreiging uitte.82
[betrokkene 10] heeft verklaard dat verdachte op 5 januari 2009 boven in het kantoor van [bedrijf 8] in zijn bijzijn de heer [betrokkene 9] heeft bedreigd door te zeggen dat hij een molotovcocktail naar het bedrijf zou gooien als ze de aangifte niet in zouden trekken.83
Het enkele feit dat beide getuigen ter terechtzitting afwijkend hebben verklaard over de locatie waar de bedreiging zou zijn geuit en dat [betrokkene 9] zich niet meer kan herinneren of [betrokkene 10] al dan niet aanwezig was bij de bedreiging, doet naar het oordeel van de rechtbank niet af aan de geloofwaardigheid van hun verklaring dat verdachte [betrokkene 9] heeft bedreigd met brandstichting. Gelet op het feit dat de terechtzitting enige tijd na de bedreiging heeft plaatsgevonden, is het niet vreemd dat de getuigen zich niet exact meer kunnen herinneren wat er die dag is gebeurd.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem onder 7 ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hierna onder 3.4 weergegeven.
3.3.7 Feit 5
Op 29 augustus 2008 werd door de chef van de Regionale Criminele Inlichtingen Eenheid (hierna: CIE) van de politie Haaglanden de informatie verstrekt dat op het kamp aan de [adres] in [woonplaats], helemaal achter op het terrein een rode container met opschrift [opschrift] stond, welke container was gestolen. De chef van de CIE kwam tot de conclusie dat de verstrekte informatie als betrouwbaar kon worden aangemerkt.84
Onder de aanvullende informatie dat men de container op dat moment aan het uitladen was, kregen verbalisanten [verbalisant 1], [verbalisant 2] en [verbalisant 3] op 29 augustus 2008 de opdracht te gaan naar het woonwagenkamp aan de [adres] te [woonplaats]. Ter plaatse zagen verbalisanten op een terrein aan het einde van de [adres], dat was afgesloten met een hek, een rode container met het opschrift [opschrift] op een trailer staan. Toen verbalisanten het terrein betraden, werden zij aangesproken door verdachte. Hij deelde mede dat hij de eigenaar van het terrein was, maar dat een zwarte Afrikaan de eigenaar was van de trailer en de container. Verdachte zei dat hij het telefoonnummer van de Afrikaan ging halen en is naar zijn woonwagen gelopen. Verbalisanten zagen dat de container met een hangslot was afgesloten.85 Op de rechter achterdeur van de container zat braakschade.86 Bij navraag bij de centralist van het politiebureau bleek dat de trailer niet als gestolen stond gesignaleerd, maar dat wel een eigenaar bekend was. Bij navraag bij de eigenaar, [bedrijf 12] B.V., bleek dat de trailer met container op 28 augustus 2008 was weggenomen uit [plaats].87 Op 29 augustus 2008 heeft [betrokkene 22] aangifte gedaan van de diefstal van de trailer met container.88
Tijdens forensisch onderzoek waarbij de container werd geopend, bleken zich in de container dozen met schoenen te bevinden.89 Namens het bedrijf dat eigenaar is van de schoenen, heeft [betrokkene 23] aangifte gedaan van diefstal van de zich in de container bevindende schoenen.90
Op het terrein zagen verbalisanten voorts twee vrachtauto’s staan waarop geen kentekenplaten zaten. Verbalisant [verbalisant 1] is naar de witte vrachtauto toegelopen en voelde dat het bestuurdersportier niet op slot zat en heeft deze opengemaakt. Verbalisant zag dat de draden doorverbonden waren. In een vakje boven de bestuurdersplaats vond verbalisant een belastingafschrift waarop een kenteken stond. Bij navraag bij de centralist van het politiebureau bleek dat de vrachtauto als gestolen stond gesignaleerd.91 De aangifte is op 21 mei 2008 gedaan door [betrokkene 24].92
Verbalisant [verbalisant 1] is vervolgens naar de andere vrachtauto toegelopen. Ook hiervan was het bestuurdersportier niet afgesloten. Verbalisant is de vrachtauto ingegaan en vond in een vakje boven de middenconsole een belastingafschrift waarop een kenteken stond. Bij navraag bij de centralist van het politiebureau bleek dat de vrachtauto als gestolen stond gesignaleerd.93 De aangifte is op 12 juni 2007 gedaan door [betrokkene 25].94
Gelet op het feit dat de vrachtauto’s onregelmatigheden vertoonden doordat ze niet waren voorzien van een kenteken, bestond naar het oordeel van de rechtbank bij verbalisanten een redelijk vermoeden van schuld, zodat de doorzoeking van de vrachtauto’s niet onrechtmatig heeft plaatsgevonden.
Verbalisanten zagen op het terrein ten slotte nog een blauwe sloep op een trailer staan. Verbalisanten zagen dat de sloep was voorzien van een ingesmolten chassisnummer. Bij navraag bij de waterpolitie bleek dat de sloep als gestolen gesignaleerd stond.95 De aangifte is op 12 augustus 2008 gedaan door [betrokkene 26].96
Verdachte heeft verklaard dat hij ‘het puntje’ (het deel van het woonwagenkamp waar de goederen stonden) in gebruik heeft. Hij heeft verklaard dat hij de enige is die het puntje gebruikt en dat hij soms een plekje verhuurd zodat mensen hun spullen kunnen stallen. Ten aanzien van de aangetroffen container, vrachtauto’s en boot heeft verdachte zich op zijn zwijgrecht beroepen.97
Medeverdachte [broer] heeft verklaard dat hij en verdachte het puntje gebruiken, maar dat ze er ook andere mensen tegen betaling wel eens wat laten stallen. Voorts heeft hij verklaard dat verdachte de container er neer heeft laten zetten door andere mensen. Ten slotte heeft hij verklaard dat de ene vrachtauto is blijven staan nadat degene die hem daar had gestald, is overleden en dat hij van de andere vrachtauto en de boot niets af weet.98
De rechtbank stelt voorop dat verdachte als verhuurder van het puntje verantwoordelijkheid heeft over de goederen die hij daar door anderen laat plaatsen. Hij heeft zich er niet over uitgelaten of hij navraag heeft gedaan bij degenen die onderhavige goederen hebben gestald. Gelet op het feit dat de container en de vrachtauto’s onregelmatigheden vertoonden, had verdachte naar het oordeel van de rechtbank reeds op die grond al redelijkerwijs moeten vermoeden dat deze goederen van enig misdrijf afkomstig waren. Ten aanzien van het ingesmolten chassisnummer in de boot volgt de rechtbank de raadsman in zijn verweer dat dit geen onregelmatigheid betreft, daar het gebruikelijk is dat chassisnummers in polyester boten worden ingesmolten. Het puntje is naar de eigen waarneming van de rechtbank echter een afgelegen terrein99 en derhalve een goede verstopplek. Verdachte had dan ook toen de boot daar werd gestald, kunnen vermoeden dat die gestolen was. Verdachte had om die reden eerst navraag moeten doen naar de herkomst van de boot en de reden van stalling op zijn terrein. Nu verdachte zich ten aanzien van de boot op zijn zwijgrecht heeft beroepen gaat de rechtbank er vanuit dat verdachte deze navraag niet heeft gedaan dan wel dat hij op de hoogte was van het feit dat het een gestolen boot betrof. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem onder 5 ten laste gelegde schuldheling heeft begaan zoals hierna onder 3.4 weergegeven.
3.3.8 Feit 6
Op 22 mei 2009, om 11.40 uur, belde een man die aangaf Jansen te heten, met de politie. Hij deelde mee dat hij die dag om 12.30 in de [adres] te [woonplaats] een afspraak had om een Seat Leon, voorzien van kenteken [kenteken 15], te kopen. Deze auto werd te koop aangeboden door twee mannen met wie hij al een keer eerder had afgesproken. Jansen gaf aan dat hij het niet helemaal vertrouwde omdat het chassisnummer er verdacht zou uitzien en dat hij niet naar de afspraak zou gaan.100 Later heeft medeverdachte [broer] verklaard dat hij degene is geweest die de politie heeft gebeld.101
De politie is naar aanleiding van de melding naar de [adres] te [woonplaats] gegaan, alwaar zij een Seat Leon met kenteken [kenteken 15] zagen staan. Verbalisanten hebben het stopteken gegeven en zagen dat zich in de auto de hen ambtshalve bekende [verdachte] en [broer] bevonden. Omdat verbalisanten na controle vermoedden dat de auto was omgekat, werden beide mannen aangehouden.102 Beide verdachten zijn korte tijd na hun inverzekeringstelling weer vrijgelaten.103
Op 25 mei 2009 is via de CIE Rotterdam-Rijnmond bij de CIE Haaglanden de informatie binnengekomen dat op het moment van de aanhouding in [woonplaats] van de twee mannen in de gestolen Seat, een van hen in het bezit was van een vuurwapen. Het plaatsvervangend hoofd van de CIE kwam tot de conclusie dat de verstrekte informatie als betrouwbaar kon worden aangemerkt.104
Op 25 mei 2009 is aan de Seat, die in bewaring was gesteld in het politieverzamelgebouw, een onderzoek ingesteld. Verbalisant [verbalisant 4] trof hierbij onder de zetel van de achterbank, in het midden, een vuurwapen, merk FN, model [model], aan.105
Door de Forensische Opsporing van politie Haaglanden is aan het vuurwapen een sporenonderzoek verricht waarbij een biologisch spoor werd aangetroffen dat is veiliggesteld. Zowel bij verdachte als bij medeverdachte [broer] is DNA afgenomen. Het NFI is verzocht vast te stellen of het DNA-materiaal dat is aangetroffen op het vuurwapen een relatie heeft met verdachte of zijn broer, of nog nader te identificeren onbekende personen.106 De officier van justitie heeft ter terechtzitting desgevraagd medegedeeld dat het onderzoek door het NFI nog niet was afgerond.107
Verdachte heeft zich ten aanzien van dit feit op zijn zwijgrecht beroepen.108
Medeverdachte [broer] heeft verklaard dat het vuurwapen niet van hem is en dat hij niet weet van wie het wel is.109
Nu niet is vast komen te staan dat verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van het wapen in het voertuig en er ook overigens geen reden is om aan te nemen dat het vuurwapen zijn eigendom is, zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het hem onder 6 ten laste gelegde aanwezig hebben van een wapen.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1 eerste cumulatief/alternatief
in de periode van 1 januari 2008 tot en met 13 juni 2009 te [woonplaats], althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, een personenauto van het merk Mercedes (met kenteken [kenteken 1]) en een personenauto van het merk Bentley Continental (met kenteken [kenteken 2]) voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader wisten dat bovenomschreven voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Feit 2 primair
in de periode van 15 augustus 2008 tot en met 2 maart 2009 in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander, (telkens) met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels,
- medewerkers van autobedrijf [bedrijf 1], althans [betrokkene 1], en
- medewerkers van autobedrijf [bedrijf 2], althans [betrokkene 2], en
- medewerkers van autohuis [bedrijf 3]., althans [betrokkene 3] en
- medewerkers van [bedrijf 4] Installatietechniek, althans [betrokkene 4], en
- [betrokkene 5] en
- (medewerkers van) autobedrijf [bedrijf 5], althans [betrokkene 6],
heeft bewogen tot de afgifte van, respectievelijk,
- een personenauto (Renault Megane, kenteken [kenteken 3 ]) en
- vier personenauto's (Chrysler PT Cruiser, kenteken [kenteken 4] en Nissan Xtrail, kenteken [kenteken 5] en VW Golf, kenteken [kenteken 6] en VW Passat, kenteken [kenteken 7] en
- een personenauto (VW Bora, kenteken [kenteken 8]) en
- een bestelauto (Mercedes, kenteken [kenteken 9]) en
- een personenauto (Renault Megane, kenteken [kenteken 10]) en
- een personenauto (Kia Sorento EX, kenteken [kenteken 11]),
hebbende verdachte en zijn mededader (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - (telkens) valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid
- zich voorgedaan als bonafide autohandelaar en koper en
- tegenover voornoemde personen aangegeven dat zij de aangeboden auto(’s) wilden kopen en
- (vervolgens) met voornoemde personen een (koop)prijs afgesproken en
- (vervolgens) tegenover voornoemde personen gedaan alsof zij tot (directe telefonische) betaling van de overeengekomen (koop)prijs/koopsom waren overgegaan, althans hebben verdachte en/of zijn mededader de betaling van de overeengekomen (koop)prijs/koopsom toegezegd en/of deze in het vooruitzicht gesteld,
waardoor voornoemde personen werden bewogen tot bovenomschreven afgifte.
Feit 3 eerste cumulatief subsidiair
op 22 augustus 2008 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk een personenauto (Chevrolet Corvette, kenteken [kenteken 12]), toebehorende aan Autobedrijf [bedrijf 6], althans [betrokkene 7], welk goed verdachte en zijn mededader anders dan door misdrijf, te weten als aspirant-kopers, onder zich hadden, wederrechtelijk zich hebben toegeëigend.
en
Feit 3 tweede cumulatief
op 16 oktober 2008 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een of meer listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels een medewerker van autobedrijf [bedrijf 7]. heeft bewogen tot de afgifte van een personenauto (Cadillac, kenteken [kenteken 13]),
hebbende verdachte en zijn mededader met voren omschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid
- zich voorgedaan als bonafide autohandelaar en koper en
- tegenover voornoemde persoon aangegeven dat zij de aangeboden auto wilden kopen en
- (vervolgens) met voornoemde persoon een (koop)prijs afgesproken en zijn overeengekomen om voornoemde (koop)prijs/koopsom direct te betalen en
- met voornoemde persoon afgesproken dat hij, verdachte en zijn medeverdachte in ruil voor een lagere verkoopprijs van de hierboven genoemde personenauto een (meegebrachte) personenauto zou inruilen en/of achterlaten, wetende dat die achtergelaten personenauto van enig misdrijf afkomstig was, waardoor voornoemde persoon werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
Feit 4 subsidiair
in de periode van 16 september 2008 tot en met 17 maart 2009 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, opzettelijk vorkheftrucks, toebehorende aan [bedrijf 8] B.V. en/of [bedrijf 9] Vorkheftrucks, welke goederen verdachte en/of zijn mededader anders dan door misdrijf, te weten als huurder, onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft/hebben toegeëigend.
Feit 5
op 29 augustus 2008 te [woonplaats] een container (met schoenen) en twee vrachtauto’s en een boot voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van voornoemde goederen redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
Feit 7
op 5 januari 2009 te [plaats] [betrokkene 9] van [bedrijf 8] B.V. heeft bedreigd met brandstichting, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [betrokkene 9] dreigend de woorden toegevoegd: "Als jullie niet naar de politie gaan om het ongedaan te maken, dan zorg ik dat er wekelijks op jullie terrein iets in de brand wordt gestoken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Eventueel in de tenlastelegging voorkomende type- en taalfouten zijn verbeterd, zoals weergegeven in de bewezenverklaring. Door deze verbetering is verdachte niet in de verdediging geschaad.
4. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
5. De strafbaarheid van de verdachte
5.1 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte voor zijn leven vreesde nadat hij was beschoten in verband met een openstaande schuld. Verdachte had geld nodig om deze schuldeiser te betalen. Onder die omstandigheden kan verdachte naar de mening van de raadsman niet verweten worden dat hij besloot andere schuldeisers niet (direct) te betalen. De raadsman concludeert tot ontslag van alle rechtsvervolging op grond van psychische overmacht ten aanzien van de feiten 2, 3 en 4.
5.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is geweest van psychische overmacht. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte nadat op hem is geschoten ongetwijfeld onder druk heeft gestaan, maar dat niet gezegd kan worden dat hij echt niet anders kon handelen dan hij heeft gedaan. Verdachte had naar de mening van de officier van justitie bijvoorbeeld contact op kunnen nemen met de politie.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat voor een geslaagd beroep op psychische overmacht sprake moet zijn van een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijze geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden.
Hoewel verdachte nadat hij is beschoten in verband met een openstaande schuld ongetwijfeld in angst heeft gezeten over de destijds onstane situatie, is de rechtbank van oordeel dat uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet is gebleken dat hij redelijkerwijs niet anders kon en hoefde te handelen dan hij heeft gedaan. In plaats van een reeks strafbare feiten te plegen om aan geld te komen, had verdachte immers ook de politie in kunnen schakelen of op zijn minst kunnen proberen op legale wijze aan geld te komen.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De straf/maatregel
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De officier van justitie heeft in haar eis in het nadeel van verdachte – kort gezegd – rekening gehouden met het feit dat verdachte degene is geweest die de strafbare feiten heeft geïnitieerd en dat verdachte door te zwijgen geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn daden. Voorts heeft verdachte geen enkel respect getoond voor de rechtbank door niet terug te keren naar de penitentiaire inrichting na afloop van de schorsing van zijn voorlopige hechtenis, is verdachte reeds eerder met politie en justitie in aanraking gekomen voor soortgelijke strafbare feiten en liep verdachte in een proeftijd.
Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de officier van justitie in het voordeel van verdachte rekening gehouden met het rouwproces dat verdachte doormaakt in verband met het recente overlijden van zijn 15-jarige nichtje [nichtje].
De officier van justitie neemt het advies van de reclassering, te weten een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met als bijzondere voorwaarde een verplicht reclasseringscontact, niet over omdat verdachte zich eerder door een voorwaardelijk strafdeel ook niet heeft laten weerhouden van het plegen van strafbare feiten en omdat de officier van justitie eraan twijfelt of verdachte de voorwaarden zoals door de reclassering voorgestaan wel zal volgen, temeer nu verdachte de schorsingsvoorwaarden van de rechtbank niet heeft nageleefd.
De officier van justitie heeft ten slotte aangegeven niet veel waarde te hechten aan de conclusie van de door verdachte op eigen initiatief ingeschakelde psychiater [psychiater] die stelt dat terugkeer in detentie voor verdachte nadelige gevolgen kan hebben voor het herstel van zijn depressie, omdat penitentiaire inrichtingen met voldoende zorg- en opvangmogelijkheden voor gedetineerden met een depressie zijn uitgerust.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de strafeis van de officier van justitie veel te hoog is en niet passend bij de onderhavige feiten.
Naar de mening van de raadsman zouden een forse werkstraf en een stevige voorwaardelijke gevangenisstraf (met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering voorgesteld) bovenop de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht een passende straf vormen. Hij heeft, onder verwijzing van de brief van psychiater [psychiater], daartoe aangevoerd dat verdachte wegens de dood van zijn nichtje zeer depressief is en zelfs suïcidale gedachten heeft, welke klachten kunnen verergeren indien verdachte terug moet naar de gevangenis.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Nadat verdachte op 9 juli 2008 is beschoten in verband met een openstaande schuld, heeft hij zich in de periode van augustus 2008 tot en met maart 2009 tezamen met zijn broer, medeverdachte [broer], schuldig gemaakt aan diverse oplichtingen en verduisteringen van auto’s en vorkheftrucks. Korte tijd nadat verdachte en zijn broer auto’s van autobedrijven mee hadden gekregen, verkochten zij deze voor bedragen onder de oorspronkelijke koopprijs om op deze manier snel aan contant geld te komen. De gehuurde vorkheftrucks zijn nimmer aan de verhuurder geretourneerd.
Dit zijn ernstige feiten, waarmee verdachte niet alleen het vertrouwen dat de verkopers en verhuurders in hem en zijn broer stelden ernstig heeft geschonden, maar hen eveneens grote financiële schade heeft toegebracht.
Verdachte heeft vervolgens nog een van de aangevers, de heer [betrokkene 9], onder bedreiging met brandstichting gezegd de aangifte in te trekken. Dit is een naar feit dat bij [betrokkene 9] en zijn werknemers gevoelens van onrust en onveiligheid heeft opgeroepen.
Verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan schuldheling van een aantal goederen, door deze te laten stallen op zijn terrein. Door aldus te handelen heeft verdachte bijgedragen aan het in stand houden van een afzetmarkt voor gestolen voorwerpen.
Verdachte heeft zich ten slotte nog schuldig gemaakt aan het witwassen van een Mercedes en een Bentley. Ook dit is een ernstig feit. Door witwassen worden criminele activiteiten in standgehouden en bevorderd. Witwassen vormt een ernstige bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Geld dat wordt verdiend door het plegen van strafbare feiten heeft als onderdeel van een zwartgeldcircuit een ontwrichtende werking. Deze werking wordt versterkt indien dit geld via witwassen als vermeend legaal geld aangewend kan worden in investeringen in de reguliere economie.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat op deze feiten niet anders kan worden gereageerd dan met een forse gevangenisstraf.
De rechtbank heeft acht geslagen op het verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 3 maart 2010, waaruit blijkt dat verdachte diverse malen eerder in aanraking is gekomen met politie en justitie, onder andere wegens soortgelijke feiten.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het rapport van de Reclassering Nederland d.d. 11 november 2008. De reclassering heeft geadviseerd een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarde van een verplicht reclasseringstoezicht waarbinnen verdachte een cognitieve vaardigheidstraining zou kunnen volgen. De reclassering heeft in het rapport vermeld dat verdachte heeft aangegeven mee te willen werken aan de voorgestelde voorwaarden en dat zij het risico op onttrekken aan de voorwaarden als laag inschatten.
In verband met de slechte gezondheid van zijn nichtje [nichtje], de 15-jarige dochter van medeverdachte [broer], heeft de rechtbank de voorlopige hechtenis van verdachte op 15 december 2009 geschorst tot 15 januari 2009. Nadat [nichtje] op 25 december 2009 is overleden, heeft de rechtbank de schorsing van de voorlopige hechtenis verlengd tot 29 januari 2010 om verdachte in de gelegenheid te stellen samen met zijn familie te rouwen. Verdachte heeft zich op 29 januari 2010 echter niet gemeld bij de gevangenis en is tot op de dag van de terechtzitting nog altijd voortvluchtig. De rechtbank neemt dit verdachte ten zeerste kwalijk. De rechtbank ziet hierin en vanwege het feit dat een eerdere voorwaardelijke straf verdachte niet heeft weerhouden van het plegen van strafbare feiten, reden om af te wijken van het advies van de reclassering en een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Uit een brief van psychiater [psychiater], die ter terechtzitting door de raadsman van verdachte is overgelegd, blijkt dat verdachte door het overlijden van zijn nichtje depressief is geraakt en suïcidale gedachten heeft. Hoewel dit de rechtbank geen aanleiding geeft om van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf af te zien, zal de rechtbank bij het bepalen van de duur van de op te leggen gevangenisstraf – evenals de officier van justitie heeft gedaan – wel rekening houden met de gevolgen die het overlijden van [nichtje] hebben voor verdachte.
Omdat de rechtbank ten aanzien van feit 1 minder bewezen acht dan de officier van justitie en in hogere mate dan de officier van justitie rekening zal houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zal zij een lagere gevangenisstraf opleggen dan door de officier van justitie geëist.
Al het voorgaande in ogenschouw genomen, acht een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
7. De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel
7.1 Het standpunt van de officier van justitie
De volgende (rechts)personen hebben zich als benadeelde partij gevoegd:
- [betrokkene 4] ([bedrijf 4] Installatietechniek) ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 7.425,-;
- Autobedrijf [bedrijf 1] ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 6.500,-;
- [betrokkene 3] (autohuis [bedrijf 3].) ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 7.500,-;
- [betrokkene 6] (autobedrijf [bedrijf 5]) ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot €18.250,-;
- [bedrijf 2] ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 44.350,-
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [betrokkene 4] tot een bedrag van € 6.500,-, zijnde de koopprijs van de Mercedes. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering voor het overige (€ 250,- ‘in verband met de te late betaling’ en € 675,- ‘rente tot heden ca. 10%’), aangezien dit geen schade betreft die rechtstreeks is veroorzaakt door het strafbare feit.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 6.500,-, subsidiair 67 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [betrokkene 4].
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij autobedrijf [bedrijf 1] tot het volledige bedrag van € 6.500,-.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 6.500,-, subsidiair 67 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd autobedrijf [bedrijf 1].
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [betrokkene 3] tot het volledige bedrag van € 7.500,-.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 7.500,-, subsidiair 72 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [betrokkene 3].
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [betrokkene 6] tot het volledige bedrag van € 18.250,-.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 18.250, , subsidiair 126 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [betrokkene 6].
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [bedrijf 2] tot het volledige bedrag van € 44.350,-.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 44.350,-, subsidiair 256 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [bedrijf 2].
De officier van justitie heeft zich – naar aanleiding van het verweer van de raadsman dat verdachte geen schadevergoedingsmaatregel opgelegd dient te worden wegens gebrek aan draagkracht – op het standpunt gesteld dat uit niets blijkt dat verdachte geen draagkracht heeft dan wel dit in de toekomst niet zal hebben.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de benadeelde partij [betrokkene 4] op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen voor zover het betreft de overeengekomen vergoeding van € 250,-. Hij heeft daartoe aangevoerd dat deze schade geen rechtstreeks gevolg van het strafbare feit is. Voorts heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de rentevergoeding van € 675,- dient te worden afgewezen. Hij heeft daartoe aangevoerd dat slechts de wettelijke rente voor vergoeding in aanmerking komt.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de benadeelde partijen autobedrijf [bedrijf 1], [betrokkene 3], [betrokkene 6] en [bedrijf 2] op het standpunt gesteld dat zij niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard in hun vorderingen omdat deze niet van eenvoudige aard zijn. Hij heeft daartoe aangevoerd dat het zeer onwaarschijnlijk is dat deze professionele verkopers geen verzekering hebben op grond waarvan zij de schade kunnen verhalen en ook dat denkbaar is dat ze de schade wel hebben geclaimd, maar nog geen uitkering hebben ontvangen.
De raadsman heeft zich ten slotte – onder verwijzing naar HR 19 juni 2007, LJN: AZ8788 – op het standpunt gesteld dat, indien de vorderingen worden toegewezen, geen schadevergoedingsmaatregel opgelegd dient te worden. Hij heeft daartoe aangevoerd dat het onwaarschijnlijk is dat verdachte snel in staat zal zijn voldoende inkomen te genereren om de vorderingen te betalen, waardoor de kans groot is dat hij de vervangende hechtenis zal moeten ondergaan. Hierdoor zou de vervangende hechtenis geen dwangmiddel meer zijn, maar een extra straf.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
7.3.1 De vorderingen van de benadeelde partijen
[betrokkene 4]
[betrokkene 4] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding wegens materiële schade, groot € 7.425, .
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op de posten ‘extra in verband met te late betaling’ en ‘rente tot heden ca. 10%’, de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering, aangezien deze vordering niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in deze strafzaak. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank acht de vordering, voor zover deze betrekking heeft op de post ‘Mercedes Vito [kenteken 9]’, van zo eenvoudige aard dat dit deel van de vordering zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Dit deel van de vordering is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 2 primair bewezenverklaarde feit, welke schade volgens het voegingsformulier niet is vergoed door een verzekering.
De raadsman heeft het standpunt dat de benadeelde partij van de verzekeraar de schade vergoed kan krijgen en wellicht reeds heeft gekregen niet onderbouwd. Nu de stukken voor dit standpunt geen enkel aanknopingspunt bieden, ziet de rechtbank geen reden de benadeelde partij op grond daarvan niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 6.500, .
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 16 december 2008 is ontstaan.
Autobedrijf [bedrijf 1], [betrokkene 3], [bedrijf 2]
Autobedrijf [bedrijf 1], [betrokkene 3] en [bedrijf 2] hebben zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vorderingen tot schadevergoeding wegens materiële schade, groot € 6.500, , respectievelijk € 7.500, en € 44.350,-.
De rechtbank acht deze vorderingen van zo eenvoudige aard dat deze zich lenen voor behandeling in deze strafzaak. De vorderingen zijn voldoende onderbouwd door de benadeelde partijen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partijen rechtstreeks schade hebben geleden als gevolg van het onder 2 primair bewezenverklaarde feit, welke schade volgens het voegingsformulier niet is vergoed door een verzekering.
De raadsman heeft het standpunt dat de benadeelde partij van de verzekeraar de schade vergoed kan krijgen en wellicht reeds heeft gekregen niet onderbouwd. Nu de stukken voor dit standpunt geen enkel aanknopingspunt bieden, ziet de rechtbank geen reden de benadeelde partij op grond daarvan niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering.
De rechtbank zal derhalve de vorderingen toewijzen tot het volledige bedrag van € 6.500, , respectievelijk € 7.500,- en € 44.350,-.
[betrokkene 6]
[betrokkene 6], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding wegens materiële schade, groot € 18.250, .
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op de post ‘energie en tijd ± 20 uur’, de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering, aangezien deze vordering niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in deze strafzaak. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank acht de vordering, voor zover deze betrekking heeft op de post ‘auto die ik kwijt ben’ (de rechtbank begrijpt: de Kia Sorento EX met kenteken [kenteken 11]), van zo eenvoudige aard dat dit deel van de vordering zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade tot een bedrag van € 16.750,- heeft geleden als gevolg van het onder 2 primair bewezenverklaarde feit, welke schade volgens het voegingsformulier niet is vergoed door een verzekering.
De raadsman heeft het standpunt dat de benadeelde partij van de verzekeraar de schade vergoed kan krijgen en wellicht reeds heeft gekregen niet onderbouwd. Nu de stukken voor dit standpunt geen enkel aanknopingspunt bieden, ziet de rechtbank geen reden de benadeelde partij op grond daarvan niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 16.750, .
De rechtbank zal ten aanzien van alle hiervoor genoemde vorderingen bepalen dat, indien de medeverdachte geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met hun vorderingen hebben gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.
7.3.2 De schadevergoedingsmaatregel
Verdachte is jegens de slachtoffers naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die aan hun door het onder 2 primair bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte zal voor dit feit worden veroordeeld.
De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat een gebrek aan draagkracht onder omstandigheden voor de rechtbank reden kan zijn ervan af te zien de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. Nu de raadsman echter niet heeft onderbouwd dat en waarom verdachte geen draagkracht heeft en in de toekomst niet zal hebben en de rechtbank evenmin aanleiding ziet ambtshalve tot deze conclusie te komen, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van de toegewezen bedragen ten behoeve van alle bovengenoemde slachtoffers.
8. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
36f, 47, 57, 63, 285, 321, 326, 417bis, 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9. De beslissing
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1 tweede cumulatief/alternatief, 3 eerste cumulatief primair, 4 primair en 6 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1 eerste cumulatief/alternatief, 2 primair, 3 eerste cumulatief subsidiair, 3 tweede cumulatief, 4 subsidiair, 5 en 7 ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 eerste cumulatief/alternatief:
medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2 primair en feit 3 tweede cumulatief:
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 3 eerste cumulatief subsidiair en feit 4 subsidiair:
medeplegen van verduistering, meermalen gepleegd
en
verduistering;
ten aanzien van feit 5:
schuldheling, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 7:
bedreiging met brandstichting;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 36 (ZESENDERTIG) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [betrokkene 4] gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [betrokkene 4], een bedrag van € 6.500, , vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 16 december 2008 tot aan de dag van de algehele voldoening;
met bepaling dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededader opgelegde, verplichting tot betaling aan de Staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
verklaart de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat hij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 6.500, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [betrokkene 4];
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 67 dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij autobedrijf [bedrijf 1] toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan autobedrijf [bedrijf 1], een bedrag van € 6.500, ;
met bepaling dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededader opgelegde, verplichting tot betaling aan de Staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 6.500, ten behoeve van het slachtoffer genaamd autobedrijf [bedrijf 1];
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 67 dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [betrokkene 3] toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [betrokkene 3], een bedrag van € 7.500, ;
met bepaling dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededader opgelegde, verplichting tot betaling aan de Staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 7.500, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [betrokkene 3];
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 72 dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [betrokkene 6] gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [betrokkene 6], een bedrag van € 16.750, ;
met bepaling dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededader opgelegde, verplichting tot betaling aan de Staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
verklaart de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat hij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 16.750, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [betrokkene 6];
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 118 dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [bedrijf 2] toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [bedrijf 2], een bedrag van € 44.350, ;
met bepaling dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededader opgelegde, verplichting tot betaling aan de Staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 44.350, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [bedrijf 2];
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 256 dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. Van der Poort-Schoenmakers, voorzitter,
mrs. Spros en Bastein, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Van der Graaff, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 maart 2010.
1 Conform ter terechtzitting overgelegd requisitoir.
2 Conform ter terechtzitting overgelegde pleitnota.
3 Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal alsmede geschriften, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer 1509/2009/1233.
4 Loop-proces-verbaal, algemeen dossier, p. 2-4.
5 Verdachtendossier [verdachte], p. 107.
6 ZD 13, bijlage V, p. 5.
7 Pleitaantekeningen mr. J.M. Lintz, p. 7.
8 Proces-verbaal inzake verdachte transacties, ZD 15, bijlage AH, p. 1-2.
9 Een geschrift, te weten een uittreksel uit het handelsregister van de Kamers van Koophandel, ZD 15, bijlage D, p. 30.
10 Loop-proces-verbaal, ZD 15, p. 3.
11 Proces-verbaal van verhoor verdachte [partner van broer], ZD 15, bijlage V, p. 15-17.
12 Proces-verbaal van verhoor verdachte [broer], ZD 15, bijlage V, p. 2.
13 Een geschrift, te weten een factuur, ZD 15, bijlage V, p. 8.
14 Geschriften, te weten e-mails met daarin weergegeven kentekengegevens, ZD 15, bijlage D, p. 6 7.
15 Geschriften, te weten facturen, ZD 15-II, bijlage D, p. 108 en 109.
16 Een geschrift, te weten een schrijven van de Belastingdienst, ZD 15, bijlage AH, p. 27.
17 Idem, p. 28.
18 Idem, p. 29.
19 Geschriften, te weten schrijven van het UWV, respectievelijk ZD 15, bijlage AH, p. 30 en 32.
20 Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], ZD 15, bijlage V, p. 6.
21 Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], ZD 15-III, bijlage V, p. 41-42.
22 Idem, p. 42.
23 Proces-verbaal van verhoor verdachte [broer], ZD 15, bijlage V, p. 2-3.
24 Idem, p. 11.
25 Idem, ZD 15-III, bijlage V, p. 45.
26 Een geschrift, te weten een kasopstelling, ZD 15-II, bijlage D, p. 407-408.
27 Geschriften, te weten leenovereenkomsten, ZD 15-II, bijlage D, p. 65-68.
28 O.a. proces-verbaal van verhoor van verdachte [broer], ZD 12, bijlage V, p. 6 en proces-verbaal van verhoor verdachte [broer], ZD 16, bijlage V, p. 2.
29ZD 1: proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 7], ZD 1, bijlage G, p. 5-6, geschriften, te weten uitdraaien van kentekengegevens, ZD 1, bijlage D, p. 3 en 4 en proces-verbaal van verhoor verdachte [broer], ZD 1, bijlage V, p. 2;
ZD 8 Chrysler: proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 12], ZD 8, bijlage G, p. 2, geschriften, te weten uitdraaien van kentekengegevens RDW, ZD 8, bijlage D, p. 1 en 2 en proces-verbaal van verhoor verdachte [broer], ZD 8, bijlage V, p. 11;
ZD 8 Nissan: proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 29], ZD 8, bijlage G, p. 27-30, geschriften, te weten uitdraaien van kentekengegevens RDW, ZD 8, bijlage D, p. 3 en 4 en proces-verbaal van verhoor verdachte [broer], ZD 8, bijlage V, p. 11-12;
ZD 8 VW Golf: een geschrift, te weten een factuur, ZD 8, bijlage D, p. 20, geschriften, te weten uitdraaien van kentekengegevens RDW, ZD 8, bijlage D, p. 8 en 9 en proces-verbaal van verhoor verdachte [broer], ZD 8, bijlage V, p. 12;
ZD 8 VW Passat: proces-verbaal van verhoor getuige [betrokke[betrokkene 12], ZD 8, bijlage G, p. 2, geschriften, te weten uitdraaien van kentekengegevens RDW, ZD 8, bijlage D, p. 6 en 7 en proces-verbaal van verhoor verdachte [broer], ZD 8, bijlage V, p. 12;
ZD 9: proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 30], ZD 9, bijlage G, p. 9-10, geschriften, te weten uitdraaien van kentekengegevens RDW, ZD 9, bijlage D, p. 3 en 4 en proces-verbaal van verhoor verdachte [broer], ZD 9 bijlage V, p. 2;
ZD 12: proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 28], ZD 12, bijlage G, p. 1-4, geschriften, te weten uitdraaien van kentekengegevens RDW, ZD 12, bijlage D, p. 2 en 3 en proces-verbaal van verhoor verdachte [broer], ZD 12, bijlage V, p. 6-7;
ZD 13: proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 28], ZD 13, bijlage G, p. 1-4, geschriften, te weten uitdraaien van kentekengegevens RDW, ZD 13, bijlage D, p. 2 en 3 en proces-verbaal van verhoor verdachte [broer], ZD 13, bijlage V, p. 5 en 10;
ZD 16: proces-verbaal van bevindingen, ZD 16, bijlage AH, p. 5-6, geschriften, te weten uitdraaien van kentekengegevens RDW, ZD 16, bijlage D, p. 2 en 3 en een geschrift, te weten een factuur, ZD 16, bijlage AH, p. 6.
30 Proces-verbaal van aangifte door [betrokkene 1], ZD 1, bijlage A, p. 1-4.
31 Proces-verbaal van verhoor nader [sic] aangever [betrokkene 1], ZD 1, bijlage A, p. 9-10.
32 Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], ZD 1, bijlage V, p. 2.
33 Proces-verbaal van verhoor verdachte [broer], ZD 1, bijlage V, p. 2.
34 Proces-verbaal van aangifte door [betrokkene 2], ZD 8, bijlage A, p. 1-3.
35 Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 14], ZD 8, bijlage G, p. 2-4, proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 15], ZD 8, bijlage G, p. 9-12 en proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 16], ZD 8, bijlage G, p. 17 19.
36 Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], ZD 8, bijlage V, p. 5.
37 Proces-verbaal van verhoor verdachte [broer], ZD 8, bijlage V, p. 11 en 12.
38 Proces-verbaal van aangifte door [betrokkene 3], ZD 9, bijlage A, p. 1-3.
39 Proces-verbaal van nader verhoor aangever [betrokkene 3], ZD 9, bijlage A, p. 12-13.
40 Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], ZD 9, bijlage V, p. 2.
41 Proces-verbaal van verhoor verdachte [broer], ZD 1, bijlage V, p. 2.
42 Proces-verbaal van aangifte door [betrokkene 4], ZD 12, bijlage A, p. 1-2.
43 Proces-verbaal van nader verhoor aangever [betrokkene 4], ZD 12, bijlage A, p. 8-12.
44 Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], ZD 12, bijlage V, p. 2.
45 Proces-verbaal van verhoor verdachte [broer], ZD 12, bijlage V, p. 6.
46 Proces-verbaal van aangifte door [betrokkene 5], ZD 13, bijlage A, p. 1-3.
47 Proces-verbaal van nader verhoor aangever [betrokkene 5], ZD 13, bijlage A, p. 8-11.
48 Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], ZD 13, bijlage V, p. 2 en 8.
49 Proces-verbaal van verhoor verdachte [broer], ZD 13, bijlage V, p. 4-5.
50 Proces-verbaal van aangifte door [betrokkene 6], ZD 16, bijlage A, p. 1-2.
51 Proces-verbaal van nader verhoor aangever [betrokkene 6], ZD 16, bijlage A, p. 8-11.
52 Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], ZD 16, bijlage V, p. 5.
53 Proces-verbaal van verhoor verdachte [broer], ZD 16, bijlage V, p. 2.
54 Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 14], ZD 8, bijlage G, p. 2-3.
55 Proces-verbaal van aangifte door [betrokkene 3], ZD 9, bijlage A, p. 2.
56 Proces-verbaal van aangifte door [betrokkene 7], ZD 2, bijlage A, p. 1 en 2 en proces-verbaal van nader verhoor aangever A.J.P. Roodenburg, ZD 2, bijlage A, p. 10.
57 Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 17], ZD 2, bijlage G, p. 2.
58 Geschriften, te weten kentekengegevens van de RDW, ZD 2, bijlage D, p. 1-2.
59 Proces-verbaal van verhoor verdachte [broer], ZD 2, bijlage V, p. 2.
60 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte], ZD 2, bijlage V, p. 6-7.
61 Proces-verbaal van verhoor verdachte [broer], ZD 2, bijlage V, p. 2.
62 Een geschrift, te weten een ‘verklaring’ van [broer], ZD 2, bijlage A, p. 16.
63 Idem, p. 3.
64 Proces-verbaal van aangifte door [betrokkene 8], ZD 5, bijlage A, p. 29-30 en proces-verbaal van aangifte door [betrokkene 18], ZD 5, bijlage A, p. 1-2.
65 Deskundigenrapport, ZD 5, bijlage AH, p. 17.
66 Rapport, ZD 5, bijlage AH, p. 23.
67 Een geschrift, te weten een brief van [betrokkene 19], ZD 5, bijlage A, p. 21.
68 Een geschrift, te weten een akte van de politie [.......], ZD 5, bijlage AH, p. 34.
69 Proces-verbaal van verhoor verdachte [broer], ZD 5, bijlage V, p. 5 en proces-verbaal van verhoor verdachte [broer], ZD 5, bijlage V, p. 14.
70 Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], ZD 5, bijlage V, p. 9-10.
71 Proces-verbaal van aangifte door [betrokkene 10], ZD 10, bijlage A, p. 1-2.
72 Proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 10], ZD 10, bijlage A, p. 6.
73 Proces-verbaal van aangifte door [betrokkene 10], ZD 10, bijlage A, p. 1-2. .
74 Proces-verbaal van verhoor verdachte, ZD 10, bijlage V, [verdachte], p. 1-3.
75 Proces-verbaal van verhoor verdachte [broer], ZD 10, bijlage V, [broer], p. 1-3.
76 Idem, p. 5.
77 Proces-verbaal van aangifte door [betrokkene 21], ZD 17, bijlage A, p. 1-3.
78 Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], ZD 17, bijlage V, [verdachte], p. 1-3.
79 Proces-verbaal van verhoor verdachte [broer], ZD 17, bijlage V, [broer], p. 1-2.
80 Proces-verbaal van bevindingen, ZD 10, bijlage AH, p. 1-2.
81 Proces-verbaal van aangifte door [betrokkene 9], ZD 10, bijlage A, p. 8-9.
82 Verklaring getuige ter terechtzitting.
83 Verklaring getuige ter terechtzitting.
84 C.I.E. proces-verbaal, ZD 3, bijlage AH, p. 1.
85 Proces-verbaal van bevindingen, ZD 3, bijlage AH, p. 2.
86 Proces-verbaal forensisch technisch onderzoek, ZD 3, bijlage AH, p. 8.
87 Proces-verbaal van bevindingen, ZD 3, bijlage AH, p. 2.
88 Proces-verbaal van aangifte door [betrokkene 22], ZD 3, bijlage A, p. 1.
89 Proces-verbaal forensisch technisch onderzoek, ZD 3, bijlage AH, p. 8.
90 Proces-verbaal van aangifte door [betrokkene 23], ZD 3, bijlage A, p. 12-13.
91 Proces-verbaal van bevindingen, ZD 3, bijlage AH, p. 2.
92 Proces-verbaal van aangifte door [betrokkene 24], ZD 3, bijlage A, p. 56-57.
93 Proces-verbaal van bevindingen, ZD 3, bijlage AH, p. 2.
94 Proces-verbaal van aangifte door [betrokkene 25], ZD 3, bijlage A, p. 62-63.
95 Proces-verbaal van bevindingen, ZD 3, bijlage AH, p. 2.
96 Proces-verbaal van aangifte door [betrokkene 26], ZD 3, bijlage A, p. 54.
97 Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], ZD 3, bijlage V, p. 4-5.
98 Proces-verbaal van verhoor verdachte [broer], ZD 3, bijlage V, p. 1-2.
99 Eigen waarneming rechtbank aan de hand van een overzichtsfoto van het woonwagenkamp, ZD 3, bijlage G, p. 4 en bijlage AH, p. 5.
100 Proces-verbaal van bevindingen, ZD 18, bijlage AH, p. 1.
101 Proces-verbaal verhoor verdachte [broer], ZD 18, bijlage V, p. 10-11, proces-verbaal verhoor verdachte [broer], ZD 18, bijlage V, p. 13-15 en proces-verbaal bevindingen, ZD 18, bijlage AH, p. 74.
102 Proces-verbaal van bevindingen, ZD 18, bijlage AH, p. 3.
103 Loop-proces-verbaal, ZD 18, p. 5.
104 C.I.E. proces-verbaal, ZD 18, bijlage AH, p. 1.
105 Proces-verbaal van bevindingen, ZD 18, bijlage AH, p. 33.
106 proces-verbaal aanvraag DNA onderzoek, ZD 18, bijlage AH, p. 70.
107 Proces-verbaal terechtzitting.
108 Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], ZD 18-vervolg, bijlage V, [verdachte], p. 10.
109 Proces-verbaal van verhoor verdachte [broer], ZD 18-vervolg, bijlage V, [broer], p. 11.