Sector civiel recht - voorzieningenrechter
Vonnis in kort geding van 2 april 2010,
gewezen in de zaak met zaak- / rolnummer: 360226 / KG ZA 10-257 van:
1. [eiseres],
2. [eiser],
beiden wonende te [woonplaats],
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Duro Beheer B.V.,
gevestigd te Zaandam,
eisers,
advocaat mr. M. Dorgelo te Amsterdam,
de Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie),
zetelende te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. E.C. Gijselaar te Den Haag.
Eisers worden hierna afzonderlijk aangeduid als '[eiseres]', '[eiser]' en 'Duro'.
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 22 maart 2010 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
1.1. [eiser] en [eiseres] zijn getrouwd in algehele gemeenschap van goederen. Duro exploiteert een kamerverhuurbedrijf. [eiseres] is enig aandeelhouder van Duro.
1.2. De politie Kennemerland is een onderzoek gestart in verband met de verdenking van handelen in strijd met artikel 3 onder b Opiumwet en deelname aan een organisatie zoals bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) door [A], de zoon van [eiser] en [eiseres] (hierna: de zoon). [eiser] en [eiseres] zijn in dit onderzoek tevens als verdachten aangemerkt.
1.3. In het kader van het onder 1.2 vermelde onderzoek zijn op 26 september 2006 verschillende goederen van eisers op grond van artikel 94 en 94a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) in beslag genomen, waaronder contant geld, sierraden en twee auto's (Volkswagen Golf met het kenteken [00-00-00] en een Mercedes met het kenteken [11-11-11]). Daarnaast is ten laste van eisers conservatoir derdenbeslag gelegd onder twee banken op de saldi van diverse rekeningen van eisers.
1.4. Op 26 september 2006 is een Mercedes met kenteken [22-22-22], welke geparkeerd stond voor de deur van de zoon, onder de zoon in beslag genomen. Het kentekenbewijs van deze Mercedes staat op naam van Duro.
1.5. Op 25 oktober 2006 is de onder [eiseres] inbeslaggenomen Volkswagen met kenteken [00-00-00] teruggegeven.
1.6. Bij vonnis van 9 mei 2007 van de rechtbank Haarlem is [eiser] veroordeeld tot een gevangenisstraf van 181 dagen voor handelen in strijd met artikel 3 onder b Opiumwet, deelname aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven en het medeplegen van witwassen. Tegen dit vonnis heeft het openbaar ministerie appel ingesteld.
1.7. Bij vonnis van 9 mei 2007 van de rechtbank Haarlem is [eiseres] veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 dagen voor schuldwitwassen.
1.8. Bij vonnis van de rechtbank Haarlem is de zoon veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden voor onder andere handelen in strijd met artikel 3 onder b en c. Opiumwet, deelname aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven en witwassen. Tegen dit vonnis heeft het openbaar ministerie appel ingesteld.
1.9. Het openbaar ministerie heeft tegen [eiser], [eiseres] en de zoon een ontnemingsvordering ingesteld.
1.10. Op 24 oktober 2007 heeft [eiseres] ter griffie van het gerechtshof Amsterdam een klaagschrift op grond van artikel 552a Sv ingediend. Bij de behandeling in raadkamer van 11 november 2009 heeft de advocaat-generaal meegedeeld dat de ontnemingsvorderingen tegen [eiser] en [eiseres] zijn ingetrokken.
1.11. Voor de inbeslaggenomen Mercedes met kenteken [11-11-11] en voor een groot aantal sierraden hebben eisers zekerheid gesteld als bedoeld in artikel 118a Sv. Hierop heeft de officier van justitie de beslagen opgeheven en de goederen op 12 juni 2008 respectievelijk 8 augustus 2008 aan eisers doen teruggeven.
1.12. Bij beschikking van 13 januari 2010 van de raadkamer van het gerechtshof Amsterdam (hierna: de beschikking van 13 januari 2010) heeft deze het onder 1.10 vermelde klaagschrift gegrond verklaard en teruggave gelast aan [eiseres] van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen vermeld op de aan deze beschikkingen als bijlagen gehechte producties. In deze beschikking staat, voor zover relevant, vermeld:
"(...)
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot gegrondverklaring van het beklag en tot teruggave van de goederen aan klaagster te gelasten welke onder haar, haar echtgenoot en Duro Beheer B.V. in beslag zijn genomen.
(...)
Eveneens zijn krachtens artikel 552a Sv verzoekschriften ingediend door de echtgenoot van klaagster [eiser] en Duro Beheer B.V. Deze verzoekschriften zijn echter in het ongerede geraakt. Verzoekster heeft verzocht te verstaan dat haar verzoekschrift mede de onder [eiser] en de BV inbeslaggenomen goederen betreffen., zoals vermeld op de door haar overgelegde producties 25 tot en met 29. De advocaat-generaal heeft hiermee ingestemd.
(...)"
1.13. De beslagen op de saldi van de diverse rekeningen van eisers zijn op 31 december 2009, 24 februari 2010, 26 februari 2010 en 15 maart 2010 opgeheven. De overige inbeslaggenomen sieraden, waarvoor eisers geen zekerheid hebben gesteld, zijn op 1 maart 2010, 16 maart 2010 en 18 maart 2010 teruggegeven. Op 5 maart 2010 is het contante geldbedrag alsmede de gegeven zekerheid voor de sieraden en voor de inbeslaggenomen Mercedes met kenteken [11-11-11] inclusief heffingsrente overgemaakt. Op 19 maart 2010 is het beslag op het kasgeld van Duro opgeheven.
1.14. De Mercedes met kenteken [22-22-22] is, nadat zekerheid door eisers is gesteld voor een bedrag van € 14.000,--, teruggegeven.
2. De vorderingen, de gronden daarvoor en het verweer
2.1. Eisers vorderen, na vermeerdering van eis, - zakelijk weergegeven - gedaagde op straffe van een dwangsom te gebieden onmiddellijk over te gaan tot afgifte van alle goederen zoals omschreven op de aan de beschikking van 13 januari 2010 als bijlagen gehechte producties. Voorts vorderen eisers gedaagde te veroordelen tot betaling van een in redelijkheid vast te stellen voorschot op schadevergoeding.
2.2. Daartoe voeren eisers het volgende aan.
Gedaagde handelt onrechtmatig jegens eisers door onvoldoende uitvoering te geven aan de beschikking van 13 januari 2010. Ondanks diverse toezeggingen van gedaagde strekkende tot teruggave van diverse goederen aan eisers, is gedaagde daartoe niet, althans onvoldoende, overgegaan. Duro verkeert in financiële moeilijkheden nu de branche te lijden heeft van de uitwerkingen van nieuwe wetgeving en de crisis. Gelet op deze omstandigheden moeten de reserves worden aangesproken, doch deze bevinden zich ten onrechte in de macht van gedaagde. Aangezien eisers lange tijd niet over hun goederen hebben kunnen beschikken, waaronder gelden, hebben zij schade geleden die nader dient te worden opgemaakt bij staat. De financiële situatie van eisers laat op dit moment niet toe dat zij de uitkomst van een schadestaatprocedure afwachten. Gelet hierop hebben eisers recht en belang bij het vorderen van een voorschot op de schadevergoeding in kort geding.
2.3. Gedaagde voert gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
3. De beoordeling van het geschil
3.1. Eisers leggen aan hun vorderingen ten grondslag dat gedaagde jegens hen onrechtmatig handelt. Daarmee is in zoverre de bevoegdheid van de burgerlijke rechter - in dit geval de voorzieningenrechter in kort geding - tot kennisneming van de vorderingen gegeven.
3.2. Gedaagde heeft als meest verstrekkende verweer aangevoerd dat [eiser] en Duro geen belang hebben bij hun vorderingen nu de beschikking van 13 januari 2010 de teruggave gelast aan [eiseres] van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven goederen zoals vermeld op de aan deze beschikking gehechte producties. Daartegenover hebben eisers terecht betoogd wel belang te hebben bij hun vorderingen nu uit de beschikking van 13 januari 2010 volgt dat vanwege het feit dat de klaagschriften van [eiser] en Duro in het ongerede zijn geraakt, [eiseres] heeft verzocht te verstaan dat haar klaagschrift mede de onder [eiser] en Duro inbeslaggenomen goederen betreft. Dit verweer kan derhalve niet slagen.
3.3. Ter zitting is duidelijk geworden dat het geschil tussen partijen zich thans nog toespitst op de vraag of gedaagde met betrekking tot de inbeslaggenomen Mercedes met kenteken [11-11-11] (hierna: de Mercedes) tot teruggave van de door eisers gestelde zekerheid van € 14.000,-- dient over te gaan, of zij het kasgeld van Duro terug dient te geven alsmede de vraag of eisers recht hebben op een voorschot op schadevergoeding wegens gederfde rente-inkomsten ten tijde van de beslaglegging op de diverse bankrekeningen van eisers. Niet ter discussie staat dat de overige goederen die in beslag zijn genomen onder eisers inmiddels zijn teruggegeven. Thans zullen de vorderingen van eisers voor zover betrekkinghebbend op de zekerheidsstelling met betrekking tot de Mercedes, het kasgeld van Duro en de gederfde rente-inkomsten afzonderlijk worden besproken.
zekerheidstelling voor de inbeslaggenomen Mercedes
3.4. Vooropgesteld wordt dat de beschikking van 13 januari 2010 alleen ziet op de goederen die onder eisers in beslag zijn genomen. Niet ter discussie staat dat de Mercedes onder de zoon in beslag is genomen en dat de ontnemingsprocedure jegens de zoon thans nog niet is afgerond. Met gedaagde is de voorzieningenrechter dan ook van oordeel dat de beschikking van 13 januari 2010 niet ziet op de inbeslaggenomen Mercedes nu deze niet onder eisers in beslag is genomen, maar onder de zoon. Dat het kenteken van de Mercedes op naam is gesteld van Duro, brengt nog niet als vanzelfsprekend mee dat hiermee de eigendom van Duro is gegeven. De vraag bij wie de eigendom van de Mercedes rust, zal in de ontnemingsprocedure moeten worden uitgemaakt. De voorzieningenrechter acht het daarom niet opportuun om thans in dit kort geding vooruit te lopen op de beslissing in die procedure.
3.5. Daarbij komt dat, nadat zekerheid door eisers is gesteld voor de inbeslaggenomen Mercedes, deze auto op 12 juni 2008 is teruggegeven en daarmee ingevolge artikel 134 lid 2 onder a Sv het beslag is beëindigd. Dit brengt met zich dat de beschikking van 13 januari 2010 niet ziet op de zekerheid die door eisers is gesteld nu ten tijde van het wijzen van deze beschikking er geen beslag meer op de auto of de gestelde zekerheid rustte.
3.6. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het gedeelte van de vordering dat ziet op de teruggave van de door eisers gestelde zekerheid van € 14.000,-- zal worden afgewezen.
3.7. Met betrekking tot het kasgeld van Duro heeft gedaagde allereerst aangevoerd dat het een bedrag betreft van € 5.670,-- in plaats van € 5.674,--. Voorts heeft gedaagde verklaard dat het openbaar ministerie op 19 maart 2010 opdracht heeft gegeven om tot teruggave van het kasgeld van Duro over te gaan.
3.8. Anders dan gedaagde meent, blijkt uit de overgelegde stukken dat een bedrag van € 5.674,-- aan kasgeld bij Duro in beslag is genomen. Nu tussen partijen niet ter discussie staat dat het kasgeld van Duro dient te worden teruggegeven en gedaagde bovendien heeft aangegeven dat reeds op 19 maart 2010 daartoe een opdracht is verstrekt, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om dit gedeelte van de vordering toe te wijzen, doch uitsluitend indien en voor zover het kasgeld nog niet terug is gegeven.
3.9. Voor toewijzing van de gevorderde dwangsom bestaat geen aanleiding, nu de Staat rechterlijke uitspraken pleegt na te komen. Weliswaar hebben eisers zich op het standpunt gesteld dat er steeds toezeggingen door gedaagde worden gedaan strekkende tot teruggave van goederen die door gedaagde niet worden nagekomen, maar naar voorlopig oordeel hebben zij deze stelling onvoldoende gemotiveerd aannemelijk gemaakt.
voorschot schadevergoeding
3.10. Voor wat betreft de vordering van eisers tot betaling van een voorschot op schadevergoeding, wordt vooropgesteld dat ten aanzien van een geldvordering in kort geding terughoudendheid is geboden. Niet alleen zal moeten worden onderzocht of het bestaan van die vordering voldoende aannemelijk is, maar tevens of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist.
3.11. Hoewel gedaagde heeft betwist dat eisers spoedeisend belang hebben bij hun vordering, hebben eisers voldoende gesteld ter onderbouwing van hun spoedeisend belang bij een voorziening in kort geding. Daartoe verwijst de voorzieningenrechter naar het hiervoor onder 2.2 weergegeven betoog eisers. Dit verweer wordt daarom verworpen.
3.12. Eisers hebben gesteld dat zij schade hebben geleden als gevolg van het feit dat ten tijde van de beslaglegging onder de twee banken ten laste van eisers op de saldi van diverse (spaar)rekeningen geen rente over het opgebouwde saldi wordt vergoed.
3.13. Over de vraag of het conservatoir strafvorderlijk beslag op diverse (spaar)rekeningen van eisers in de weg staat aan de opbouw van rente over de tegoeden, wordt als volgt overwogen. Ingevolge artikel 94c Sv zijn op het conservatoir strafvorderlijk beslag de bepalingen uit het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van toepassing. Hoewel ten tijde van de beslaglegging de beschikkingsmacht van eisers over deze rekeningen was geblokkeerd, kunnen eisers niet worden gevolgd in hun opvatting dat de beslaglegging in de weg heeft gestaan aan de opbouw van rente over de tegoeden op de betreffende rekeningen. Hetgeen eisers in dat kader hebben aangevoerd is onvoldoende om die conclusie te rechtvaardigen nu zij hun stelling in reactie op het verweer van gedaagde niet nader hebben onderbouwd. Hierbij wordt meegewogen dat zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet valt in te zien waarom de derde-beslagene in dat geval geen rente vergoedt. Voor die derde-beslagene heeft de beslaglegging vooralsnog immers geen ander effect dan dat hij het saldo niet mag uitkeren aan degene ten laste van wie beslag is gelegd. Er bestaat derhalve onvoldoende grond om, vooruitlopend op de uitkomst van een eventueel aan te spannen schadestaatprocedure, de gevraagde voorziening toe te wijzen.
3.14. In de omstandigheid dat partijen over en weer in het ongelijk zijn gesteld, wordt aanleiding gevonden te bepalen dat iedere partij de eigen proceskosten draagt. Daarbij laat de voorzieningenrechter ook meewegen dat een deel van de handelingen, nodig om de beschikking van 13 januari 2010 uit te voeren, eerst heeft plaatsgevonden nadat door eisers de dagvaarding in dit kort geding is uitgebracht. Het gedeelte van de vordering dat ziet op tenuitvoerlegging op de minuut en op alle dagen en uren zal worden afgewezen nu dit onvoldoende is gemotiveerd.
- gebiedt, indien en voor zover dit nog niet terug is betaald, gedaagde tot terugbetaling aan Duro van het kasgeld ter hoogte van € 5.674,-- over te gaan;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.Th. Nijhuis en in het openbaar uitgesproken op 2 april 2010.