vonnis
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
zaaknummer / rolnummer: 326044 / HA ZA 08-4076
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
JETNETHERLANDS B.V.,
gevestigd te Schiphol (gemeente Haarlemmermeer),
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt,
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MW-AIRPLANE IV CORPORATION B.V.,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
METTERWOON VASTGOED B.V.,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MW-AIRPLANE CORPORATION B.V.,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MW-AIRPLANE III CORPORATION B.V.,
alle gevestigd te 's-Gravenhage,
gedaagden in conventie,
eiseressen in reconventie,
advocaat mr. E. Grabandt.
Partijen zullen hierna 'JNL' en 'Metterwoon c.s.' worden genoemd. Metterwoon c.s. zullen voorts afzonderlijk worden aangeduid als respectievelijk 'MWA IV', 'MWV', 'MWA' en 'MWA III'.
1.De procedure
1.1.Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 26 november 2008;
- de akte overlegging producties met producties 1 t/m 15;
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie, met producties 1 t/m 4;
- het vonnis van 4 februari 2009 waarbij een comparitie van partijen is bevolen;
- de conclusie van antwoord in reconventie met producties 16 t/m 28;
- de akte overlegging producties en vermeerdering van eis, met producties 29 t/m 31;
- de akte overlegging nadere producties met producties 32 t/m 33;
- het proces-verbaal van comparitie van 23 juni 2009 met de ter comparitie voorgedragen pleitnotities;
- de akte overlegging producties tevens houdende een wijziging van eis, met producties 34 t/m 35;
- de antwoordakte;
- de akte wijziging eis;
- het vonnis van 16 december 2009 waarbij een pleidooiverzoek van JNL is afgewezen en vonnis is bepaald op 27 januari 2010.
1.2.Ten slotte is de datum van het vonnis nader bepaald op heden.
2.De feiten
2.1.JNL drijft een onderneming die zich bezig houdt met de aan- en verkoop, het onderhouden, bemannen en verhuren van zakenvliegtuigen van vliegtuigeigenaren.
2.2.Metterwoon c.s. maken deel uit van het Metterwoon concern dat actief is op de vastgoedmarkt. [Aandeelhouder A.] is (indirect) aandeelhouder van dit concern.
2.3.Op 2 oktober 2007 hebben JNL en MWA IV een Vliegtuig Management Overeenkomst (hierna: de VMO) gesloten op grond waarvan JNL voormelde diensten zou leveren aan MWA IV. De VMO kent een looptijd van drie jaren (gerekend vanaf 1 oktober 2007) en heeft betrekking op een aan MWA IV toebehorend zakenvliegtuig van het type Dassault Falcon 2000 EX Easy met registratie PH-CHT (hierna: het vliegtuig). In artikel 11 lid 4 van de VMO is opgenomen:
"Indien een partij kennelijk toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit hoofde van deze overeenkomst en, ook nadat de andere partij hem schriftelijk in gebreke heeft gesteld, nakoming binnen een daartoe gestelde redelijke termijn is uitgebleven, is de andere partij bevoegd deze overeenkomst op te zeggen zonder inachtneming van de in lid 1 van dit artikel genoemde opzeggingstermijn, onverminderd het recht om volledige vergoeding van daaruit voortvloeiende schade te vorderen."
2.4.Bij het aangaan van de VMO heeft MWA IV een voorschot van € 300.000,-- aan JNL in depot gestort en daarmee uitvoering gegeven aan haar verplichting op grond van artikel 5.7 van de VMO.
2.5.Bij brief van 18 augustus 2008 heeft de advocaat van MWA IV JNL bericht de VMO "per heden" te beëindigen omdat "JetNetherlands toerekenbaar tekort is geschoten in haar verplichtingen uit die overeenkomst." JNL heeft daarop het vliegtuig naar Nederland overgebracht en geweigerd dat aan MWA IV af te staan. Partijen hebben daarop op 25 augustus 2008 een kort geding gevoerd dat is geëindigd met een minnelijke regeling die ertoe strekte dat MWA IV een bankgarantie stelt tot een bedrag van € 542.000,- en dat het vliegtuig aan MWA IV zou worden afgegeven. Dat is daadwerkelijk gebeurd, waarna MWA IV het beheer van het vliegtuig aan een derde heeft overgedragen.
3.De vordering in conventie
3.1.JNL vordert, na herhaalde wijziging van eis waartegen Metterwoon c.s. zich niet heeft verzet, dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
A. MWA IV veroordeelt tot betaling van € 343.750,- te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente vanaf 18 augustus 2008 tot aan de dag der algehele voldoening;
B. MWA IV veroordeelt tot betaling van (a) € 8.401,48 te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente vanaf 15 oktober 2008 tot aan de dag der algehele voldoening en (b) al datgene, op de in de dagvaarding en navolgende processtukken aan de zijde van JNL gestelde gronden, waarvan JNL heeft gevorderd dat MWV, MWA en MWA III dat zullen betalen aan JNL, in die zin dat indien MWV en/of MWA en/of MWA III eveneens veroordeeld zou(den) worden tot betaling van (enig deel van) een of meer van die bedragen, ook MWA IV hoofdelijk daartoe veroordeeld wordt;
C. MWV veroordeelt tot betaling van € 54.604,94, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente vanaf 15 oktober 2008 tot aan de dag der algehele voldoening;
D. MWA veroordeelt tot betaling van € 20.100,- te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente vanaf 15 oktober 2008 tot aan de dag der algehele voldoening;
E. MWA III veroordeelt tot betaling van € 13.998,- te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente vanaf 15 oktober 2008 tot aan de dag der algehele voldoening;
F. voor recht verklaart dat Metterwoon c.s. onrechtmatig hebben gehandeld jegens JNL, waarbij de schade zal worden opgemaakt bij staat;
G. Metterwoon c.s. hoofdelijk veroordeelt in de buitengerechtelijke kosten van € 5.160,00;
H. Metterwoon c.s. hoofdelijk veroordeelt in de kosten van het geding, onder bepaling dat zowel over de buitengerechtelijke kosten en de kosten van het geding wettelijke rente is verschuldigd indien deze niet binnen vijf dagen na betekening van het vonnis zijn voldaan.
3.2.Aan deze vorderingen legt JNL in de eerste plaats ten grondslag dat MWA IV tekort is geschoten in de nakoming van de VMO door deze op te zeggen, het vliegtuig tussentijds op te eisen en aldus het voortgezet beheer onmogelijk te maken en tegelijkertijd de op grond van de VMO verschuldigde bedragen niet te voldoen. De door JNL geleden schade bedraagt aldus € 343.750,00. Voorts zijn door Metterwoon c.s. kosten onbetaald gelaten die samenhangen met het gebruik en de exploitatie van het vliegtuig en die zodoende voor rekening van Metterwoon c.s. dienen te komen. Metterwoon c.s. heeft daarnaast onrechtmatig gehandeld door onnodig een kort geding aanhangig te maken, te weigeren mee te werken aan een minnelijke regeling en door in dit geding standpunten in te nemen die zijn gebaseerd op onware feiten.
3.3.Metterwoon c.s. voert gemotiveerd verweer. Op de stellingen en weren van partijen wordt hierna, waar nodig, nader ingegaan.
4.De vordering in reconventie
4.1.Metterwoon c.s. vordert dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, voor recht verklaart dat JNL verwijtbaar tekort is gekomen in haar verplichtingen uit de VMO en gehouden is om Metterwoon c.s. alle daardoor geleden schade te vergoeden, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
4.2.Aan die vordering legt zij - samengevat weergegeven - ten grondslag dat JNL haar verplichtingen uit de VMO niet is nagekomen door onvoldoende begeleiding te bieden bij aankoop en registratie van het vliegtuig. Voorts deugde de financiële verantwoording van de directe en indirecte kosten met betrekking tot de exploitatie van het vliegtuig niet. JNL was daarnaast niet in staat voldoende gekwalificeerde bemanningsleden aan te trekken en er werd onvoldoende leiding en begeleiding gegeven aan de personen die waren aangesteld in een functie die met het vliegtuig van doen had. Daarbij heeft Metterwoon c.s. klachten geuit over de wijze waarop het vliegtuig werd onderhouden, kwam er niets terecht van medewerking en begeleiding van JNL bij de renovatie van het interieur van het vliegtuig en was de afdeling Operations van JNL niet toegerust tot haar taak.
4.3.JNL voert gemotiveerd verweer. Op de stellingen en weren van partijen wordt hierna, waar nodig, nader ingegaan.
5.De beoordeling
in conventie
5.1.Bij beoordeling van de vorderingen neemt de rechtbank tot uitgangspunt de bedragen als gespecificeerd in productie 34 bij de akte overlegging producties van JNL van 4 september 2009. Daaraan ligt ten grondslag dat JNL haar vorderingen herhaaldelijk heeft gewijzigd en heeft voorzien van een voor de rechtbank niet steeds even inzichtelijke onderbouwing. Op de comparitie is JNL de gelegenheid geboden nader uiteen te zetten hoe de vordering van € 344.448,38 op MWV voor hetzelfde bedrag is gecrediteerd ten gunste van MWA IV. Zij heeft die gelegenheid gebruikt om haar vordering nogmaals te wijzigen en van een gedeeltelijk nieuwe onderbouwing te voorzien. Die onderbouwing zal de rechtbank, met het daartegen gevoerde verweer, tot uitgangspunt nemen. Waar nodig zal de rechtbank de standpunten die in een eerder stadium van de procedure zijn ingenomen en die niet zijn verlaten, in de beoordeling betrekken.
5.2.De vordering valt uiteen in een bedrag dat is gebaseerd op de beëindiging van de VMO enerzijds en een aantal bedragen verband houdend met het gebruik en de exploitatie van het vliegtuig anderzijds. De rechtbank zal deze onderdelen van de vordering afzonderlijk bespreken.
De beëindiging van de VMO
5.3. JNL stelt zich op het standpunt dat MWA IV ten onrechte de VMO heeft beëindigd en zodoende gehouden is de resterende overeengekomen vergoeding voor de door JNL te verrichten werkzaamheden te voldoen. MWA IV heeft zich verweerd door aan te voeren dat de dienstverlening van JNL tekort schoot en dat zij op die grond de VMO kon beëindigen. Dat betoog faalt.
5.4.Uitgangspunt is dat de VMO een looptijd van drie jaar had. De VMO zelf voorziet in artikel 11.4 in de mogelijkheid van tussentijdse beëindiging in het geval een partij tekort schiet in de nakoming van haar verplichtingen. Vereist is in elk geval (ook) op grond van artikel 11.4 van de VMO dat de partij die tekort schiet schriftelijk in gebreke is gesteld en dat haar een termijn wordt geboden om alsnog na te komen. Tussen partijen staat vast dat MWA IV JNL niet schriftelijk in gebreke heeft gesteld. Haar betoog dat zij op grond van een tekortschieten in de nakoming van JNL de VMO kon beëindigen stuit reeds daarop af. De vraag of door JNL daadwerkelijk tekort is geschoten kan dan onbeantwoord blijven.
5.5.Geconcludeerd moet aldus worden dat MWA IV niet op goede gronden de MWO heeft beëindigd. Uit de brief van 18 augustus 2008 moet, naar JNL terecht opmerkt, worden afgeleid dat MWA IV haar verplichtingen uit de overeenkomst niet meer zou nakomen. Haar verzuim is daarmee gegeven, zodat JNL aanspraak kan maken op vergoeding van de schade die zij heeft geleden door de wanprestatie die vervolgens ontstond.
5.6.JNL heeft haar schade begroot op de resterende vergoeding die zij op grond van de VMO voor de door haar geleverde diensten zou ontvangen. MWA IV heeft weersproken dat de schade van JNL gelijk is aan de niet betaalde vergoedingen omdat tegenover die vergoeding voor JNL verplichtingen stonden die zij niet heeft hoeven nakomen. De rechtbank is van oordeel dat JNL haar gestelde schade op dit punt onvoldoende heeft onderbouwd. Vast staat immers dat MWA IV van JNL geen werkzaamheden meer heeft verlangd na de brief van 18 augustus 2008 en dat het vliegtuig kort daarna uit het beheer van JNL is gehaald. De rechtbank acht op zichzelf aannemelijk dat er kosten, verband houdende met het beheer van het vliegtuig, zijn geweest die ook na 18 augustus 2008 voor rekening van JNL zijn gebleven, maar voor de conclusie dat die kosten en daarmee de schade van JNL gelijk zijn aan de niet betaalde vergoeding uit hoofde van de VMO zijn geen gronden aangedragen. Nu er ook overigens geen enkel inzicht is geboden in de hoogte van de door de beëindiging geleden schade, maar er daartoe voor JNL alle gelegenheid is geweest, zal de rechtbank dit deel van de vordering thans afwijzen.
De kosten verband houdende met het gebruik en de exploitatie van het vliegtuig
5.7.De vordering tot betaling van € 8.401,48 is opgebouwd uit een bedrag voor maandelijkse afrekeningen van € 16.079,82, verminderd met een credit factuur van € 2.102,04 en verminderd met de "correctie salaris [persoon B]" van € 5.576,30.
5.8.MWA IV heeft in de akte van 4 november 2009 erkend dat zij het bedrag van € 16.079,82 verschuldigd is (onder 13), maar zij betoogt dat zij niet tot betaling hoeft over te gaan vanwege het betaalde voorschot van € 300.000,- en het feit dat de bedragen van € 20.100,- en € 13.998,- nog niet zijn verrekend. De rechtbank passeert dit verweer. Uit de facturen van 29 februari 2008 en 30 april 2008 blijkt immers de verrekening van de bedragen van € 20.100,- en € 13.998,-, terwijl JNL het voorschot van € 300.000,- terecht, naar hierna zal worden overwogen, in mindering brengt op haar vordering op MWV. Nu MWA IV voor het overige niet of onvoldoende gemotiveerd verweer voert zal de vordering tot betaling van € 8.401,48 worden toegewezen. De daarover gevorderde wettelijke handelsrente is niet weersproken en zal eveneens worden toegewezen.
5.9.JNL heeft voorts gevorderd dat MWA IV wordt veroordeeld tot betaling van al datgene waarvan JNL heeft gevorderd dat MWV, MWA en MWA III dat aan haar zullen betalen. De rechtbank acht die vordering te onbepaald om voor toewijzing in aanmerking te komen en zal deze vordering afwijzen.
5.10.De vordering op MWV is opgebouwd uit "diverse kosten" (€ 13.916,94), "vluchtkosten van de CHT" (€ 316.688,-) en "vluchtkosten voor het gebruik van andere vliegtuigen" (€ 24.000,-). Met het totaalbedrag van € 354.604,94 wenst JNL het voorschot van € 300.000,- te verrekenen, waarna een bedrag van € 54.604,94 resteert. Aldus bezien is onjuist het betoog van MWV dat het bedrag van € 316.688,- niet in het petitum terugkomt. De rechtbank zal de bedragen waaruit dit bedrag is opgebouwd dan ook alle afzonderlijk bespreken.
5.11.Het bedrag van € 13.916,94 voor "diverse kosten" vindt onderbouwing in de bijlagen van productie 34. Hetgeen MWV daar tegenover stelt heeft naar het oordeel van de rechtbank niet te gelden als een voldoende gemotiveerde betwisting van die bedragen. Nu MWV voor het overige niet weerspreekt dat zij dergelijke "diverse kosten" als opdrachtgever van de vluchten heeft te dragen, komen deze kosten voor toewijzing in aanmerking.
5.12.Het bedrag van € 316.688,- is, naar JNL onweersproken heeft gesteld, het totaalbedrag van nog openstaande facturen die in verband met de in opdracht van MWV uitgevoerde vluchten bij MWV zijn ingediend. Tussen partijen is niet in geschil dat vluchten die in opdracht van MWV werden uitgevoerd ook door MWV dienden te worden betaald. Evenmin is in geschil dat de opbrengst van die vluchten vervolgens door JNL aan MWA IV moet worden gecrediteerd. Partijen hebben deze constructie, die werd gehanteerd om een fiscaal voordeel te behalen, aangeduid als "vestzak-broekzak."
5.13.MWV heeft zich in de eerste plaats tegen dit deel van de vordering verweerd door te betwisten dat de opbrengsten van de in opdracht van MWV uitgevoerde vluchten al aan MWA IV zijn gecrediteerd. Zij betoogt dat zij in die situatie die kosten niet behoeft te voldoen. Dit betoog faalt. Als juist is dat JNL de opbrengsten van de door MWV te betalen vluchten niet aan MWA IV heeft gecrediteerd, kan dat in de relatie tussen JNL en MWA IV gevolgen hebben, maar het ontheft MWV niet van haar overigens niet betwiste gehoudenheid de kosten verband houdend met in haar opdracht uitgevoerde vluchten (eerst) te betalen. Het feit dat partijen om louter fiscale redenen hebben gekozen voor een constructie waarbij een vlucht in rekening werd gebracht aan de opdrachtgever van die vlucht doet niet af aan de (initiële) gehoudenheid van die opdrachtgever om tot betaling over te gaan, maar brengt die juist mee.
5.14.Daarbij geldt het volgende. Het totaalbedrag is opgebouwd uit kosten gemaakt voor de vluchten met nummers 6543, 6546, 6789, 6963, 6524, 6980, 6525, 7015, 6510 en 6663/7326 (productie 34, blad 4). Deze vluchten zijn op de factuur van 30 september 2008 aan MWA IV gecrediteerd. Hoewel MWV kan worden toegegeven dat het de inzichtelijkheid van de overgelegde producties zou hebben vergroot indien JNL de moeite had genomen in haar akte duidelijk aan te geven op welke factuur deze posten teruggevonden konden worden, moet toch worden geconcludeerd dat de creditering heeft plaatsgevonden, zodat het verweer van MWV ook om die reden moet worden gepasseerd.
5.15.De vluchtkosten voor het gebruik van andere vliegtuigen zijn door MWV in haar laatste akte niet (langer) weersproken en zullen dus worden toegewezen.
5.16.MWV en MWA IV hebben niet weersproken dat MWA IV hoofdelijk aansprakelijk is voor de schulden van MWV. JNL heeft dan ook op die grond het door MWA IV verstrekte voorschot mogen verrekenen met de schulden van MWV. Dat brengt mee dat, als gevorderd, een bedrag van € 54.604,94 voor toewijzing in aanmerking komt. De daarover gevorderde rente is niet weersproken en zal eveneens worden toegewezen.
5.17.De tegen MWA gerichte vordering tot betaling van € 20.100,- houdt verband met een voor die vennootschap uitgevoerde vlucht die op 19 februari 2008 is gefactureerd aan de niet bestaande vennootschap MW Airplane Corporation I B.V.. (Ook) MWA betoogt in de eerste plaats dat zij niet gehouden is tot betaling nu JNL op grond van de "vestzak-broekzak constructie" gehouden zou zijn de betaling ogenblikkelijk aan MWA IV af te dragen. De rechtbank gaat aan dat betoog voorbij op de hierboven weergegeven gronden. De rechtbank voegt daaraan toe dat uit de factuur van 29 februari 2008 is af te leiden dat het bedrag van € 20.100,- wel degelijk aan MWA IV is gecrediteerd.
5.18.MWA betwist die vlucht en de daarmee verband houdende kosten voor het overige niet. Zij betwist ook niet dat zij bedoeld is met de aanduiding MW Airplane Corporation I. Wel heeft zij onder overlegging van stukken aangevoerd dat zij de gevorderde betaling al heeft verricht. Nu JNL nog niet op de in dit verband overgelegde stukken heeft kunnen reageren, vereist de goede procesorde dat zij daartoe in de gelegenheid wordt gesteld. De zaak zal voor dat doel worden verwezen naar de rol.
5.19.De tegen MWA III gerichte vordering tot betaling van € 13.998,- houdt verband met een voor die vennootschap uitgevoerde vlucht. MWA III heeft haar gehoudenheid tot betalen betwist op grond van de "vestzak-broekzak constructie", maar zoals hierboven reeds is overwogen faalt dat betoog. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat uit de factuur van 30 april 2008 blijkt dat het bedrag van € 13.998,- wel degelijk aan MWA IV is gecrediteerd.
5.20.MWA III betwist die vlucht en de daarmee verband houdende kosten voor het overige niet, maar heeft onder overlegging van stukken aangevoerd dat zij de gevorderde betaling al heeft verricht. Nu JNL nog niet op de in dit verband overgelegde stukken heeft kunnen reageren, vereist de goede procesorde dat zij daartoe in de gelegenheid wordt gesteld. De zaak zal voor dat doel worden verwezen naar de rol.
5.21.JNL heeft betoogd dat Metterwoon c.s. onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door de VMO onrechtmatig op te zeggen, een kort geding te instigeren, herhaaldelijk te weigeren mee te werken aan een minnelijke regeling en feiten opzettelijk onjuist in de processtukken weer te geven. Zij vordert dat haar wordt vergoed de schade die zij daardoor heeft geleden.
5.22.De rechtbank heeft hierboven vastgesteld dat van een geldige opzegging van de VMO geen sprake is geweest en dat MWA IV daardoor tekort is geschoten in de nakoming van die overeenkomst. Voor de conclusie dat zij daarnaast een onrechtmatige daad heeft gepleegd zijn geen gronden aangedragen.
5.23.De weigering mee te werken aan een minnelijke regeling kan zonder nadere toelichting, die ontbreekt, evenmin onrechtmatig worden geacht. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat een belangrijk deel van de vordering van JNL in dit geding zal worden afgewezen, zodat Metterwoon c.s. terecht heeft geweigerd dat deel minnelijk te voldoen.
5.24.Bij beoordeling van het betoog van JNL moet verder voorop worden gesteld dat het enkele feit dat een partij een wederpartij ten onrechte in rechte betrekt wel grond geeft voor een veroordeling van de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van de in het gelijk gestelde partij of in een compensatie van die kosten, maar niet als zodanig grond geeft voor de conclusie dat sprake is van een onrechtmatige daad (NJ 2005, 216). Voor de conclusie dat in dit geval door Metterwoon c.s. onrechtmatig is gehandeld door een kort geding aanhangig te maken zijn in dat licht door JNL onvoldoende gronden aangedragen, nog daargelaten dat partijen ter gelegenheid van het kort geding zijn overeengekomen dat ieder der partijen de eigen kosten van het kort geding zou dragen.
5.25.Voor zover aangenomen moet worden dat door Metterwoon c.s. onjuiste feiten in de processtukken zijn opgenomen kan de rechtbank daaraan in dit geding de gevolgen verbinden die zij geraden acht. Voor de conclusie dat sprake is van een onrechtmatig handelen waardoor JNL schade heeft geleden is evenwel geen enkele grond.
5.26.Het bovenstaande brengt mee dat de vordering om voor recht te verklaren dat door Metterwoon c.s. onrechtmatig jegens JNL is gehandeld, moet worden afgewezen.
Buitengerechtelijke kosten en kosten van het geding
5.27De rechtbank acht voldoende aannemelijk dat JNL buitengerechtelijke kosten heeft moeten maken. Hetgeen Metterwoon c.s. daar tegenover stelt heeft niet te gelden als een voldoende betwisting, zodat de buitengerechtelijke kosten zullen worden toegewezen als gevorderd.
5.28.De beslissing over de kosten van het geding zal worden aangehouden tot het eindvonnis.
5.29.In haar conclusie van antwoord heeft Metterwoon c.s. een aantal posten opgevoerd die in haar visie ten onrechte niet zijn verrekend en die zij, zo begrijpt de rechtbank, in dit geding in conventie ter verrekening opvoert. De rechtbank kan de gegrondheid van het verweer van Metterwoon c.s. op dit punt, mede gelet op hetgeen JNL in reactie daarop naar voren heeft gebracht, niet op eenvoudige wijze vaststellen en zal het op grond van het bepaalde in artikel 6:136 BW passeren. Voor zover Metterwoon c.s. heeft beoogd de in haar eis in reconventie betrokken posten ook in conventie voor verrekening in aanmerking te doen brengen, geldt evenzeer dat de gegrondheid van haar betoog met betrekking tot die posten niet op eenvoudige wijze is vast te stellen en dat de rechtbank dat betoog dient te passeren. Aan dat oordeel ligt mede ten grondslag dat JNL in de conclusie van antwoord in reconventie nadrukkelijk de stellingen van Metterwoon c.s. op dit punt heeft bestreden en dat de discussie tussen partijen vervolgens geen duidelijkheid heeft gebracht.
5.30.Ten overvloede overweegt de rechtbank dat de opbrengsten van de voor Heineken en Rig Invest uitgevoerde vluchten blijkens de producties 16, 17 en 35 van JNL zijn gecrediteerd aan MWA IV en daarom verder buiten beschouwing kunnen blijven.
5.31.In dit tussenvonnis is over de belangrijkste geschilpunten een beslissing gegeven. De rechtbank geeft partijen dringend in overweging thans nogmaals te bezien of een minnelijke regeling te bereiken is.
5.32.De vordering in reconventie kiest in het petitum tot uitgangspunt dat JNL verwijtbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de VMO en strekt ertoe dat wordt bepaald dat JNL gehouden is de daaruit voortvloeiende schade te vergoeden. De rechtbank is bij beoordeling van die vordering gebonden aan dit petitum. Dat betekent dat zij in het kader van de vordering in reconventie dient te beoordelen of sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de VMO en of JNL gehouden is de daardoor gestelde schade te vergoeden. Indien die vragen ontkennend moeten worden beantwoord, zal de rechtbank ook in reconventie niet toe kunnen komen aan bespreking of nader onderzoek, al dan niet na bewijslevering, van de daarin opgevoerde individuele posten.
5.33.De vordering tot vergoeding van de geleden schade is slechts toewijsbaar indien kan worden aangenomen dat JNL niet alleen is tekort geschoten in de nakoming van haar verplichtingen, maar ook in verzuim is geraakt. In elk geval die laatste conclusie kan niet worden getrokken nu, zoals in conventie is overwogen, een ingebrekestelling heeft ontbroken. De vordering strandt reeds daarop.
5.34.Metterwoon c.s. dient als de in het ongelijk gestelde partij in reconventie te worden veroordeeld in de kosten van het geding. Deze kosten worden aan de zijde van JNL begroot op € 2.580,-- aan salaris advocaat (één punt volgens tarief VII).
5.35.De rechter, ten overstaan van wie de comparitie is gehouden, heeft dit vonnis niet kunnen wijzen om organisatorische redenen.
5.De beslissing
De rechtbank:
- verwijst de zaak naar de rol van woensdag 21 april 2010 voor de onder 5.18 en 5.20 omschreven doeleinden;
- houdt elke verdere beslissing aan.
- wijst de vordering af;
- veroordeelt Metterwoon c.s. in de kosten van het geding aan de zijde van JNL begroot op € 2.580 ,--.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Mendlik, mr. J.J. van der Helm en mr. J.E. Bierling en in het openbaar uitgesproken op 10 maart 2010.