ECLI:NL:RBSGR:2010:BM0806
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.C. Punt
- Rechtspraak.nl
Aansprakelijkheid van voormalig bestuurder voor achterstallige pensioenbijdragen
In deze zaak, uitgesproken op 17 maart 2010 door de Rechtbank 's-Gravenhage, staat de aansprakelijkheid van een voormalig bestuurder van een gefailleerde BV centraal. De eiser, [A], was statutair bestuurder van [A-B] Holding B.V., die op haar beurt bestuurder was van La Gare B.V. La Gare werd op 19 juli 2006 failliet verklaard, maar het faillissement werd op 9 mei 2007 opgeheven wegens gebrek aan baten. De Stichting Pensioenfonds Horeca & Catering vorderde betaling van achterstallige pensioenbijdragen van de eiser op grond van artikel 23 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (Wet Bpf 2000). De eiser betwistte de aansprakelijkheid en stelde dat hij tijdig meldingen van betalingsonmacht had gedaan voor de jaren 2003, 2004 en 2006, en dat hij ten onrechte was aangesproken door de Stichting.
De rechtbank oordeelde dat de eiser niet in verzet was gekomen tegen een eerder dwangbevel dat was uitgevaardigd door de Stichting, waardoor het dwangbevel onherroepelijk was geworden. De rechtbank stelde vast dat de aansprakelijkheid van de eiser voortvloeide uit artikel 23, lid 1, van de Wet Bpf 2000, en dat hij geen vordering bij de rechter kon instellen over de hoogte van de door La Gare verschuldigde bijdragen, aangezien er al een onherroepelijk vonnis was gewezen. De rechtbank oordeelde dat de eiser enkel de hoogte van de vordering kon betwisten, maar niet de aansprakelijkheid zelf.
Uiteindelijk werd de Stichting veroordeeld om een bedrag van € 1.031,90 aan de eiser terug te betalen, vermeerderd met wettelijke rente, en werden de proceskosten gecompenseerd. De rechtbank verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wees het meer of anders gevorderde af.