ECLI:NL:RBSGR:2010:BM1962
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- H.F.M. Hofhuis
- H. Wien
- Rechtspraak.nl
Incidentele vordering tot opheffing van uitvoerbaar bij voorraadverklaring van een verstekvonnis in civiele procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 24 maart 2010 uitspraak gedaan in een incident waarbij de opposanten, [A] en [B], en de besloten vennootschap HN Adviesgroep B.V. betrokken zijn. De opposanten hebben verzet aangetekend tegen een verstekvonnis van 18 november 2009, waarbij CityGis, de geopposeerde, in het gelijk was gesteld. De opposanten vorderden de opheffing of vervallenverklaring van de uitvoerbaar bij voorraadverklaring van het verstekvonnis, met als argument dat de procedure in eerste aanleg nog niet volledig was afgerond en dat er een restitutierisico bestond. De rechtbank overwoog dat, anders dan bij hoger beroep, de wet geen expliciete bepaling bevat voor het herstel van de schorsende werking van het verzet. De rechtbank heeft de incidentele vordering van de opposanten aangemerkt als een vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening op basis van artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De rechtbank wees de vordering af, omdat het gestelde restitutierisico onvoldoende was onderbouwd en er geen feiten waren gepresenteerd die misbruik van bevoegdheid door CityGis bij de executie van het verstekvonnis konden aantonen. De rechtbank merkte op dat de opposanten een incidentele vordering tot zekerheidstelling hadden kunnen indienen, maar dit hadden nagelaten. De rechtbank heeft de opposanten als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van het incident, begroot op € 452,- aan salaris advocaat. Tevens werd een comparitie van partijen bevolen voor verdere behandeling van de hoofdzaak, met een persoonlijke verschijning van partijen en hun advocaten op 8 juni 2010.