ECLI:NL:RBSGR:2010:BM1962

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
24 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
356748 - HA ZA 10-171
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incidentele vordering tot opheffing van uitvoerbaar bij voorraadverklaring van een verstekvonnis in civiele procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 24 maart 2010 uitspraak gedaan in een incident waarbij de opposanten, [A] en [B], en de besloten vennootschap HN Adviesgroep B.V. betrokken zijn. De opposanten hebben verzet aangetekend tegen een verstekvonnis van 18 november 2009, waarbij CityGis, de geopposeerde, in het gelijk was gesteld. De opposanten vorderden de opheffing of vervallenverklaring van de uitvoerbaar bij voorraadverklaring van het verstekvonnis, met als argument dat de procedure in eerste aanleg nog niet volledig was afgerond en dat er een restitutierisico bestond. De rechtbank overwoog dat, anders dan bij hoger beroep, de wet geen expliciete bepaling bevat voor het herstel van de schorsende werking van het verzet. De rechtbank heeft de incidentele vordering van de opposanten aangemerkt als een vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening op basis van artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De rechtbank wees de vordering af, omdat het gestelde restitutierisico onvoldoende was onderbouwd en er geen feiten waren gepresenteerd die misbruik van bevoegdheid door CityGis bij de executie van het verstekvonnis konden aantonen. De rechtbank merkte op dat de opposanten een incidentele vordering tot zekerheidstelling hadden kunnen indienen, maar dit hadden nagelaten. De rechtbank heeft de opposanten als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van het incident, begroot op € 452,- aan salaris advocaat. Tevens werd een comparitie van partijen bevolen voor verdere behandeling van de hoofdzaak, met een persoonlijke verschijning van partijen en hun advocaten op 8 juni 2010.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 356748 / HA ZA 10-171
Vonnis in incident van 24 maart 2010
in de zaak van:
1.[A],
[woonplaats],
2.[B],
volgens de verzetdagvaarding zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats,
3.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HN ADVIESGROEP B.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
opposanten in de hoofdzaak,
eisers in het incident,
advocaat mr. M.A. Koot,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[C] SOFTWARE B.V.,
handelende onder de naam CityGis,
gevestigd te 's-Gravenhage,
geopposeerde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. Z.B. Gyömörei.
Partijen zullen hierna [opposanten] en CityGis genoemd worden.
1.De procedure
1.1.Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de inleidende dagvaarding van 14 juli 2009, met 30 producties;
- het verstekvonnis van deze rechtbank van 18 november 2009;
- de verzetdagvaarding van 22 december 2009 tevens houdende de incidentele vordering tot opheffing uitvoerbaarheid bij voorraad, met 5 producties;
- de conclusie van antwoord in het incident met productie 31 tot en met 35.
1.2.Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2.Het geschil
in de hoofdzaak
2.1.Bij dagvaarding van 14 juli 2009 heeft CityGis - samengevat - gevorderd:
- voor recht te verklaren dat [opposanten] toerekenbaar zijn tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst tussen partijen, dan wel dat [opposanten] onrechtmatig hebben gehandeld jegens CityGis;
- [opposanten] hoofdelijk of een of meer van hen afzonderlijk te veroordelen tot ongedaanmaking/waardevergoeding en vergoeding van de door CityGis geleden schade, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke incassokosten;
- te bepalen dat [opposanten] hoofdelijk of een of meer van hen afzonderlijk een voorschot op de schadevergoeding dienen te betalen van € 150.000,-;
een en ander met veroordeling van [opposanten] in de kosten van de procedure.
2.2.CityGis voert daartoe het volgende aan. [opposanten] hebben aan CityGis opdracht gegeven tot het ontwikkelen van software, in ruil waarvoor CityGis een belang van 5% in het softwareproject zou krijgen. Dit belang in het softwareproject heeft CityGis nooit gekregen. [opposanten] zijn tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst, welke inmiddels door een buitengerechtelijke verklaring van CityGis is ontbonden, dan wel hebben onrechtmatig gehandeld jegens CityGis, als gevolg waarvan CityGis schade heeft geleden.
2.3.Bij verstekvonnis van 18 november 2009 is het telkens primair door CityGis gevorderde toegewezen. Dit vonnis is, met uitzondering van de toegewezen verklaring voor recht, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
2.4.[opposanten] zijn bij dagvaarding van 22 december 2009 van voornoemd vonnis in verzet gekomen. Daarbij hebben zij de vordering van CityGis gemotiveerd weersproken.
in het incident
2.5.[opposanten] vorderen opheffing dan wel vervallenverklaring van de uitvoerbaar bij voorraadverklaring van het verstekvonnis.
2.6.[opposanten] voeren daartoe het volgende aan. De procedure in eerste aanleg is nog niet tot volle wasdom gekomen. Nog voor het verlopen van de verzettermijn heeft CityGis het vonnis betekend en heeft zij executoriaal beslag gelegd. Een eventueel restitutierisico moet op dit moment niet voor rekening van [opposanten] komen, zodat CityGis het recht om verder te gaan met de executie moet worden ontzegd.
2.7.CityGis heeft verweer gevoerd en gesteld dat er geen deugdelijke gronden zijn aangevoerd voor opheffing van de uitvoerbaar bij voorraadverklaring van het verstekvonnis.
3.De beoordeling
in het incident
3.1.Ingevolge artikel 145 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) schorst het verzet de tenuitvoerlegging van een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis niet. In de wet ontbreekt een uitdrukkelijke bepaling op grond waarvan de rechtbank bevoegd is de schorsende werking van het verzet te herstellen. Wel kan op grond van artikel 351 Rv de hogere rechter op vordering van een partij alsnog de tenuitvoerlegging van het vonnis schorsen, indien hoger beroep is ingesteld tegen een vonnis dat uitvoerbaar bij voorraad is verklaard. In discussie is of een dergelijke bevoegdheid kan worden aangenomen in een verzetprocedure op grond van overeenkomstige toepassing van artikel 351 Rv. Gelet op hetgeen hierna wordt overwogen kan het antwoord op die vraag in het midden blijven.
3.2.Het staat een opposant - in beginsel - vrij om in kort geding te trachten de schorsing of staking van de tenuitvoerlegging van een verstekvonnis te verkrijgen. Gelet hierop zal de rechtbank de incidentele vordering van [opposanten] aanmerken als een (incidentele) vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv. In die zin zijn [opposanten] dan ook ontvankelijk in hun vordering.
3.3.De enkele stelling van [opposanten] dat een eventueel restitutierisico niet voor hun rekening moet komen omdat de procedure in eerste aanleg nog niet tot volle wasdom is gekomen, acht de rechtbank onvoldoende voor toewijzing van de incidentele vordering, nog daargelaten het feit dat niet is onderbouwd dat en waarom (eventueel) sprake is van zo'n restitutierisico. Bovendien hebben [opposanten] - bezien in het licht van de geldende jurisprudentie (vgl. o.m. HR 9-4-2004, NJ 2005, 130) - geen feiten en/of omstandigheden gesteld op grond waarvan zou kunnen worden aangenomen dat sprake is van misbruik van bevoegdheid van de zijde van CityGis bij de tenuitvoerlegging van het verstekvonnis. De incidentele vordering zal dan ook worden afgewezen. Opgemerkt zij nog dat van een eventueel restitutierisico geen sprake meer is, wanneer CityGis zekerheid zou stellen. Een daartoe strekkende incidentele vordering (ex artikel 235 Rv) - die is toegestaan in een verzetprocedure - hadden [opposanten] kunnen instellen; zij hebben dat echter nagelaten.
3.4.[opposanten] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het incident worden veroordeeld.
in de hoofdzaak
Comparitie van partijen
3.5.De rechtbank heeft kennisgenomen van de inhoud van het griffiedossier en zal een comparitie van partijen bevelen. Het doel daarvan is:
a.het verkrijgen van inlichtingen en/of
b.het onderzoeken van schikkingsmogelijkheden dan wel het oplossen van bepaalde geschilpunten en/of
c.de bespreking van de bewijslast en/of
d.het geven van een voorlopig oordeel over de zaak en/of
e.het maken van afspraken over het verdere verloop van de procedure.
Verdere gang van zaken
3.6.Met het oog op een doelmatige rechtspleging overweegt de rechtbank als volgt:
1.In de regel ontvangen de advocaten over enige tijd van de rechtbank een instructieformulier. Daarin kan de rechtbank
- een agenda van ter comparitie te bespreken onderwerpen aankondigen
- nadere instructies geven, waaronder vragen om overlegging van bescheiden, schriftelijke getuigenverklaringen of een reactie naar aanleiding van bepaalde stellingen/verweren.
Het staat de advocaten daarnaast vrij om zelf de rechter te voorzien van aanvullende informatie ter voorbereiding van de comparitie.
De advocaten dienen op de voet van artikel 2.9 van het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de rechtbanken uiterlijk veertien dagen vóór de nader te bepalen comparitiedatum deze stukken per post te sturen aan het CNA-bureau Sector civiel recht, Paleis van Justitie, Postbus 20302, 2500 EH 's-Gravenhage, ter attentie van de hierna te noemen behandelend rechter en aan de wederpartij(en). Het mailadres van het CNA-bureau luidt:
cna-bureau.rb.den.haag@rechtspraak.nl. Dit adres is niet bestemd voor het sturen van processtukken.
2.Voor de comparitiezitting is in beginsel anderhalf uur gereserveerd. Partijen en advocaten doen er goed aan rekening te houden met enige uitloop.
3.Tijdens de comparitie zal de rechter aan partijen vragen stellen over de voorgeschiedenis van het geschil. Meestal kunnen deze vragen het beste worden beantwoord door degenen die bij de voorgeschiedenis betrokken waren: partijen doen er daarom goed aan om bij voorkeur deze betrokkenen mee te nemen naar de zitting.
Een partij kan ook een deskundige meenemen naar de comparitie. De rechtbank verzoekt de advocaat dit tijdig aan de rechtbank en de wederpartij te laten weten.
De kosten die gemaakt moeten worden om dergelijke betrokkenen of deskundigen op de comparitie aanwezig te laten zijn, zijn voor rekening van de partij die hen meeneemt.
4.De advocaten krijgen ter comparitie de gelegenheid om in het kort mondeling een juridische toelichting te geven. Zij kunnen geen pleitnotities voordragen, tenzij de rechter dit ruim tevoren heeft toegestaan. Partijen kunnen daartoe binnen twee weken na de datum waarop de comparitiedatum is vastgesteld een gemotiveerd verzoek indienen.
5.Op gezamenlijk verzoek van partijen kan de rechtbank de zaak ter comparitie doorverwijzen naar een mediator.
6.Als tijdens de comparitie geen schikking tot stand komt, wordt verkort proces-verbaal opgemaakt van hetgeen ter zitting naar voren is gekomen. Dat proces-verbaal wordt ter zitting opgesteld en ondertekend door partijen, of - met toestemming van partijen - buiten hun aanwezigheid opgemaakt. Een griffier is ter zitting of op afroep aanwezig.
7.Als een partij niet op de comparitie verschijnt of niet reageert op verzoeken uit het instructieformulier kan de rechter daaruit de gevolgtrekkingen maken die hij raadzaam acht, ook in het nadeel van die partij.
Verzoek om uitstel van de comparitie
3.7.Op de voet van artikel 8.3 van het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de rechtbanken zal een verzoek om uitstel van de comparitie
- bijvoorbeeld vanwege schikkingsonderhandelingen - dat niet binnen twee weken na de datum waarop de comparitiedatum is vastgesteld is ontvangen, in beginsel worden afgewezen.
4.De beslissing
De rechtbank:
in het incident
4.1.wijst de incidentele vordering af;
4.2.veroordeelt [opposanten] in de kosten van het incident, aan de zijde van CityGis, tot op heden begroot op € 452,- aan salaris advocaat;
in de hoofdzaak
4.3.beveelt een persoonlijke verschijning van partijen zelf - rechtspersonen deugdelijk vertegenwoordigd door een persoon die goed van de feiten op de hoogte is en die bevoegd is tot het treffen van een minnelijke regeling - en hun advocaten, met hiervoor aangegeven doelen, in het Paleis van Justitie aan de Prins Clauslaan 60 te Den Haag, op dinsdag 8 juni 2010 te 9.00 uur, ten overstaan van mr. H.F.M. Hofhuis;
4.4.houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Wien en in het openbaar uitgesproken op 24 maart 2010, in tegenwoordigheid van de griffier.