ECLI:NL:RBSGR:2010:BM2345

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
26 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/665493-07
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Rabbie
  • A. van Dooijeweert
  • J. Brinkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in mishandeling van bejaarde bewoners in verpleeghuis

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 26 april 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling van bejaarde bewoners in een verpleeghuis. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte verantwoordelijk was voor het letsel van de bejaarde bewoners. De zaak kwam aan het licht na een aangifte van de dochter van een bewoonster, mevrouw [X], die op 5 juli 2007 aangifte deed van mishandeling. De dochter verklaarde dat zij op 14 juni 2007 een bloeduitstorting op het voorhoofd van haar moeder had gezien, die er de dag ervoor niet was. Getuigenverklaringen en de administratie van het verpleeghuis gaven echter aanleiding tot twijfel over de aanwezigheid van de verdachte op de dagen waarop het letsel was geconstateerd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 14 juni 2007 niet werkzaam was in het verpleeghuis, en er was onduidelijkheid over haar werktijden op 13 en 15 juni 2007. Hierdoor kon de rechtbank niet uitsluiten dat het letsel van mevrouw [X] op andere wijze was ontstaan. Ook de beschuldigingen van mishandeling van een andere bewoonster, mevrouw [Y], konden niet worden bewezen. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van mevrouw [Y] niet voldoende waren om de verdachte te veroordelen.

De rechtbank heeft in haar vonnis benadrukt dat de verdachte van alle tenlastegelegde feiten dient te worden vrijgesproken, omdat er onvoldoende bewijs was om tot een veroordeling te komen. Dit vonnis is uitgesproken door de meervoudige kamer van de rechtbank, onder leiding van voorzitter M. Rabbie, en de rechters A. van Dooijeweert en J. Brinkman, in aanwezigheid van griffier mr. Glansbeek.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer 09/665493-07
Datum uitspraak: 26 april 2010
(Vonnis)
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970,
adres: [adres].
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 19 augustus 2008, en, na heropening van het onderzoek bij tussenvonnis van 2 september 2008, ter terechtzitting van 22 december 2009 en 12 april 2010 (inhoudelijk).
De verdachte, ter terechtzitting van 19 augustus 2008 bijgestaan door haar raadsvrouw mr. S. de Kluiver, advocaat te 's Gravenhage, is ook ter terechtzitting van 12 april 2010 verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr. Mol heeft ter terechtzitting van 12 april 2010 gevorderd dat verdachte ter zake van het haar bij dagvaarding ten laste gelegde wordt vrijgesproken.
De tenlastelegging.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 02 juni 2007 tot en met 15 juni 2007 te 's-Gravenhage opzettelijk één of meer perso(o)n(en) (te weten [X] en/of één of meer bewoner(s) van verpleeghuis [verpleeghuis]), (meermalen) (hardhandig) in de tillift heeft gezet en/of (meermalen) (hardhandig) met een tillift in bed heeft gelegd en/of (meermalen) (hardhandig) met een tillift uit bed heeft gehaald en/of (meermalen) (hardhandig) heeft verplaatst en/of (meermalen) hardhandig heeft verzorgd, waardoor deze [X] en/of één of meer bewoner(s) van verpleeghuis [verpleeghuis] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
art. 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Vrijspraak.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte bij dagvaarding is ten laste gelegd, zodat zij daarvan dient te worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Op 5 juli 2007 heeft mevrouw [aangeefster] aangifte gedaan. Aangeefster is de dochter van mevrouw [X], geboren op [geboortedatum] 1920. Mw. [X] was sinds april 2003 woonachtig in het verpleeghuis [verpleeghuis], gevestigd aan het [adres] te 's-Gravenhage. Zij was al langere tijd dementerend en kon niet lopen, praten of aangeven dat zij pijn had. Aangeefster [aangeefster] heeft verklaard dat zij op 14 juni 2006 (de rechtbank verstaat: 2007) te 9.00 uur tijdens het dagelijkse bezoek aan haar moeder zag dat boven de rechterwenkbrauw van haar moeder een bloeduitstorting zat. Dit letsel was nog niet aanwezig op het moment dat zij haar moeder de dag ervoor, 13 juni 2007, omstreeks 13.00 uur verliet.
Op 15 juni 2007 te 10.00 uur zag aangeefster, tijdens het bezoek aan haar moeder, dat op het voorhoofd van haar moeder een blauwe plek met een bloedend wondje zichtbaar was.
Getuige [getuige], werkzaam als leerling-verzorgende bij het verpleeghuis [verpleeghuis], heeft verklaard dat zij op 15 juni 2007 zag dat mevrouw [X] (de rechtbank verstaat: mevrouw [X]) een gaatje in haar voorhoofd had waarin ‘bloed stond’.
Bij haar requisitoir van 19 augustus 2008 was de officier van justitie ervan uitgegaan dat verdachte op 14 juni 2007 in [verpleeghuis] gewerkt had. Verdachte had op de zitting van 19 augustus 2008 haar agenda aan de rechtbank ter inzage gegeven, waarin te lezen viel dat zij die dag juist niet had gewerkt. Naar aanleiding daarvan heeft de rechtbank nader onderzoek naar de werktijden van verdachte gelast.
Op 22 september 2008 heeft verbalisant [verbalisant] een e-mail ontvangen van [locatiedirecteur], locatiedirecteur van het verpleeghuis [verpleeghuis]. Volgens de bijlage bij deze mail zou verdachte op 13 juni 2007 van 15.30 uur tot 22.00 uur gewerkt hebben bij het verpleeghuis [verpleeghuis]. Volgens de werkbriefjes van Tempo Team zou verdachte echter van 7.15 uur tot 14.00 uur gewerkt hebben.
Uit de administratie van het verpleeghuis [verpleeghuis] en de werkbriefjes van Tempo Team beide is gebleken dat verdachte op 14 juni 2007 niet werkzaam was geweest.
Op 15 juni 2007 zou verdachte volgens de administratie van het verpleeghuis [verpleeghuis] gewerkt hebben van 15.30 uur tot 22.00 uur. De werkbriefjes van Tempo Team laten echter zien dat verdachte op die dag van 7.15 uur tot 14.00 uur gewerkt zou hebben.
Gezien het vorenstaande kan de rechtbank de mogelijkheid dat het letsel van mevrouw [X] op andere wijze dan door toedoen van verdachte is ontstaan redelijkerwijs niet uitsluiten, vooral nu met enige zekerheid is komen vast te staan dat verdachte op 14 juni 2007 niet werkzaam was bij verpleeghuis [verpleeghuis]. Bovendien bestaat onduidelijkheid over de werktijden van verdachte op 13 en 15 juni 2007. Om die reden dient verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging te worden vrijgesproken.
Dat geldt eveneens voor de aan verdachte ten laste gelegde mishandeling van een andere bewoonster van [verpleeghuis], mevrouw [Y]. Ook in dit geval is niet buiten twijfel vast te stellen dat het enkele malen bij deze verpleegde geconstateerde letsel aan verdachte moet worden toegeschreven. Evenmin valt buiten gerede twijfel aan te nemen dat mevrouw [Y] met haar uitlatingen dat een zuster ‘lijkend op een broeder’ met zwart krulletjeshaar haar met haar hoofd tegen het hekwerk had aangegooid en dat zij door een ‘klein kereltje met zwarte krulletjes’ uit bed gegooid zou zijn het oog op verdachte had. Ook van dit onderdeel van de tenlastelegging dient verdachte dus te worden vrijgesproken.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs. Rabbie, voorzitter,
Van Dooijeweert en Brinkman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Glansbeek, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 april 2010.