Sector civiel recht - voorzieningenrechter
Vonnis in kort geding van 9 april 2010,
gewezen in de zaak met zaak- / rolnummer 359459 / KG ZA 10-212 van:
[eiser],
thans verblijvende in [verblijfplaats],
eiser,
advocaat mr. M.A.W. Nillesen te 's-Hertogenbosch,
de Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie),
zetelende te 's-Gravenhage,
gedaagde,
advocaat mr. A.J. van Spengen te 's-Gravenhage.
1.1. Eiser heeft gedaagde op 22 februari 2010 doen dagvaarden om op 12 maart 2010 te verschijnen ter zitting van de voorzieningenrechter van deze rechtbank. De zaak is op die datum behandeld en pro forma aangehouden tot 27 maart 2010, teneinde eiser in de gelegenheid te stellen een verzoek strekkende tot overplaatsing bij de bevoegde selectiefunctionaris van de [verblijfplaats] (hierna: [verblijfplaats]) in te kunnen dienen.
1.2. Bij faxbericht van 26 maart 2010 heeft eiser de voorzieningenrechter gevraagd vonnis te wijzen. Bij faxbericht van 26 maart 2010, ingekomen ter griffie op 29 maart 2010, heeft gedaagde naar aanleiding van voornoemde brief van eiser, verzocht eerst na 2 april 2010 vonnis te wijzen nu de bevoegde selectiefunctionaris in de week van 29 maart 2010 een beslissing zal nemen op het overplaatsingsverzoek van eiser.
1.3. Vonnis is nader bepaald op heden.
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 12 maart 2010 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1. Bij arrest van het gerechtshof Arnhem van 30 oktober 2007 is eiser ter zake van onder meer oplichting en valsheid in geschrifte veroordeeld tot onder meer een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Dit arrest is op 4 november 2008 onherroepelijk geworden.
2.2. De executie van de gevangenisstraf is op verzoek van eiser door de advocaat-generaal van het ressortsparket Arnhem (hierna: de advocaat-generaal) in april 2009 opgeschort in verband met het feit dat eiser in het onderzoek dat betrekking heeft op de 'Hurwenense moordzaak' zou worden gehoord door de politie.
2.3. Bij brief van 2 oktober 2009 heeft het Centraal Justitieel Incasso Bureau (hierna: het CJIB) eiser bericht dat hij in de gelegenheid wordt gesteld om zich vrijwillig bij de politie te melden om zijn gevangenisstraf te ondergaan. Daarnaast staat in deze brief vermeld dat indien eiser zich niet meldt, een arrestatiebevel jegens hem wordt uitgevaardigd.
2.4. Bij brief van 9 november 2009 heeft de toenmalige advocaat van eiser aan het CJIB meegedeeld dat eiser in het buitenland verblijft en zich dus niet kan melden voor het ondergaan van de gevangenisstraf. Daarbij is in deze brief verzocht om een oproep tot zelfmelding voor na 8 december 2009. De advocaat-generaal heeft daarop besloten dat de executie van de gevangenisstraf zal worden opgeschort tot 5 januari 2010.
2.5. Bij brief van 5 januari 2010 is namens eiser verzocht de gevangenisstraf verder op te schorten tot na de inhoudelijke behandeling van de Hurwenense moordzaak op 23 april 2010. Dit verzoek is door de advocaat-generaal afgewezen.
2.6. Bij brief van 8 januari 2010 heeft eiser verzocht een oproep tot zelfmelding te krijgen op bijvoorbeeld 25 januari 2010.
2.7. Bij brief van 21 januari 2010 heeft de selectiefunctionaris aan eiser een oproep tot zelfmelding gezonden om zich op 25 januari 2010 om 10.15 uur te melden bij de gevangenis [M.], een beperkt beveiligde inrichting (hierna: BBI). In deze brief staat, voor zover relevant, vermeld:
"(...)
Ik wijs u nadrukkelijk op het volgende:
De mogelijkheid tot het ondergaan van uw straf in een BBI wordt ingetrokken als u:
* zich niet meldt op bovengenoemde datum. Uw zaak wordt dan geretourneerd aan het Centraal Justitieel Incasso Bureau, waarna u wordt opgenomen in de arrestatieprocedure.
* wordt aangehouden op verdenking van het plegen van een nieuw strafbaar feit.
In deze gevallen zal/zullen de opgelegde straf(fen) ten uitvoer worden gelegd in een gesloten Penitentiaire Inrichting.
(...)"
2.8. Op 24 januari 2010 is eiser door de politie gehoord wegens kneveling en ontvoering van eiser op 22 januari 2010.
2.9. Op 25 januari 2010 heeft eiser zich niet bij de gevangenis [M.] gemeld. De advocaat-generaal heeft vervolgens een arrestatiebevel jegens eiser uitgevaardigd.
2.10. Bij faxbericht met bijlagen van 25 januari 2010 heeft eiser aan het CJIB, in de persoon van ['Y.'] van de afdeling vrijheidsstraffen, voor zover relevant, bericht:
"(...)
Zoals reeds deze morgen aangegeven, was het voor mij onmogelijk i.v.m. ernstige medische klachten en gebeurtenissen van het afgelopen weekeinde, te melden bij genoemde instelling. U heeft aangegeven dat U binnen drie dagen de documenten, betrekking hebben op bovenstaande dient te ontvangen, zodat ik een nieuwe oproep tot melden bij de gevangenis [M.] kan ontvangen. Volgens afspraak doen wij U hierbij het rapport van de GGD dd 24 Januari j.l., het Proces Verbaal dd. 24 Januari j.l. en de informatie van de GGZ Midden Brabant dd 25 Januari toekomen.
(...)"
2.11. Eiser heeft zich op 26 januari 2010 om circa 21.00 uur op het politiebureau te [P.] gemeld.
2.12. Eiser verblijft sinds 26 januari 2010 in [verblijfplaats], in een gesloten regime.
2.13. In het kader van de Regeling Tijdelijk Verlaten van de Inrichting heeft eiser op 29 maart 2010 een verzoek tot algemeen verlof ingediend. Dit verzoek is bij beslissing van 7 april 2010 door de selectiefunctionaris van de [verblijfplaats] afgewezen.
3. De vordering, de gronden daarvoor en het verweer
3.1. Eiser vordert, na vermindering van eis - zakelijk weergegeven - overplaatsing naar een zeer beperkt beveiligde inrichting (hierna: ZBBI) dan wel een BBI.
3.2. Daartoe voert eiser het volgende aan.
Eiser en zijn gezin worden bedreigd vanwege de betrokkenheid van eiser als getuige in de Hurwenense moordzaak. Zo is eiser op 22 januari 2010 door zijn bedreigers gekneveld en ontvoerd. Als gevolg van deze overmachtsituatie heeft eiser geen gehoor kunnen geven aan de oproep tot zelfmelding op 25 januari 2010. Hij heeft wel de betreffende instanties zo snel mogelijk geïnformeerd. Het CJIB heeft, in de persoon van [Y.] van de afdeling vrijheidsstraffen, toegezegd dat indien hij binnen drie dagen stukken ter adstructie van de ontvoering zou toezenden, hij een nieuwe oproep zou krijgen. Bij faxbericht van 25 januari 2010 heeft eiser de benodigde stukken aan het CJIB doen toekomen. Nu aan eiser te kennen is gegeven dat hij zich op 26 januari 2010 uiterlijk om 21.00 uur diende te melden op het politiebureau te [P.], mocht eiser ervan uitgaan dat - indien hij zich voor die tijd zou melden - hij zijn detentie in een BBI zou mogen ondergaan. De advocaat-generaal heeft echter alsnog een arrestatiebevel jegens eiser uitgevaardigd. De handelwijze van de advocaat-generaal is in strijd met de algemene beginselen van behoorlijke procesorde, gelet op de gedane toezeggingen en de daarmee gewekte verwachtingen. Eiser wil graag in een (Z)BBI worden geplaatst, omdat hij vanuit een dergelijk regime, gelet op de bel-, bezoek- en verlofmogelijkheden, zijn gezin beter tegen de bedreigingen kan beschermen dan vanuit een gesloten regime. Gelet op zijn mentale toestand en tegen de achtergrond van het feit dat hij in de Hurwenense moordzaak als getuige belastend zal verklaren, acht eiser zijn eiser zijn detentie in [verblijfplaats] onrechtmatig en in strijd met artikel 3 van het EVRM.
3.3. Gedaagde voert gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
4. De beoordeling van het geschil
4.1. Eiser legt aan zijn vordering ten grondslag dat gedaagde onrechtmatig jegens hem handelt. Daarmee is in zoverre de bevoegdheid van de burgerlijke rechter - in dit geval de voorzieningenrechter in kort geding - tot kennisneming van de vorderingen gegeven.
4.2. Partijen verschillen van mening over de vraag of eiser ontvankelijk is in zijn vordering. De vraag die daartoe beantwoord dient te worden is of er een rechtsgang openstaat of open heeft gestaan die met voldoende waarborgen is omkleed. Als dit het geval is, is voor de beoordeling door de burgerlijke rechter geen plaats meer.
4.3. Naar de voorzieningenrechter begrijpt, heeft eiser na de zitting van 12 maart 2010 (opnieuw) een verzoek tot overplaatsing naar een inrichting met ruimere verlofmogelijkheden ingediend. Vast staat dat dit verzoek inmiddels door de betreffende selectiefunctionaris is afgewezen. Tegen deze afwijzende beslissing staat beroep open bij de beroepscommissie van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming. Volgens vaste jurisprudentie is dit een met voldoende waarborgen omklede rechtsgang. In het kader van die procedure kan ook de vraag aan de orde komen of terecht - ondanks het telefoongesprek dat de echtgenote van eiser op 25 januari 2010 heeft gevoerd met ['Y.'] van de afdeling vrijheidsstraffen - een arrestatiebevel jegens eiser is uitgevaardigd nadat hij zich, mogelijk zonder dat hem daarvan een verwijt valt te maken, op die dag niet zelf had gemeld. Gelet hierop is voor een beoordeling in kort geding geen plaats meer.
4.4. Gelet op het voorgaande dient eiser niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn vordering.
4.5. Eiser zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
- verklaart eiser niet-ontvankelijk in zijn vordering;
- veroordeelt eiser in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van gedaagde begroot op € 1.079,--, waarvan
€ 816,-- aan salaris advocaat en € 263,-- aan griffierecht;
- verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.A. Koppen en in het openbaar uitgesproken op 9 april 2010.