4. Beoordeling
4.1. De kantonrechter heeft zich er van vergewist of het verzoek verband houdt met een opzegverbod zoals bedoeld in artikel 7:685 lid 1 BW.
4.2. Allereerst dient beoordeeld te worden of de arbeidsovereenkomst door de opzegging van 28 december 2009 per 1 januari 2010 is geëindigd.
4.3. Tussen partijen is niet in geschil dat die opzegging onregelmatig is in de zin van artikel 7:677 lid 2 BW, omdat is opgezegd tegen een eerdere dag dan tussen partijen geldt. Bij een opzegtermijn van één maand zou dit 1 februari 2010 zijn (zoals Vierstroomzorgring aanvankelijk meende) en bij een opzegtermijn van drie maanden (zoals feitelijk het geval blijkt te zijn) zou dit 1 april 2010 zijn.
4.4. In beginsel eindigt de arbeidsovereenkomst, indien sprake is van een onregelmatige opzegging, ondanks die onregelmatigheid, toch tegen de datum waartegen is opgezegd. In casu dus 1 januari 2010.
4.5.
Het vorenstaande kan anders zijn, indien sprake is van misbruik van bevoegdheid, in casu met name in het geval de opzegging uitsluitend werd gedaan met het doel door die opzegging tegen een eerdere datum de door de werknemer reeds aangevangen ontbindingsprocedure te blokkeren.
4.6. Dat die laatste situatie zich in casu heeft voorgedaan is in deze procedure niet (voldoende) aannemelijk geworden. Daartoe overweegt de kantonrechter het volgende.
4.6.1. In de eerste plaats is het van meet af aan de bedoeling van Vierstroomzorgring geweest de arbeidsovereenkomst met [verzoekster] per 1 januari 2010 te beëindigen. Vierstroomzorgring heeft immers in het verzoek bij het UWV al aangegeven dat zij die beëindigingdatum nastreefde. Op dat moment was er van een mogelijk ontbindingsverzoek (nog) geen sprake.
4.6.2. Ook [verzoekster] is er blijkens haar verzoekschrift en begeleidende brief van uitgegaan dat de beëindiging van de arbeidsovereenkomst uiterlijk per1 januari 2010 zou moeten plaatsvinden.
4.6.3. De bewuste onregelmatige opzegging per 1 januari 2010 is - in ieder geval volgens Vierstroomzorgring - niet (uitsluitend) gedaan met de bedoeling het ontbindingsverzoek te frustreren, nu Vierstroomzorgring heeft gesteld dat zij met die eerdere beëindiging wilde voorkomen, dat [verzoekster] door een overgang van onderneming zou overgaan op Assist. Dat verklaart volgens Vierstroomzorgring ook waarom bij (de) andere medewerker(s) wel regelmatig is opgezegd, omdat die medewerker(s) - anders dan [verzoekster] - haar hadden bevestigd dat zij van die overgang geen gebruik zouden maken (en dus niet in dienst wilden treden bij Assist), terwijl [verzoekster] die toezegging, naar Vierstroomzorgring onweersproken heeft gesteld, niet heeft willen doen.
4.6.4. De vergelijking die [verzoekster] heeft gemaakt met de situatie zoals die zich voordeed in het arrest van de Hoge Raad van 11 december 2009 (LJN BJ9069) gaat niet op, reeds nu in die casus de werkgever, nadat de arbeidsovereenkomst was opgezegd en de werknemer daarna een ontbindingsverzoek indiende, de arbeidsovereenkomst voor een tweede maal heeft opgezegd. Die tweede opzegging werd, zo is door die werkgever erkend, bewust onregelmatig gedaan (na eenzijdige intrekking van de eerdere opzegging) met het doel het ingediende ontbindingsverzoek te frustreren. Voormelde situatie doet zich in casu niet voor.
4.6.5. De stelling van [verzoekster], dat er ook sprake is van misbruik van bevoegdheid indien de stelling van Vierstroomzorgring juist zou zijn dat er sprake is van een overgang van onderneming en Vierstroomzorgring door de opzegging tegen 1 januari 2010 wilde voorkomen dat [verzoekster] door die overgang in dienst zou komen van de nieuwe werkgever, kan ook niet slagen. Daargelaten dat volgens [verzoekster] zelf geen sprake is van een overgang van onderneming - zodat deze stelling in haar eigen visie dus niet juist kan zijn -, zou Vierstroomzorgring door met bedoeld opzet de arbeidsovereenkomst eerder dan tegen het juiste tijdstip op te zeggen, haar bevoegdheid niet uitsluitend gebruiken om het ingediende ontbindingsverzoek te frustreren. Zij zou die bevoegdheid dan immers gebruiken om te voorkomen dat [verzoekster] - tegen de kennelijke afspraken tussen Vierstroomzorgring en Assist in - bij de nieuwe werkgever in dienst zou treden. Van misbruik van bevoegdheid in de door [verzoekster] bedoelde zin is dan ook geen sprake.
4.7. Op grond van het vorenstaande moet in deze procedure worden geoordeeld dat de arbeidsovereenkomst door de opzegging van 28 december 2009 per 1 januari 2010 is geëindigd. De onregelmatigheid van de opzegging doet daaraan niet af. [verzoekster] moet daarom niet ontvankelijk worden verklaard in haar verzoek om de - inmiddels niet meer bestaande - arbeidsovereenkomst te ontbinden.
4.8. Aan de beoordeling van de vraag of de arbeidsovereenkomst door een overgang van onderneming als bedoeld in de artikelen 7:662 e.v. BW inmiddels niet meer zou gelden met Vierstroomzorgring (maar met de nieuw ontstane joint venture met Assist), zoals de Vierstroomzorgring (subsidiair) heeft gesteld, maar [verzoekster] heeft betwist, komt de kantonrechter niet toe, nu de arbeidsovereenkomst immers reeds is geëindigd door de opzegging.
4.9. Ook aan een beoordeling van de overige door partijen opgeworpen stellingen en weren komt de kantonrechter, gelet op het vorenstaande, niet toe.
4.10. De kantonrechter ziet geen aanleiding een kostenveroordeling uit te spreken.