ECLI:NL:RBSGR:2010:BM3358

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
11 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
909941 EJ VERZ 09-83379
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. van der Windt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst na onregelmatige opzegging door werkgever

In deze zaak heeft de kantonrechter te 's-Gravenhage op 11 februari 2010 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst van [verzoekster] met de besloten vennootschap Vierstroomzorgring B.V. [verzoekster] was sinds 15 mei 1992 in dienst bij Vierstroomzorgring en had een verzoek ingediend tot ontbinding van haar arbeidsovereenkomst, nadat de werkgever deze onregelmatig had opgezegd. De werkgever had toestemming gevraagd aan het UWV om de arbeidsovereenkomst te beëindigen op grond van bedrijfseconomische redenen, maar had de arbeidsovereenkomst met [verzoekster] per 1 januari 2010 opgezegd, terwijl de opzegtermijn niet in acht was genomen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de opzegging onregelmatig was, maar dat dit niet automatisch leidde tot de ontvankelijkheid van [verzoekster] in haar verzoek tot ontbinding. De kantonrechter oordeelde dat de werkgever niet in strijd met goed werkgeverschap had gehandeld en dat er geen sprake was van misbruik van bevoegdheid. De kantonrechter heeft uiteindelijk geoordeeld dat de arbeidsovereenkomst door de opzegging per 1 januari 2010 was geëindigd en heeft [verzoekster] niet ontvankelijk verklaard in haar verzoek om ontbinding. De beslissing is genomen in het kader van de artikelen 7:677 en 7:685 van het Burgerlijk Wetboek, waarbij de kantonrechter de relevante feiten en omstandigheden in overweging heeft genomen.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector kanton
Locatie Delft
JW
Zaaknr. 909941 EJ VERZ 09-83379
11 februari 2010 (bij vervroeging)
Beschikking in de zaak van:
[verzoekster],
wonende [woonplaats],
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. R.R. Ismail,
tegen
de besloten vennootschap Vierstroomzorgring B.V.,
gevestigd te Gouda mede kantoorhoudende te Zoetermeer,
verwerende partij,
gemachtigde: mr. A.A. Kraaijeveld.
Procedure
- verzoekschrift ter griffie ingekomen op 19 november 2009;
- verweerschrift;
- mondelinge behandeling van 27 januari 2010.
Partijen worden verder aangeduid als [verzoekster] respectievelijk Vierstroomzorgring.
1. Feiten
1.1 [verzoekster], geboren op 1 september 1963, is sedert 15 mei 1992 in loondienst van (de rechtsvoorganger van) Vierstroomzorgring, laatstelijk in de functie van planner tegen een salaris van € 1.849,74 bruto per maand, te vermeerderen met 8% vakantiebijslag en overige emolumenten.
1.2 Bij brief van 30 september 2009 heeft Vierstroomzorgring bij het UWV WERKbedrijf (verder: het UWV) toestemming verzocht de arbeidsovereenkomst met [verzoekster] door middel van opzegging te mogen beëindigen op grond van bedrijfseconomische redenen. Als gevolg van een samenwerkingsverband (joint venture) tussen Vierstroomzorgring en Assist Zorg in Huis B.V. (verder: Assist) kwam de functie van [verzoekster] te vervallen.
1.3
In de ontslagaanvraag is onder meer vermeld, dat Vierstroomzorgring er naar streefde de arbeidsovereenkomst met [verzoekster] per 1 januari 2010 te beëindigen met inachtnemening van de toepasselijke opzegtermijn. In dat verband hoopte Vierstroomzorgring de ontslagvergunning zo spoedig mogelijk te ontvangen.
1.4 [verzoekster] heeft op 31 oktober 2009 verweer gevoerd in de UWV-procedure.
1.5 Op 18 november 2009 heeft de gemachtigde van [verzoekster] het onderhavige verzoekschrift ter griffie van dit gerecht ingediend. In de begeleidende brief van 17 november 2009 heeft de gemachtigde verzocht - in verband met de mogelijke opzeggings- en beëindigingdatum per 1 januari 2010 - een datum voor de mondelinge behandeling te bepalen, waarbij de kantonrechter in de gelegenheid zou zijn om de ontbinding vóór 30 december 2009 te effectueren. Later is de datum voor de mondelinge behandeling in verband met verhinderingen van partijen vastgesteld op 27 januari 2010.
1.6 Bij brief van 23 december 2009 heeft het UWV de gevraagde toestemming verleend.
1.7 Bij brief van 28 december 2009 heeft Vierstroomzorgring de arbeidsovereenkomst met [verzoekster] opgezegd tegen 1 januari 2010. De opzeggingsbrief vermeldt voorts onder meer dat [verzoekster] ter schadeloosstelling van het niet in acht nemen van de opzegtermijn van 1 maand bij haar eindafrekening ook nog het salaris over de maand januari 2010 zou ontvangen.
1.8 Bij het inachtnemen van de juiste opzegtermijn had Vierstroomzorgring de arbeidsovereenkomst pas regelmatig kunnen opzeggen tegen 1 april 2010. Vierstroomzorgring heeft [verzoekster] toegezegd haar ter zake schadeloos te stellen.
1.9 Vierstroomzorgring heeft de arbeidsovereenkomst van een collega van [verzoekster], waarvoor het UWV eveneens toestemming had verleend deze op te zeggen, bij brief van 28 december 2009 (regelmatig) opgezegd tegen 1 februari 2010. In die opzeggingsbrief is onder meer vermeld dat de opzegging geschiedde in verband met de overgang per 1 januari naar het nieuwe bedrijf. Deze werknemer werd vrijgesteld van werkzaamheden met doorbetaling van loon.
1.10 Bij brief van 15 januari 2010 heeft de gemachtigde van [verzoekster] Vierstroomzorgring onder meer meegedeeld dat [verzoekster] van mening is dat sprake is van een bewust schadeplichtige opzegging welke tot doel heeft gehad [verzoekster] niet-ontvankelijk te laten zijn in de onderhavige ontbindingsprocedure en deze derhalve te blokkeren. Volgens (de gemachtigde van) [verzoekster] is evident sprake van misbruik van bevoegdheid respectievelijk recht, dan wel handelen in strijd met goed werkgeverschap. Mede om deze redenen, aldus de brief, ontbeert de opzegging iedere rechtskracht respectievelijk werd de nietigheid van de opzegging ingeroepen.
1.11 Voorts maakte [verzoekster] in de brief, kort gezegd, aanspraak op doorbetaling van loon en werden bij het niet voldoen daaraan rechtsmaatregelen aangekondigd.
2. Verzoek
2.1. [verzoekster] heeft in het verzoekschrift verzocht de arbeidsovereenkomst tussen partijen zo spoedig mogelijk te ontbinden op grond van gewichtige redenen, gelegen in een verandering van de omstandigheden, in verband met het eindigen van de mogelijke opzegtermijn per 30 december 2009, alsmede aan [verzoekster] ten laste van Vierstroomzorgring een vergoeding toe te kennen van € 32.922,40 bruto (C=1) wegens alle nadelige gevolgen en risico's van de beëindiging van het dienstverband, waaronder begrepen de kosten van rechtsbijstand, althans een vergoeding door de kantonrechter in goede justitie vast te stellen, alsmede daarbij ten behoeve van de bevoegde belastinginspectie tevens te bepalen dat betaling dient te geschieden op een door [verzoekster] aan te geven wijze, mits fiscaal toelaatbaar.
2.2. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft [verzoekster] aangevoerd dat zij er om verscheidene (in de pleitnota aangehaalde) redenen bij gebaat is, dat de arbeidsovereenkomst op korte termijn wordt ontbonden en dat aan haar een billijke vergoeding wordt toegekend. [verzoekster] heeft derhalve verzocht de arbeidsovereenkomst op korte termijn te ontbinden met een vergoeding zoals vermeld in het verzoekschrift.
2.3. [verzoekster] heeft daartoe - tegen de achtergrond van de vaststaande feiten - onder meer het navolgende aangevoerd.
2.4. [verzoekster] is van mening dat Vierstroomzorgring de arbeidsovereenkomst onregelmatig heeft opgezegd met het doel de ontbindingsprocedure te frustreren en te verhinderen dat [verzoekster] in deze procedure haar rechten geldend kan maken.
2.5. Dat blijkt volgens [verzoekster] ook uit het feit dat een collega van [verzoekster], waarvoor op hetzelfde moment als voor [verzoekster] toestemming door het UWV is verleend voor ontslag, wel met inachtneming van de opzegtermijn is opgezegd.
2.6. Het argument dat Vierstroomzorgring daarvoor heeft gegeven, te weten dat zij de financiële en administratieve zeggenschap in handen wilde houden acht [verzoekster] ongeloofwaardig. In dat geval had Vierstroomzorgring de collega van [verzoekster] ook per 1 januari 2010 moeten opzeggen. Aan [verzoekster] is ook altijd meegedeeld dat Vierstroomzorgring zou opzeggen met inachtneming van de geldende opzegtermijn
2.7. Het is volgens [verzoekster] dan ook duidelijk dat Vierstroomzorgring de arbeidsovereenkomst onregelmatig heeft opgezegd om de ontbindingsprocedure te frustreren. Volgens het hof en het arrest van de Hoge Raad (van 11 december 2009; LJN BJ9069) is dat in strijd met hetgeen tussen partijen naar redelijkheid en billijkheid betamelijk is en heeft de opzegging daarom geen rechtsgevolg. In het betreffende geval was de werknemer ontvankelijk in het verzoek, heeft de kantonrechter de arbeidsovereenkomst ontbonden en heeft het hof geoordeeld dat de kantonrechter niet buiten het toepassingsgebied van artikel 7:685 BW was getreden. De Hoge Raad heeft dat oordeel van het hof in stand gelaten.
2.8. Vierstroomzorgring heeft voorts haar standpunt dat sprake zou zijn van overgang van onderneming en dat [verzoekster] daarom ook niet ontvankelijk zou zijn als er wel regelmatig zou zijn opgezegd, op geen enkele wijze concreet onderbouwd met argumenten. [verzoekster] betwist dan ook dat van een overgang van onderneming sprake zou zijn.
2.9. Voor zover er toch sprake zou zijn van een overgang van onderneming en Vierstroomzorgring wilde voorkomen dat [verzoekster] in verband daarmee zou overgaan naar de nieuwe werkgever, levert ook dat misbruik van bevoegdheid dan wel strijd met goed werkgeverschap op. [verzoekster] is dan ook van mening dat zij ontvankelijk moet worden verklaard in haar verzoek.
2.10. [verzoekster] betwist voorts dat zij zelf zou hebben verzocht om ontbinding per 1 januari 2010, zoals Vierstroomzorgring in punt 10. van haar verweerschrift heeft gesteld. In het verzoekschrift is verzocht om ontbinding op korte termijn in verband met het mogelijk eindigen van de opzegtermijn per 30 december 2009.
2.11. [verzoekster] heeft voor het overige uitvoerig aangegeven waarom naar haar mening de arbeidsovereenkomst moet worden ontbonden en waarom aan haar de verzochte vergoeding moet worden toegekend. Hetgeen door [verzoekster] ter zake in het verzoekschrift en in de pleitnota is aangevoerd wordt als hier ingelast en herhaald beschouwd. Voor zover nodig zal daarop in het navolgende nader worden ingegaan.
3. Verweer
3.1. Het verweer strekt primair tot niet ontvankelijk verklaring van [verzoekster] in haar verzoek en subsidiair tot afwijzing van het verzoek. Meer subsidiair verzoekt Vierstroomzorgring het verzoek van [verzoekster] tot toekenning van een hogere vergoeding dan de wachtregeling van artikel 9.8. e.v. CAO VVT 2008-2010 af te wijzen. Kosten rechtens.
3.2. Op het gevoerde verweer zal hierna, voor zover nodig, nader worden ingegaan.
4. Beoordeling
4.1. De kantonrechter heeft zich er van vergewist of het verzoek verband houdt met een opzegverbod zoals bedoeld in artikel 7:685 lid 1 BW.
4.2. Allereerst dient beoordeeld te worden of de arbeidsovereenkomst door de opzegging van 28 december 2009 per 1 januari 2010 is geëindigd.
4.3. Tussen partijen is niet in geschil dat die opzegging onregelmatig is in de zin van artikel 7:677 lid 2 BW, omdat is opgezegd tegen een eerdere dag dan tussen partijen geldt. Bij een opzegtermijn van één maand zou dit 1 februari 2010 zijn (zoals Vierstroomzorgring aanvankelijk meende) en bij een opzegtermijn van drie maanden (zoals feitelijk het geval blijkt te zijn) zou dit 1 april 2010 zijn.
4.4. In beginsel eindigt de arbeidsovereenkomst, indien sprake is van een onregelmatige opzegging, ondanks die onregelmatigheid, toch tegen de datum waartegen is opgezegd. In casu dus 1 januari 2010.
4.5.
Het vorenstaande kan anders zijn, indien sprake is van misbruik van bevoegdheid, in casu met name in het geval de opzegging uitsluitend werd gedaan met het doel door die opzegging tegen een eerdere datum de door de werknemer reeds aangevangen ontbindingsprocedure te blokkeren.
4.6. Dat die laatste situatie zich in casu heeft voorgedaan is in deze procedure niet (voldoende) aannemelijk geworden. Daartoe overweegt de kantonrechter het volgende.
4.6.1. In de eerste plaats is het van meet af aan de bedoeling van Vierstroomzorgring geweest de arbeidsovereenkomst met [verzoekster] per 1 januari 2010 te beëindigen. Vierstroomzorgring heeft immers in het verzoek bij het UWV al aangegeven dat zij die beëindigingdatum nastreefde. Op dat moment was er van een mogelijk ontbindingsverzoek (nog) geen sprake.
4.6.2. Ook [verzoekster] is er blijkens haar verzoekschrift en begeleidende brief van uitgegaan dat de beëindiging van de arbeidsovereenkomst uiterlijk per1 januari 2010 zou moeten plaatsvinden.
4.6.3. De bewuste onregelmatige opzegging per 1 januari 2010 is - in ieder geval volgens Vierstroomzorgring - niet (uitsluitend) gedaan met de bedoeling het ontbindingsverzoek te frustreren, nu Vierstroomzorgring heeft gesteld dat zij met die eerdere beëindiging wilde voorkomen, dat [verzoekster] door een overgang van onderneming zou overgaan op Assist. Dat verklaart volgens Vierstroomzorgring ook waarom bij (de) andere medewerker(s) wel regelmatig is opgezegd, omdat die medewerker(s) - anders dan [verzoekster] - haar hadden bevestigd dat zij van die overgang geen gebruik zouden maken (en dus niet in dienst wilden treden bij Assist), terwijl [verzoekster] die toezegging, naar Vierstroomzorgring onweersproken heeft gesteld, niet heeft willen doen.
4.6.4. De vergelijking die [verzoekster] heeft gemaakt met de situatie zoals die zich voordeed in het arrest van de Hoge Raad van 11 december 2009 (LJN BJ9069) gaat niet op, reeds nu in die casus de werkgever, nadat de arbeidsovereenkomst was opgezegd en de werknemer daarna een ontbindingsverzoek indiende, de arbeidsovereenkomst voor een tweede maal heeft opgezegd. Die tweede opzegging werd, zo is door die werkgever erkend, bewust onregelmatig gedaan (na eenzijdige intrekking van de eerdere opzegging) met het doel het ingediende ontbindingsverzoek te frustreren. Voormelde situatie doet zich in casu niet voor.
4.6.5. De stelling van [verzoekster], dat er ook sprake is van misbruik van bevoegdheid indien de stelling van Vierstroomzorgring juist zou zijn dat er sprake is van een overgang van onderneming en Vierstroomzorgring door de opzegging tegen 1 januari 2010 wilde voorkomen dat [verzoekster] door die overgang in dienst zou komen van de nieuwe werkgever, kan ook niet slagen. Daargelaten dat volgens [verzoekster] zelf geen sprake is van een overgang van onderneming - zodat deze stelling in haar eigen visie dus niet juist kan zijn -, zou Vierstroomzorgring door met bedoeld opzet de arbeidsovereenkomst eerder dan tegen het juiste tijdstip op te zeggen, haar bevoegdheid niet uitsluitend gebruiken om het ingediende ontbindingsverzoek te frustreren. Zij zou die bevoegdheid dan immers gebruiken om te voorkomen dat [verzoekster] - tegen de kennelijke afspraken tussen Vierstroomzorgring en Assist in - bij de nieuwe werkgever in dienst zou treden. Van misbruik van bevoegdheid in de door [verzoekster] bedoelde zin is dan ook geen sprake.
4.7. Op grond van het vorenstaande moet in deze procedure worden geoordeeld dat de arbeidsovereenkomst door de opzegging van 28 december 2009 per 1 januari 2010 is geëindigd. De onregelmatigheid van de opzegging doet daaraan niet af. [verzoekster] moet daarom niet ontvankelijk worden verklaard in haar verzoek om de - inmiddels niet meer bestaande - arbeidsovereenkomst te ontbinden.
4.8. Aan de beoordeling van de vraag of de arbeidsovereenkomst door een overgang van onderneming als bedoeld in de artikelen 7:662 e.v. BW inmiddels niet meer zou gelden met Vierstroomzorgring (maar met de nieuw ontstane joint venture met Assist), zoals de Vierstroomzorgring (subsidiair) heeft gesteld, maar [verzoekster] heeft betwist, komt de kantonrechter niet toe, nu de arbeidsovereenkomst immers reeds is geëindigd door de opzegging.
4.9. Ook aan een beoordeling van de overige door partijen opgeworpen stellingen en weren komt de kantonrechter, gelet op het vorenstaande, niet toe.
4.10. De kantonrechter ziet geen aanleiding een kostenveroordeling uit te spreken.
Beslissing
De kantonrechter:
verklaart [verzoekster] niet ontvankelijk in haar verzoek.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. van der Windt,J. van der Windt
kantonrechter, en bij vervroeging uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 februari 2010, in tegenwoordigheid van de griffier.