ECLI:NL:RBSGR:2010:BM3540
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - meervoudig
- M. Brink
- A. Aarts
- B. Bergman
- Rechtspraak.nl
Wrakingsverzoek van verzoekster tegen kantonrechter mr. [X] in civiele procedure
In deze zaak heeft verzoekster op 18 februari 2010 een wrakingsverzoek ingediend tegen kantonrechter mr. [X], naar aanleiding van een comparitie van partijen die op 8 december 2009 heeft plaatsgevonden. Verzoekster stelt dat mr. [X] blijk heeft gegeven van ernstige vooringenomenheid tijdens deze comparitie, wat volgens haar blijkt uit suggestieve vragen en het aansturen op mediation. De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek vond plaats op 1 maart 2010, waarbij verzoekster niet aanwezig was, maar mr. [X] en de gedaagden [A] en [B] wel. Mr. [X] heeft aangegeven niet in de wraking te berusten, terwijl [B] het verzoek als rancuneus beschouwt en [A] opmerkt dat het verzoek te laat is ingediend, na een aankondiging van de rechtbank dat op 8 maart 2010 vonnis zou worden gewezen.
De rechtbank heeft de beoordeling van het wrakingsverzoek gebaseerd op artikel 36 en 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van een tijdige indiening van het wrakingsverzoek, aangezien er meer dan twee maanden zijn verstreken tussen de comparitie en het indienen van het verzoek. Verzoekster heeft aangevoerd dat zij overleg wilde voeren met derden, maar de rechtbank oordeelt dat dit niet rechtvaardigt dat zij zo lang heeft gewacht. De rechtbank verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek tot wraking van mr. [X] en bepaalt dat het geding wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. Deze beslissing is openbaar uitgesproken op 5 maart 2010 door de rechters M. Brink, A. Aarts en B. Bergman, in tegenwoordigheid van griffier mr. Ligthart.