In deze uitspraak van de Rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Groningen, wordt de aanvraag van eiser tot wijziging van zijn verblijfsvergunning behandeld. Eiser, een Iraanse nationaliteit, heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning onder de beperking 'voortgezet verblijf'. De rechtbank beoordeelt of er sprake is van gezinsleven in de zin van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) tussen eiser en zijn vriendin. De rechtbank verwijst naar eerdere jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, waarin wordt gesteld dat het begrip 'familie- en gezinsleven' niet beperkt is tot huwelijk gebaseerde relaties, maar ook andere de facto 'familiebanden' kan omvatten.
De rechtbank concludeert dat er in dit geval geen sprake is van een voldoende bestendige relatie tussen eiser en zijn vriendin om te kunnen spreken van gezinsleven. Eiser heeft niet aangetoond dat hij en zijn vriendin samen hebben gewoond, en er zijn aanwijzingen dat de relatie niet stabiel is. De vriendin van eiser heeft verklaard dat zij vaak niet weet waar eiser verblijft en dat hij vaak onbereikbaar is. Gezien deze omstandigheden oordeelt de rechtbank dat verweerder terecht heeft geoordeeld dat er geen gezinsleven is in de zin van artikel 8 EVRM.
De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond, en er is geen aanleiding voor een kostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 3 mei 2010, en partijen kunnen binnen vier weken hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.