ECLI:NL:RBSGR:2010:BM6125

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
6 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/14972
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vreemdelingenbewaring en zicht op uitzetting van Somaliër

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 6 mei 2010 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van vreemdelingenbewaring van eiser, een Somaliër. Eiser was op 21 april 2010 in bewaring gesteld door de Minister van Justitie. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 29 april 2010, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. A.A. van Harmelen, en de Minister van Justitie werd vertegenwoordigd door mr. L.M.F. Verhaegh. Eiser betwistte de rechtmatigheid van zijn bewaring en stelde dat er geen zicht op uitzetting naar Somalië was, omdat de Somalische autoriteiten geen laissez-passers afgeven en er geen gedwongen uitzettingen plaatsvonden. De rechtbank oordeelde echter dat er wel degelijk zicht op uitzetting was, gebaseerd op een brief van de Minister van Justitie van 29 maart 2010, waarin werd aangegeven dat er gebruik zou worden gemaakt van reguliere luchtvaartmaatschappijen voor de gedwongen terugkeer van Somaliërs. De rechtbank concludeerde dat verweerder in de gelegenheid moest worden gesteld om de resultaten van dit traject af te wachten. Eiser's psychische klachten werden erkend, maar de rechtbank oordeelde dat hij zich kon wenden tot de medische dienst van het detentiecentrum. De rechtbank vond geen reden om de maatregel van bewaring op te heffen, gezien de mogelijkheid dat eiser zich aan zijn uitzetting zou onttrekken. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Nevenzittingsplaats Dordrecht
Sector Bestuursrecht
Vreemdelingenkamer
procedurenummer: AWB 10/14972, V-nummer: [v-nummer] ,
uitspraak van de enkelvoudige kamer
inzake
[eiser] , eiser,
gemachtigde: mr. A.A. van Harmelen, advocaat te 's-Gravenhage,
tegen
de Minister van Justitie, verweerder,
gemachtigde: mr. L.M.F. Verhaegh, ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Op 21 april 2010 is de rechtbank, door middel van een namens eiser ingediend beroepschrift, ervan in kennis gesteld dat verweerder eiser op 21 april 2010 in bewaring heeft gesteld.
1.2. De zaak is op 29 april 2010 behandeld ter zitting van een enkelvoudige kamer.
Eiser is ter zitting verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.
Verweerder is verschenen bij gemachtigde.
2. Overwegingen
2.1. Krachtens artikel 94, vierde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) staat ter beoordeling of het besluit tot oplegging van de onderwerpelijke vrijheidsontnemende maatregel in strijd is met deze wet, dan wel bij afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is te achten. Gelet op het bepaalde in artikel 94, eerste lid, laatste volzin, van de Vw 2000 staat tevens ter beoordeling of er aanleiding is eiser schadevergoeding toe te kennen.
2.2. Eiser voert - samengevat - aan dat hij geen opmerkingen heeft over de rechtmatigheid van zijn staandehouding. Eiser voert verder aan dat hij de gronden die aan de maatregel ten grondslag zijn gelegd niet betwist, behalve dat hij thans geen strafbaar feit heeft gepleegd.
Eiser stelt dat het zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn ontbreekt. Er worden geen laissez-passers (hierna: lp) afgegeven door de Somalische autoriteiten. Tevens worden Somalische onderdanen niet gedwongen uitgezet. Verweerder verwijst naar de brief van de Minister van Justitie van 29 maart 2010. De daarin genoemde methode heeft echter nog niet tot uitzetting geleid, aldus eiser. Eiser wijst er op dat hij na eerdere strafrechtelijke detenties ook aan de Vreemdelingenpolitie is overgedragen. Door de Vreemdelingenpolitie werd hij vervolgens dezelfde dag in vrijheid gesteld, omdat er geen zicht op uitzetting bestaat.
Daarnaast is eiser van mening dat de maatregel bij afweging van alle betrokken belangen in redelijk niet gerechtvaardigd is te achten. Uit het door eiser overgelegde dossier blijkt dat eiser in het verleden veel problemen heeft gehad; eiser is uit huis geplaatst en onder toezicht gesteld. In het kader van de (jeugd)hulpverlening is zijn verblijfsstatus onderbelicht gebleven. Verder heeft eiser psychische klachten en is hij niet aanspreekbaar. Hierin is niet op korte termijn verbetering te verwachten. Het is de vraag of eiser uitzetbaar is.
Voorts benadrukt eiser dat hij een verzoek wil indienen om zijn ongewenstverklaring op te heffen en dat hij een reguliere verblijfsvergunning wil aanvragen. Gelet op het voorgaande kan worden volstaan met een lichter middel. Er is bestaat geen gevaar voor onttrekking aan het toezicht, aldus eiser.
2.3. Verweerder stelt in reactie hierop dat zicht op uitzetting niet ontbreekt. Ter onderbouwing hiervan verwijst verweerder naar de brief van de Minister van Justitie van 29 maart 2010 (met kenmerk 5638926/10). Er zal worden getracht om Somalische vreemdelingen met behulp van een EU-staat document gedwongen uit te zetten. Verweerder dient in de gelegenheid te worden gesteld dit traject op te zetten en te volgen.
Tevens wijst verweerder er op dat eiser voorkomt op de lijst van veelplegers en dat hij veel overlast veroorzaakt in Nederland. Verweerder meent dat eisers persoonlijke omstandigheden niet tot opheffing van de bewaring kunnen leiden. Eiser zal in de gelegenheid worden gesteld een reguliere aanvraag in te dienen, indien hij dat wenst.
De omstandigheid dat eiser voorheen niet in bewaring is gesteld, betekent niet dat eiser niet meer in bewaring zou kunnen worden gesteld. In dit kader verwijst verweerder naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 2 maart 2005, nr. 200501023.
2.4. De rechtbank acht het beroep ongegrond en komt daartoe op grond van de navolgende overwegingen.
2.4.1. Verweerder heeft aan het besluit tot oplegging van de maatregel van bewaring ten grondslag gelegd dat de openbare orde de inbewaringstelling vordert. Verweerder heeft in dat kader van belang geacht dat eiser niet beschikt over een identiteitsdocument als bedoeld in artikel 4.21 van het Vreemdelingenbesluit 2000, dat eiser ongewenst is verklaard, dat hij zich niet heeft gehouden aan zijn vertrektermijn, hij geen vaste woon- of verblijfplaats heeft, eiser niet beschikt over voldoende middelen van bestaan, eiser zich bedient van een of meerder aliassen, hij is veroordeeld ter zake een misdrijf en dat eiser wordt verdacht van het plegen van een misdrijf. De rechtbank is van oordeel dat, wat ook zij van eisers stelling dat de verdenking van een strafbaar feit thans niet ter zake doet, de overige gronden van de maatregel de inbewaringstelling kunnen dragen. De rechtbank acht de oplegging van de maatregel van bewaring, anders dan eiser heeft gesteld, dan ook niet onrechtmatig.
2.4.2. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder er terecht op heeft gewezen dat het feit dat eiser niet eerder in bewaring is gesteld, niet maakt dat de huidige bewaring dient te worden opgeheven. Er is sprake van een aan verweerder toekomende bevoegdheid.
2.4.3. De rechtbank ziet geen grond voor het oordeel dat zicht op uitzetting van eiser binnen een redelijke termijn ontbreekt. Eiser is afkomstig uit Somalië. In de brief van de Minister van Justitie van 29 maart 2010 waarnaar verweerder heeft verwezen, staat het volgende vermeld:
"Bij de gedwongen terugkeer naar Somalië zal gebruik worden gemaakt van reguliere en commerciële luchtvaartmaatschappijen die vanaf een transitbestemming vliegen op verschillende bestemmingen in Somalië. Voor Centraal- en Zuid- Somalië gaat het om Mogadishu. Op de transitbestemming wordt de vreemdeling door de Nederlandse autoriteiten overgedragen aan de vervoerder. Enkele landen, zoals het Verenigd Koninkrijk, Canada, Noorwegen, Denemarken en de VS hebben op deze wijze Somaliërs naar Mogadishu verwijderd. Op basis van gesprekken die tot dusver zijn gevoerd met luchtvaartmaatschappijen wordt voor de gedwongen terugkeer van ongedocumenteerde Somaliërs naar Somalië een EU-staat als reisdocument geaccepteerd. Zoals bekend effectueert Nederland al met succes gedwongen terugkeer met een EU-staat naar verschillende andere landen.
Parallel aan dit traject wordt geprobeerd om te komen tot (schriftelijke) afspraken
over gedwongen terugkeer met de Transitional Federal Government van Somalië
om zoveel mogelijk opties open te houden. Met de (de facto) autoriteiten van de regio Somaliland zijn in 2009 afspraken gemaakt over gedwongen terugkeer van vreemdelingen die van oorsprong afkomstig zijn uit de regio Somaliland."
Verweerder is voornemens eiser door middel van bovenstaande traject, met behulp van een EU-staat, uit te zetten naar Mogadishu. De rechtbank is van oordeel dat verweerder vooralsnog in de gelegenheid dient te worden gesteld de resultaten van dit traject af te wachten.
2.4.4. Wat betreft zijn psychische klachten kan eiser zich wenden tot de medische dienst van het detentiecentrum waar hij verblijft. Niet is gebleken dat eiser detentieongeschikt is.
2.4.5. Verder heeft verweerder zich gelet op de gronden van de maatregel naar het oordeel van de rechtbank op het standpunt kunnen stellen dat de mogelijkheid bestaat dat eiser zich aan zijn uitzetting zal onttrekken en dat er geen reden is om een lichter middel dan bewaring toe te passen. Eisers gestelde persoonlijke omstandigheden maken dit niet anders.
2.5. Ook overigens is niet gebleken dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de bewaring ten aanzien van eiser in strijd is met de Vw 2000 dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is te achten.
Er bestaat derhalve geen grond voor het toekennen van schadevergoeding, zodat het verzoek daartoe wordt afgewezen.
2.6. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
2.7. Gezien het voorgaande beslist de rechtbank als volgt.
3. Beslissing
De rechtbank 's-Gravenhage:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Aldus gegeven door mr. A.M.J. Adriaansen, rechter, en door deze en mr. M. Noordegraaf, griffier, ondertekend.