ECLI:NL:RBSGR:2010:BM6583
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Incident ex artikel 223 Rv in verzetprocedure van Pretium Telecom tegen dwangbevelen van de Consumentenautoriteit
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 14 april 2010 uitspraak gedaan in een incident dat voortkwam uit een verzetprocedure van Pretium Telecom B.V. tegen dwangbevelen van de Consumentenautoriteit. Pretium Telecom had in verzet gekomen tegen twee dwangbevelen die waren uitgevaardigd op respectievelijk 30 juni 2009 en 25 september 2009. De Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het Ministerie van Economische Zaken en de Consumentenautoriteit, had in beide zaken een incidentele vordering ingediend tot opheffing van de schorsing van de tenuitvoerlegging van deze dwangbevelen. De rechtbank moest in deze procedure een belangenafweging maken tussen de belangen van Pretium en de belangen van de Staat en de Consumentenautoriteit.
De rechtbank overwoog dat het sanctiebesluit van 4 december 2008, dat aan de dwangbevelen ten grondslag lag, nog geen formele rechtskracht had. Dit betekende dat de rechtmatigheid van het besluit niet kon worden aangenomen. Pretium had aangevoerd dat het bezwaar tegen het sanctiebesluit redelijke kans van slagen had, wat leidde tot de conclusie dat de uitspraak in de verzetprocedure moest worden aangehouden totdat de bestuursrechtelijke procedure tegen het sanctiebesluit was afgerond. De rechtbank oordeelde dat de belangen van Pretium bij schorsing van de tenuitvoerlegging van de dwangbevelen zwaarder wogen dan de belangen van de Staat bij handhaving van de dwangbevelen.
De rechtbank wees de incidentele vordering van de Staat af en veroordeelde de Staat in de proceskosten. De kosten aan de zijde van Pretium werden begroot op € 452,-- aan salaris advocaat. De zaak werd vervolgens verwezen naar de rol voor conclusie van repliek aan de zijde van Pretium, waarbij verdere beslissingen werden aangehouden.