ECLI:NL:RBSGR:2010:BM6688

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
12 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/900525-09; 09/655617-09 (ttz.gev.)
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Elkerbout
  • H. Hink
  • Struyker Boudier
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot moord en bedreiging met vuurwapen in Delft

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 12 april 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die op 15 juni 2009 in Delft een jachtgeweer heeft gebruikt om een groep jongeren te bedreigen. De verdachte, die gefrustreerd was door een woninginbraak, heeft het geladen wapen tegen het hoofd van een van de jongeren gedrukt, wat leidde tot een worsteling waarbij het wapen tweemaal afging. Drie jongeren raakten hierbij lichtgewond door een ricochet. De verdachte heeft vervolgens ook op een geparkeerde auto geschoten, wat schade veroorzaakte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet met opzet heeft gehandeld om iemand te doden, maar wel dat hij roekeloos heeft gehandeld door het wapen te gebruiken in een drukke omgeving. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van poging tot moord en zware mishandeling, maar hem wel schuldig bevonden aan bedreiging en verboden wapenbezit. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor reclassering. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ’S-GRAVENHAGE
Sector Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummers 09/900525-09; 09/655617-09 (ttz.gev.)
Datum uitspraak: 12 april 2010
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank ’s-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1964 te [geboorteplaats],
adres: [adres],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Midden Holland,
Huis van Bewaring De Geniepoort,
te Alphen aan den Rijn.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 21 september 2009, 23 november 2009, 8 februari 2010, 22 maart 2010 en 29 maart 2010.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. L.M. Robert-Altimari, en van hetgeen door de raadsvrouw van verdachte mr. A.M.D. Naarden, advocaat te ’s-Gravenhage, en door de verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting van 23 november 2009 - ten laste gelegd dat:
parketnummer 09/900525-09
1.
hij op of omstreeks 15 juni 2009, te Delft, ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachte rade een persoon genaamd [A] van het leven te beroven, opzettelijk na rustig overleg en kalm beraad
- met een (in een tas meegenomen) (dubbelloops) jachtgeweer, althans een vuurwapen op weg is gegaan naar het pleintje op de Chopinlaan en/of
- op een groep jongens op de Chopinlaan is afgelopen, tot welke groep jongens [A] behoorde en/of
- (daarbij) voornoemd jachtgeweer, althans een vuurwapen uit de tas heeft gehaald en/of dit jachtgeweer, althans vuurwapen op/tegen het hoofd van [A] heeft gezet/gericht en/of
- met dit/een jachtgeweer, althans vuurwapen hagel, althans een (aantal) kogel(s) heeft afgevuurd op en/of in de nabijheid van die [A] en/of
- dit/een jachtgeweer, althans vuurwapen opnieuw heeft geladen en/of vervolgens daarmee hagel, althans een (aantal) kogel(s) heeft afgevuurd op en/of in de richting van die [A], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 juni 2009 te Delft ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [A], opzettelijk en met voorbedachte rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en na rustig overleg en kalm beraad
- met een (in een tas meegenomen) (dubbelloops) jachtgeweer, althans een vuurwapen op weg is gegaan naar het pleintje op de Chopinlaan en/of
- op een groep jongens op de Chopinlaan is afgelopen, tot welke groep jongens [A] behoorde en/of
- (daarbij) voornoemd jachtgeweer, althans een vuurwapen uit de tas heeft gehaald en/of dit/een jachtgeweer, althans vuurwapen op/tegen het hoofd van [A] heeft gezet/gericht en/of
- met dit/een jachtgeweer, althans vuurwapen hagel, althans een (aantal) kogel(s) heeft afgevuurd op en/of in de nabijheid van die [A] en/of
- met dit jachtgeweer, althans vuurwapen meermalen, althans eenmaal op/tegen het hoofd van die [A] heeft geslagen en/of
- dit/een jachtgeweer, althans vuurwapen opnieuw heeft geladen en/of vervolgens daarmee hagel, althans een (aantal) kogel(s) heeft afgevuurd op en/of in de richting van die [A], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 juni 2009 te Delft [A] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
- een (dubbelloops) jachtgeweer, althans een vuurwapen aan die [A] getoond
en/of
- een (dubbelloops) jachtgeweer, althans een vuurwapen aan en/of op/tegen het hoofd van die [A] gezet/gericht en/of
- met dit/een jachtgeweer, althans vuurwapen hagel, althans een (aantal) kogel(s) op en/of in de nabijheid van die [A] heeft afgevuurd en/of
- met dit/een jachtgeweer, althans vuurwapen meermalen, althans eenmaal op/tegen het hoofd van die [A] heeft geslagen en/of
- dit/een jachtgeweer, althans vuurwapen opnieuw heeft geladen en/of vervolgens daarmee hagel, althans een (aantal) kogel(s) op en/of in de richting van die [A] heeft afgevuurd;
2.
hij op of omstreeks 15 juni 2009 te Delft, ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachte rade een of meer personen, in elk geval [B] en/of [C] en/of [D] en/of [E] van het leven te beroven, opzettelijk na rustig overleg en kalm beraad
- met (een in een tas meegenomen) (dubbelloops) jachtgeweer, althans een vuurwapen op weg is gegaan naar het pleintje op de Chopinlaan en/of
- op een groep jongens op de Chopinlaan is afgelopen, tot welke groep jongens [B] en/of [C] en/of [D] en/of [E], behoorden en/of
- (daarbij) voornoemd jachtgeweer, althans een vuurwapen uit de tas heeft gehaald en/of dit/een jachtgeweer, althans vuurwapen aan die [B] en/of [C] en/of [D] en/of [E] heeft gericht en/of
- vervolgens met dit/een jachtgeweer, althans vuurwapen hagel, althans een (aantal) kogel(s) heeft afgevuurd op en/of in de richting van die [B] en/of [C] en/of [D] en/of [E] en/of
- dit/een jachtgeweer, althans vuurwapen opnieuw heeft geladen en/of op en/of in de richting van die [B] en/of [C] en/of [D] en/of [E] heeft gericht en/of daarmee hagel, althans een (aantal) kogel(s) heeft afgevuurd, waarbij die [B] en/of [C] en/of [D] en/of [E] in be(e)n(en) en/of bil(len) en/of voet(en), althans in hun lichaam zijn geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 juni 2009 te Delft ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een of meer personen, in ieder geval aan [B] en/of [C] en/of [D] en/of [E], opzettelijk en met voorbedachte rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en na rustig overleg en kalm beraad
- met (een in een tas meegenomen) (dubbelloops) jachtgeweer, althans een vuurwapen op weg is gegaan naar het pleintje op de Chopinlaan en/of
- op een groep jongens op de Chopinlaan is afgelopen, tot welke groep [B] en/of [C] en/of [D] en/of [E] behoorden en/of
- daarbij voornoemd jachtgeweer, althans een vuurwapen uit de tas heeft gehaald en/of dit/een jachtgeweer, althans vuurwapen aan/op die [B] en/of [C] en/of [D] en/of [E] heeft gericht en/of
- met dit/een jachtgeweer, althans vuurwapen hagel, althans een (aantal) kogel(s) heeft afgevuurd op en/of in de richting van die [B] en/of [C] en/of [D] en/of [E] en/of
- dit/een jachtgeweer, althans vuurwapen opnieuw heeft geladen en/of op en/of in de richting van die [B] en/of [C] en/of [D] en/of [E] heeft gericht en/of vervolgens daarmee hagel, althans een (aantal) kogel(s) heeft afgevuurd, waarbij die [B] en/of [C] en/of [D] en/of [E] in be(e)n(en) en/of bil(len) en/of voet(en), althans in hun lichaam zijn geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 juni 2009 te Delft [B] en/of [C] en/of [D] en/of [E] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
- een (dubbelloops) jachtgeweer, althans een vuurwapen aan die [B] en/of [C] en/of [D] en/of [E] getoond en/of gericht en/of
- met dit/een jachtgeweer, althans vuurwapen hagel, althans een (aantal) kogel(s) in de nabijheid en/of op en/of in de richting van die [B] en/of [C] en/of [D] en/of [E] heeft afgevuurd en/of
- dit/een jachtgeweer, althans vuurwapen opnieuw heeft geladen en/of vervolgens daarmee hagel, althans een (aantal) kogel(s) op en/of in de richting van die [B] en/of [C] en/of [D] en/of [E] heeft afgevuurd, waarbij die [B] en/of [C] en/of [D] en/of [E] in be(e)n(en) en/of voet(en) en/of bil(len), althans in hun lichaam zijn geraakt;
3.
hij op of omstreeks 15 juni 2009 te Delft een wapen van categorie II, te weten een (dubbelloops) jachtgeweer, merk [merk], en/of munitie van categorie II en/of III, te weten een of meer hagelpatronen, voorhanden heeft gehad;
parketnummer 09/655617-09
hij op of omstreeks 15 juni 2009 te Delft opzettelijk en wederrechtelijk een auto (Volkswagen, type Golf, kenteken [kenteken]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [F], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door toen en daar opzettelijk en wederrechtelijk (met een vuurwapen) te schieten op die auto.
Op vordering van de officier van justitie beveelt de rechtbank de voeging van de dagvaarding met parketnummer 09/900525-09 (hierna te noemen dagvaarding I) met de dagvaarding met parketnummer 09/655617-09 (hierna te noemen dagvaarding II).
3. Het bewijs
3.1 Vaststaande feiten
Verdachte heeft op 15 juni 2009 op het pleintje aan de Chopinlaan/Haydnlaan te Delft enkele schoten afgevuurd met een jachtgeweer. Over dit gebeuren zijn verklaringen afgelegd door hemzelf, door de aangevers en enkele andere ooggetuigen. Ook heeft forensisch onderzoek plaatsgevonden op de plaats delict en aan het jachtgeweer. Deskundigen van het NFI hebben gerapporteerd over onder meer de letselpotentie van het jachtgeweer en de letsels die drie aangevers bij het incident hebben opgelopen. Ter zitting zijn twee deskundigen van het NFI nader gehoord over hun bevindingen omtrent het wapen. De verklaringen van verdachte, aangevers en getuigen zijn niet eensluidend, met name als het gaat om de vraag of verdachte gericht heeft geschoten op enkele op het pleintje aanwezige jongeren en de vraag hoeveel schoten verdachte heeft afgevuurd. De rechtbank acht nogal wat verklaringen van getuigen niet betrouwbaar omdat deze niet stroken met de bevindingen van het forensisch onderzoek dan wel kennelijk niet berusten op eigen waarneming van de getuigen maar op hetgeen zij van anderen over het incident hebben gehoord. De rechtbank legt deze verklaringen terzijde. Voorts valt op dat enkele getuigen sterk wisselende verklaringen hebben afgelegd tegenover respectievelijk de politie en de rechter-commissaris. Ten aanzien van deze verklaringen past grote behoedzaamheid. Op basis van het dossier en het verhandelde ter zitting1 komt de rechtbank tot de volgende vaststelling van relevante feiten en omstandigheden. Deze vaststelling wijkt overigens niet af van de lezingen waarvan zowel de officier van justitie als de raadsvrouw zijn uitgegaan, met uitzondering van het hierna te noemen onderdelen 9 en 13, welke door de raadsvrouw worden betwist.
(1) Verdachte had in zijn woning een illegale hennepkwekerij2 die was opgezet door twee Marokkaanse jongens, zich noemende [X] en [Y]. Verdachte zou de helft van de opbrengst van de hennep krijgen. Verdachte vertrouwde de jongens die vaak bij hem over de vloer kwamen en beschouwde hen als vrienden.3
(2) Op 11 juni 2009 ontdekte verdachte dat er in zijn woning was ingebroken en dat hij van zijn hennep - de tweede aanplant stond op het punt van oogsten - was beroofd, alsmede van de sieraden van zijn het jaar daarvoor overleden moeder. Deze sieraden hadden een grote emotionele waarde voor verdachte.4
(3) Verdachte kreeg het vermoeden dat [X] en [Y] de hennep en de sieraden hadden weggenomen, omdat de daders bekend moesten zijn geweest in zijn woning. Op 15 juni 2009 kreeg hij bevestiging van zijn vermoeden dat in ieder geval [X] een van de daders was, nadat hij op foto’s van de bewakingsbeelden van de tegenover zijn woning gelegen school twee jongens met vuilniszakken had gezien, waarvan er een [X] was.5
(4) Van een buurman aan wie hij deze foto’s toonde, hoorde verdachte dat de jongen op de foto - [X] - zich vaak met een groepje jongeren op het pleintje op de Chopinlaan bevond.6 Verdachte vatte toen het plan op naar dat pleintje te gaan om [X] en/of [Y] te zoeken en hen desnoods met een wapen te bedreigen.7 Verdachte voelde zich op zijn ziel getrapt en ‘belazerd’; hij wilde de sieraden terug en zijn deel van de opbrengst van de hennep.8
(5) Verdachte heeft vervolgens een - gedemonteerd - jachtgeweer bij een kennis uit de schuur weggenomen, het wapen thuis in elkaar gezet en geolied, de loop van het geweer afgezaagd en uitgetest.9 Hij heeft het wapen geladen met twee hagelpatronen en het op de veiligheidspal gezet.10
(6) Vervolgens heeft verdachte het jachtgeweer in zijn rugzak en een tiental patronen in zijn jaszak gedaan en is op de fiets naar het pleintje aan de Chopinlaan gegaan.11 Voordat hij wegreed heeft hij nog wel zijn hond ondergebracht bij de bovenburen, naar zijn zeggen omdat hij mogelijk wat langer weg zou blijven nu hij een confrontatie zou aangaan en hij daarbij ook in het ziekenhuis zou kunnen belanden.12
(7) Toen verdachte bij het pleintje aankwam heeft hij zijn fiets tegen de muur van een flatgebouw geplaatst. Hij nam het wapen uit de rugzak en liep het pleintje op.13
(8) Eenmaal op het pleintje stapte verdachte met het wapen in de hand op de groep van ongeveer 20 jongeren af (waaronder [A], [B], [E], [C] en [D])14 en keek of hij [Y] of [X] zag.15 Toen hij [X] en [Y] niet zag, is hij met het wapen in de hand op [A] afgestapt, naar zijn zeggen omdat die de grootste van het groepje was.16
(9) Verdachte heeft toen de loop van het jachtgeweer tegen het hoofd van die [A] gedrukt.17
(10) [A] heeft daarop meteen dat wapen met twee handen vastgepakt en er is een worsteling tussen beiden ontstaan, waarbij zowel verdachte als [A] het wapen vasthield.18
(11) Tijdens de worsteling hield verdachte zijn vinger aan of om de trekkers.19 Het jachtgeweer is twee keer afgegaan; één schot ging omhoog in de lucht en één schot ging richting de grond, het zogeheten ricochetschot.20
(12) Door dit ricochetschot hebben [B], [D] en [E] die zich op korte afstand van verdachte en [A] bevonden, oppervlakkig letsel opgelopen; [B] in de beide benen en de rechterbil, [D] in het linkeronderbeen en [E] aan de beide onderbenen, de rechtervoet en de linkerenkel.21 [C] bevond zich daar ook en werd bijna geraakt door dit ricochetschot.22
(13) Tijdens de worsteling heeft verdachte [A] enkele malen met het jachtgeweer tegen het hoofd geslagen.23
(14) Daarna is het wapen tijdens de worsteling op de grond gevallen en is [A] weggerend.24
(15) Verdachte heeft het wapen vervolgens weer opgepakt, de twee gebruikte patronen er uit gehaald en het ter plekke herladen.25 Hij heeft enige tijd over het pleintje heen en weer gelopen en heeft vervolgens één schot gericht afgevuurd op een geparkeerde auto (eigendom van [F]). Deze auto is hierdoor beschadigd geraakt aan de voorruit, de motorkap, het dak en de linkervoorspiegel.26
(16) Daarna heeft verdachte het wapen opnieuw herladen.27 Toen hij even later werd aangehouden bevonden zich twee scherpe hagelpatronen in het jachtgeweer.28
(17) Het wapen betreft een dubbelloops jachtgeweer van het merk [merk], kaliber 12, waarvan de loop en de kolf zijn ingekort. Door deze bewerkingen is het vuurwapen zodanig gewijzigd dat het dragen niet of minder zichtbaar is geworden. Dit gewijzigde vuurwapen is een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3e, gelet op artikel 2, lid 1, categorie II sub 3 van de Wet wapens en munitie.29
(18) De in het jachtgeweer aangetroffen twee scherpe patronen zijn hagelpatronen, zijnde munitie in de zin van artikel 1 onder 4 gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie.30
(19) Het jachtgeweer is bestemd en geschikt voor het afschieten van patronen. Een rechtstreeks schot hagel uit dit jachtgeweer kan tot een afstand van 100 meter dodelijk letsel veroorzaken.31
(20) De veiligheidspal van het jachtgeweer functioneerde naar behoren. Er is maar een kleine kracht/beweging nodig om de veiligheidspal te doen verschuiven De deskundigen noemen het een aannemelijk scenario dat de veiligheidspal is verschoven tijdens de worsteling32 dan wel tijdens het vervoer in de rugzak.33
Ten aanzien van de toedracht van het incident is meer in het bijzonder van belang dat:
(i) de verdachte drie schoten heeft afgevuurd, de eerste tijdens de worsteling met [A] in de lucht, de tweede tijdens diezelfde worsteling naar de grond en (even later) de derde gericht op de auto van [F].
(ii) de verdachte niet gericht heeft geschoten op één van de op het pleintje aanwezige jongeren;
(iii) de verwondingen van [D], [E] en [B] alle het gevolg zijn van het tweede door verdachte afgevuurde schot.34
3.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan een poging tot moord op aangever [A] (feit 1 primair), een poging tot het met voorbedachte raad toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan de aangevers [B], [C], [D] en [E] (feit 2 subsidiair), het voorhanden hebben van een vuurwapen van categorie II en munitie van categorie III (feit 3) en vernieling van de auto van [F] (dagvaarding II).
De officier van justitie gaat er daarbij van uit dat verdachte niet het boze opzet had één van de aanwezigen op het pleintje te doden of te verwonden.
Ten aanzien van [A] acht zij voorwaardelijk opzet op de dood aanwezig omdat verdachte het geladen jachtgeweer tegen diens hoofd heeft gedrukt en kon voorzien dat een worsteling om het wapen zou ontstaan. Verdachte wist bovendien dat de veiligheidspal gemakkelijk zou kunnen verschuiven. Verdachte heeft aldus willens en wetens de aanmerkelijke kans op een voor [A] fataal schot aanvaard. Gelet op de lange tijd tussen het opvatten van het plan zich met het wapen naar het pleintje te begeven en de uitvoering daarvan heeft verdachte met voorbedachte raad gehandeld.
Ten aanzien van [D], [B], [E] en [C] heeft de officier van justitie gesteld dat het ricochetschot niet potentieel dodelijk is geweest en dat er dus objectief geen aanmerkelijke kans heeft bestaan dat zij hierdoor dodelijk hadden kunnen worden getroffen. Wel is sprake van het willens en wetens aanvaarden van de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bij deze personen, aldus de officier van justitie. Ook ten aanzien van hen geldt dat sprake is van handelen met voorbedachte raad.
3.3 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat verdachte niet van plan is geweest iemand van het leven te beroven dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Zijn bedoeling was te bedreigen en met dat doel heeft hij het geweer meegenomen. Verdachte heeft niet gericht geschoten, maar het wapen is in de worsteling afgegaan en daarbij zijn mensen verwond. Uit de bewijsmiddelen kan niet blijken dat verdachte dit ongewilde gevolg voor waarschijnlijk heeft gehouden. Er was bij hem dus ook in voorwaardelijke zin geen opzet aanwezig.
De raadsvrouw heeft geen verweer gevoerd tegen de aan verdachte verweten bedreigingen (feiten 1 en 2 meer subsidiair), de vernieling en het verboden wapenbezit.
3.4 Het oordeel van de rechtbank
3.4.1 Er is geen bewijs dat verdachte willens en wetens uit was op de dood van dan wel het toebrengen van zwaar lichamelijk letstel aan ook maar één van de op dat moment op het pleintje aanwezige jongeren. Hij heeft niet gericht geschoten op één van hen; even later wel op de auto van [F].
3.4.2 De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden is of bij verdachte het voorwaardelijk opzet aanwezig was op de dood dan wel zwaar lichamelijk letsel van één van de aanwezigen op het pleintje, meer in het bijzonder [A], [B], [C], [D] en [E]. Daarvan kan naar vaste jurisprudentie alleen sprake zijn indien (i) zijn gedraging de aanmerkelijke kans op een zodanig gevolg in het leven heeft geroepen en (ii) hij die kans willens en wetens heeft aanvaard. 35
3.4.3 Verdachte is op [A] afgestapt en heeft een jachtgeweer tegen diens hoofd gedrukt. Te verwachten valt dat iemand die op deze wijze volstrekt onverwachts bedreigd wordt in een reflex een poging doet het wapen opzij te duwen en/of vast te pakken en/of anderszins zijn bedreiger onschadelijk te maken. De kans dat er tussen verdachte en [A] een worsteling om het wapen zou ontstaan, waarbij beiden dit beetpakten, was dus groot. Nu het wapen geladen was, verdachte zijn vinger om of aan de trekkers hield en de veiligheidspal door slechts een geringe beweging kon verschuiven, bestond de aanmerkelijke kans dat het wapen tijdens de worsteling zou afgaan en vervolgens ook dat [A] daarbij door een schot hagel zou worden geraakt en ten gevolge daarvan zou komen te overlijden.
3.4.4 Anders dan de officier van justitie heeft betoogd, geldt dit ook voor [B], [C], [E] en [D] (en nog andere op het pleintje aanwezige jongeren). Ook zij bevonden zich immers binnen een mogelijk fatale schootsafstand toen het wapen tijdens de worsteling twee maal afging en verdachte had op die momenten geen controle over de richting van de loop daarvan. Verdachte heeft niet gericht in de lucht en naar de grond geschoten. Het wapen had heel wel min of meer horizontaal gericht kunnen zijn op één of meer van de aanwezige jongeren toen het tijdens de worsteling afging.
3.4.5 Verdachte had dit moeten weten. Dit normatieve oordeel geeft echter geen antwoord op de vraag of hij de aanmerkelijke kans op een voor de aanwezigen op het pleintje fatale afloop willens en wetens heeft aanvaard. Daarvoor is beslissend of hij wetenschap had van die kans dan wel deze wetenschap bij hem moet worden verondersteld (met andere woorden: of hij dit heeft dan wel moet hebben geweten) en vervolgens of hij die kans bewust heeft aanvaard. De rechtbank vindt in het dossier onvoldoende aanknopingspunten om dit aan te nemen. Verdachte was kennelijk volledig gefocust op het onrecht dat [X] en/of [Y] hem hadden aangedaan en wilde verhaal bij hen halen, desnoods onder bedreiging met het jachtgeweer. Hij had zich mentaal ingesteld op een confrontatie met (één van) hen, maar niet op de situatie dat hij niet hen op het pleintje zou aantreffen, maar wel (een groot aantal) hem onbekende andere jongeren. Omdat hij naar zijn gevoel toen “niet meer terug kon”, heeft hij één van hen met het jachtgeweer bedreigd. Verdachte handelde op dat moment volstrekt impulsief en uit niets blijkt dat hij zich daarbij rekenschap heeft gegeven van de mogelijkheid dat de jongen die hij bedreigde zou proberen hem het wapen afhandig te maken, dat tijdens de daarop volgende worsteling om het wapen de veiligheidspal daarvan, die hij bewust op veilig had gezet, zou verschuiven, dat het wapen vervolgens dan ook nog zou afgaan en dat hij aldus iemand dodelijk zou kunnen verwonden. Wat verdachte verweten kan worden, is niet dat hij zich van het risico van zo’n fatale afloop bewust is geweest en deze kwade kans op de koop heeft toegenomen, maar juist dat hij in het geheel niet heeft nagedacht over de mogelijk ernstige gevolgen van zijn gevaarlijke gedrag.
3.4.6 De rechtbank komt op grond hiervan tot de slotsom dat verdachte ook in voorwaardelijke zin geen opzet heeft gehad op de dood van dan wel het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan de in de feiten 1 en 2 genoemde persoon. Zij zal verdachte dan ook van de feiten 1, primair en subsidiair, en 2, primair en subsidiair, vrijspreken. De rechtbank acht wel wettig en overtuigend bewijs aanwezig dat verdachte deze personen heeft bedreigd, zoals ten laste gelegd onder de feiten 1 meer subsidiair en 2 meer subsidiair.
3.4.7 Feit 3 en dagvaarding II.
De rechtbank acht op grond van de hierboven vastgestelde feiten wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de hem ten laste gelegde vernieling en verboden wapenbezit.
3.5 De bewezenverklaring
dagvaarding I
1.
hij op 15 juni 2009 te Delft [A] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
- een (dubbelloops) jachtgeweer aan die [A] getoond en
- dit jachtgeweer tegen het hoofd van die [A] gezet en
- met dit jachtgeweer hagel in de nabijheid van die [A] afgevuurd en
- met dit jachtgeweer meermalen tegen het hoofd van die [A] geslagen;
2.
hij op 15 juni 2009 te Delft [B] en [C] en [D] en [E] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
- een (dubbelloops) jachtgeweer aan die [B] en [C] en [D] en [E] getoond en
- met dit jachtgeweer hagel in de nabijheid van die [B] en [C] en [D] en [E] heeft afgevuurd, waarbij die [B] en [D] en [E] in de be(e)n(en) en/of voet(en) en/of bil(len) zijn geraakt;
3.
hij op 15 juni 2009 te Delft een wapen van categorie II, te weten een (dubbelloops) jachtgeweer, merk [merk], en munitie van categorie III, te weten hagelpatronen, voorhanden heeft gehad;
dagvaarding II
hij op 15 juni 2009 te Delft opzettelijk en wederrechtelijk een auto (Volkswagen, type Golf, kenteken [kenteken]), toebehorende aan [F], heeft vernield door toen en daar opzettelijk en wederrechtelijk (met een vuurwapen) te schieten op die auto.
4. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
5. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van omstandigheden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
6. De straf/maatregel
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake de feiten die zij bewezen acht wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en als bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringscontact.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft verzocht de straf aanzienlijk te matigen en een groot deel daarvan voorwaardelijk op te leggen. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte een blanco strafblad heeft, dat het van het grootste belang is dat de hulpverlening door de GGZ weer opgepakt wordt en dat verdachte zijn woning kan behouden.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft de levens van een groot aantal personen op roekeloze wijze in gevaar gebracht. En dit alleen maar uit frustratie over een bij hem gepleegde woninginbraak. Verdachte heeft een jachtgeweer gepakt en geladen en is daarmee op klaarlichte dag naar een plek gegaan waar veel jongeren aanwezig waren. Hij heeft vervolgens één van die jongeren bedreigd door het geladen jachtgeweer tegen diens hoofd te drukken. In de worsteling die daarop volgde is het wapen tweemaal afgegaan en ten gevolge daarvan zijn drie jongeren (gelukkig licht) gewond geraakt. Vervolgens heeft verdachte het wapen herladen en heeft hij gericht op een auto geschoten. Dit feit is verdachte weliswaar ten laste gelegd als ‘alleen maar’ een vernieling, maar hierbij moet mede in aanmerking worden genomen dat van zijn handelen op dat moment een grote dreiging uitging. Verdachte heeft daarna het wapen nogmaals geladen, waardoor de dreigende situatie nog een tijd bleef voortduren. Dit alles moet voor de op het pleintje aanwezige jongeren, maar ook voor veel omwonenden die van dit één en ander getuige waren, uitermate beangstigend zijn geweest. Navrant is dan nog dat geen van de slachtoffers of omwonenden ook maar iets te maken had met de woninginbraak die aanleiding was voor de frustratie van verdachte. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij kennelijk in het geheel niet heeft nagedacht over de mogelijk ernstige gevolgen van zijn gevaarlijke gedrag en over de vrees die hij daarmee nietsvermoedende omstanders heeft aangejaagd.
Dat het voorhanden hebben/bij zich dragen van een jachtgeweer met munitie de veiligheid van personen in gevaar kan brengen is in het onderhavige geval ook ontegenzeglijk gebleken.
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens een hem betreffend Uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 16 juni 2009, niet eerder, anders dan voor feiten de Wegenverkeerswet en de Wet wapens en munitie waarvoor hem een transactie is opgelegd betreffende, niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
Wat betreft de persoon van verdachte houdt de rechtbank rekening met het rapport van O.C. van der Bent, psycholoog te ’s-Gravenhage, d.d. 7 oktober 2009, dat onder meer de volgende conclusies inhoudt:
Ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten was bij betrokkene sprake van een ziekelijke stoornis, te weten een gemengde angst- en depressieve stoornis, alsmede van een gebrekkige ontwikkeling, te weten een ontwijkende persoonlijkheidsstoornis.
De voorbereidingen die betrokkene getroffen heeft ten aanzien van het ten laste gelegde zijn niet te verklaren uit de stoornis en zijn hem derhalve volledig toe te rekenen.
In de daaropvolgende confrontatie is wel een verband aan te geven tussen de stoornis en het ten laste gelegde. Betrokkene heeft, door de oplopende angst gecombineerd met woede, niet kunnen voorzien welke uitwerking de confrontatie met de groep had op zijn functioneren. Deze confrontatie is hem enigszins verminderd toe te rekenen.
De kans op recidive wordt als gering ingeschat.
De hulpverlening die reeds is vormgegeven, dient gecontinueerd te worden en bij voorkeur aangevuld met een zinvolle dagbesteding. Concreet betekent dit begeleiding vanuit de GGZ in de zin van bemoeizorg vanuit het mobiel behandelteam, opnieuw instellen op medicatie en voldoende structuur in zijn leven in de zin van arbeid of vrijwilligerswerk om betrokkene uit de sociale isolatie te halen.
Geadviseerd wordt om een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf op te leggen, met als bijzondere voorwaarde reclasseringsbegeleiding.
De rechtbank volgt de deskundige zowel in diens conclusies als in zijn advies.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het voorlichtingsrapport van Palier forensische & intensieve zorg te ’s-Gravenhage, d.d. 8 oktober 2009, waarin wordt geadviseerd om betrokkene, bij schuldigverklaring, een deels onvoorwaardelijke en een deels voorwaardelijke straf op te leggen, met bijzondere voorwaarden.
De rechtbank is zich ervan bewust dat voor bedreiging en voor vernieling gevangenisstraffen van maximaal twee jaar kunnen worden opgelegd. De bewezen verklaarde overtreding van artikel 26 van de Wet wapens en munitie kan bestraft worden met een maximale gevangenisstraf voor de duur van vier jaar. De ernst van de feiten noopt tot het opleggen van een grotendeels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Alles in aanmerking nemend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van zesendertig maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk passend en geboden.
Aan het voorwaardelijk deel wordt de bijzondere voorwaarde verbonden dat verdachte zich zal moeten houden aan de aanwijzingen van de reclassering, waarbij de rechtbank de invulling daarvan, gelet op de medewerkende houding van verdachte, aan de reclassering overlaat. Dit voorwaardelijk deel dient er tevens toe verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst te weerhouden van het plegen van dergelijke ernstige strafbare feiten.
7. De vorderingen van de benadeelde partijen
7.1 Er hebben zich drie benadeelde partijen gevoegd:
1. [A], [adres], heeft zich als benadeelde partij gevoegd met een vordering tot schadevergoeding, groot € 10.853,00, bestaande uit een bedrag van € 5.853,00 aan materiële schade en een bedrag van € 5.000,00 aan immateriële schade.
2. [B], [adres], heeft zich als benadeelde partij gevoegd met een vordering tot schadevergoeding, groot € 1.160,00, bestaande uit een bedrag van € 80,00 ter zake van materiële schade en een bedrag van € 1.080,00 ter zake van immateriële schade.
3. [D], [adres], heeft zich als benadeelde partij gevoegd met een vordering tot schadevergoeding, groot € 2.000,00, ter zake van immateriële schade.
7.2. De vordering van de officier van justitie
Met betrekking tot de - gewijzigde - vordering van [A] heeft de officier van justitie geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
Voor wat betreft de immateriële schade acht de officier van justitie, gelet op de emotionele schade die de benadeelde partij heeft ondervonden, met name doordat bij hem het jachtgeweer op het hoofd is gezet, een bedrag van € 2.000,00 redelijk en toewijsbaar, met niet ontvankelijk verklaring van het overig gevorderde aan immateriële schade.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij voor wat betreft de gevorderde materiële schade. Zij acht dit deel van de vordering onvoldoende onderbouwd. Onduidelijk is wat de verzekering vergoedt, terwijl ook ter terechtzitting geen duidelijkheid is verschaft.
Met betrekking tot de vordering van [B] heeft de officier van justitie geconcludeerd tot toewijzing van de vordering, te weten van een bedrag van € 1.160,00.
Met betrekking tot de vordering van [D] heeft de officier van justitie geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, en wel tot een bedrag van € 1.080,00, terzake van immateriële schade, met niet-ontvankelijk verklaring van deze benadeelde partij voor het overige.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank in al deze gevallen de schadevergoedingsmaatregel oplegt.
7.3. Het standpunt van de verdediging
De verdediging kan zich vinden in de conclusies van de officier van justitie.
De verdediging heeft verzocht geen schadevergoedingsmaatregel op te leggen aan verdachte. De raadsvrouw heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte in een schuld-hulpverleningstraject zit en met het oog hierop nog maanden langer zou moeten zitten indien hij niet in staat zou blijken de opgelegde schadebedragen te betalen.
7.4. Het oordeel van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat deze benadeelde partijen rechtstreeks schade hebben geleden als gevolg van de bij dagvaarding I onder 1 en 2, telkens meer subsidiair, bewezen verklaarde feiten.
De rechtbank acht deze vorderingen, voor zover deze betrekking hebben op vergoeding ter zake van immateriële schade, telkens tot een bedrag van € 1.000,00 naar billijkheid toewijsbaar en in zoverre eenvoudig vast te stellen. Bovendien is de hoogte van een bedrag van telkens € 1.000,00 door of namens de verdachte niet betwist.
De rechtbank zal de benadeelde partijen voor het overige deel van de gevorderde immateriële schade niet-ontvankelijk verklaren, aangezien de vorderingen in zoverre niet van zo eenvoudige aard zijn dat deze zich lenen voor behandeling in deze strafzaak. De benadeelde partijen kunnen dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal voorts, voor zover de vordering betrekking heeft op materiële schadeposten, de benadeelde partij [A] niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien dit deel van de vordering niet met onderliggende bewijsstukken is gestaafd, terwijl ter terechtzitting door de gemachtigde - wegens het niet aangekondigde niet-verschijnen van de benadeelde partij - evenmin duidelijkheid kon worden verschaft.
De rechtbank acht de vordering van [B], voor zover deze betrekking heeft op een materiële schadepost, van zo eenvoudige aard dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Deze vordering is door of namens de verdachte niet betwist en is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij en derhalve voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank zal voorts de door [B] gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade op 15 juni 2009 is ontstaan.
Dit alles brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met hun vordering hebben gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden telkens begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.
8. De schadevergoedingsmaatregelen
Nu verdachte jegens de slachtoffers naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de bij dagvaarding I onder 1 meer subsidiair en 2 meer subsidiair bewezen verklaarde strafbare feiten is toegebracht en verdachte voor deze feiten zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat:
1. aan [A] van een bedrag groot € 1.000,00,
2. aan [B] van een bedrag groot € 1.080,00,
3. aan [D] van een bedrag groot € 1.000,00,
ten behoeve van het slachtoffer genaamd [B] vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 15 juni 2009 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan.
9. De inbeslaggenomen goederen
De officier van justitie heeft gevorderd dat de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst, die als bijlage aan dit vonnis is gehecht) onder 1, 2, 3, 4, 9 (met uitzondering van de onder 9 genoemde kleding) 10, 11, 12, 13 en 14 genummerde voorwerpen zullen worden onttrokken aan het verkeer, en dat de onder 9 genoemde kleding zal worden teruggegeven aan de rechthebbende, [B].
De rechtbank zal de op de beslaglijst onder 1, 2, 3, 4, 9 - met uitzondering van de onder 9 genoemde kleding - 10, 11, 12, 13 en 14 genummerde voorwerpen onttrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien met behulp van dan wel betrekking tot deze voorwerpen de bewezen verklaarde feiten zijn begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
De rechtbank zal de teruggave, nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet, aan de rechthebbende [B] gelasten van de op de beslaglijst onder 9 genummerde kleding.
10. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 14d, 36b, 36c, 57, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht;
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
11. De beslissing
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij gewijzigde dagvaarding I onder 1 primair, 1 subsidiair, 2 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij gewijzigde dagvaarding I onder 1 meer subsidiair, 2 meer subsidiair, 3 en bij dagvaarding II ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
dagvaarding I
ten aanzien van feit 1 meer subsidiair en feit 2 meer subsidiair:
BEDREIGING MET ENIG MISDRIJF TEGEN HET LEVEN GERICHT, MEERMALEN GEPLEEGD;
ten aanzien van feit 3:
HANDELEN IN STRIJD MET ARTIKEL 26, EERSTE LID, VAN DE WET WAPENS EN MUNITIE EN HET FEIT BEGAAN MET BETREKKING TOT EEN WAPEN VAN CATEGORIE II,
en
HANDELEN IN STRIJD MET ARTIKEL 26, EERSTE LID, VAN DE WET WAPENS EN MUNITIE;
dagvaarding II
OPZETTELIJK EN WEDERRECHTELIJK ENIG GOED DAT GEHEEL OF TEN DELE AAN EEN ANDER TOEBEHOORT, VERNIELEN;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 36 (ZESENDERTIG) MAANDEN;bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 6 (ZES) MAANDEN, niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit,
en onder de bijzondere voorwaarde:
- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de stichting Reclassering Nederland, ressort Den Haag, waaronder het Psycho-medisch centrum Parnassia te 's-Gravenhage;
geeft hierbij opdracht aan bovengenoemde reclasseringsinstelling krachtens het bepaalde bij artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht;
wijst de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen toe in navolgende zin en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan:
1. [A], [adres], een bedrag van € 1.000,00;
2. [B], [adres], een bedrag van € 1.080,00 vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 15 juni 2009 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
3. [D], [adres], een bedrag van € 1.000,00;
bepaalt dat de benadeelde partijen voor het overige niet-ontvankelijk zijn in de vorderingen tot schadevergoeding en dat zij dit gedeelte van de vorderingen bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat van bedragen groot:
1. € 1.000,00 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [A],
2. € 1.080,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 15 juni 2009 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [B], en
3. € 1.000,00 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [D];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast telkens voor de duur van 20 dagen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichtingen aan de benadeelde partijen de betalingsverplichtingen aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichtingen aan de Staat de betalingsverplichtingen aan de benadeelde partijen in zoverre doet vervallen;
verklaart onttrokken aan het verkeer de op de beslaglijst onder 1, 2, 3, 4, 9 (met uitzondering van de kleding), 10, 11, 12, 13 en 14 genummerde voorwerpen, zoals vermeld op aangehechte beslaglijst;
gelast de teruggave aan [B] van de op de beslaglijst onder 9 genummerde kleding.
Dit vonnis is gewezen door
mrs. Elkerbout, voorzitter,
Hink en Struyker Boudier, rechters,
in tegenwoordigheid van Van den Bosch, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 april 2010.
Mr. Struyker Boudier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door een of meer daartoe bevoegde (opsporings)ambtenaren.
2 Proces-verbaal ter terechtzitting van 22 maart 2010 en proces-verbaal van bevindingen blz. 43.
3 Proces-verbaal ter terechtzitting van 22 maart 2010 en proces-verbaal verhoor verdachte blz. 91 en 94.
4 Proces-verbaal ter terechtzitting van 22 maart 2010 en proces-verbaal verhoor verdachte blz. 91, 94 en 95.
5 Proces-verbaal ter terechtzitting van 22 maart 2010 en proces-verbaal verhoor verdachte blz. 95 en 96.
6 Proces-verbaal ter terechtzitting van 22 maart 2010 en proces-verbaal verhoor verdachte blz. 91 en 98.
7 Proces-verbaal ter terechtzitting van 22 maart 2010 en proces-verbaal verhoor verdachte blz. 99.
8 Proces-verbaal ter terechtzitting van 22 maart 2010 en proces-verbaal verhoor verdachte blz. 91 en blz. 98-99.
9 Proces-verbaal ter terechtzitting van 22 maart 2010, proces-verbaal verhoor verdachte blz. 97 en proces-verbaal van bevindingen betreffende het aantreffen van de afgezaagde loop in de woning van verdachte, blz. 43.
10 Proces-verbaal ter terechtzitting van 22 maart 2010 en proces-verbaal verhoor verdachte blz. 100 en blz. 200.
11 Proces-verbaal ter terechtzitting van 22 maart 2010 en proces-verbaal verhoor verdachte blz. 99.
12 Proces-verbaal ter terechtzitting van 22 maart 2010 en proces-verbaal verhoor verdachte, blz. 89.
13 Proces-verbaal ter terechtzitting van 22 maart 2010 en proces-verbaal verhoor verdachte blz. 198.
14 Processen-verbaal verhoren RC van getuigen [A] op 17 februari 2010, [D] op 9 februari 2010, [E] op 15 februari 2010, [C] op 9 februari 2010 en [B] op 3 maart 2010, alsmede proces-verbaal ter terechtzitting van 22 maart 2010.
15 Proces-verbaal ter terechtzitting van 22 maart 2010 en proces-verbaal verhoor verdachte blz. 100.
16 Proces-verbaal ter terechtzitting van 22 maart 2010 en proces-verbaal verhoor verdachte blz. 100.
17 Proces-verbaal van aanhouding op blz. 19 (n.b. het eerste contact tussen [A] en de politie direct na het gebeuren), proces-verbaal van aangifte [A], blz. 31, processen-verbaal RC-verhoren van de getuigen [A], [F] (17 februari 2010) en [G] (17 februari 2010).
18 Proces-verbaal ter terechtzitting van 22 maart 2010 en proces-verbaal verhoor verdachte, blz. 91, blz. 100 en blz. 287, alsmede de RC-verklaringen van [A], [F] en [G].
19 Proces-verbaal ter terechtzitting van 22 maart 2010 en proces-verbaal verhoor verdachte, blz. 287/288.
20 Proces-verbaal ter terechtzitting van 22 maart 2010, processen-verbaal verhoren RC van de getuigen [A] en [G], alsmede het proces-verbaal forensisch technisch onderzoek, blz. 221-222 (n.b. op het plein zijn twee hulzen aangetroffen) en NFI-rapportage wapen- en munitieonderzoek d.d. 4 december 2009 en 8 januari 2010.
21 Proces-verbaal van aangifte [B], blz. 111 en medische informatie betreffende [B] d.d. 15 juni 2009, blz. 257, proces-verbaal van aangifte [D], blz. 121 en medische informatie van M. van ’t Ree, chirurg RDZG Delft betreffende [D] d.d. 17 juli 2009, blz. 194, Proces-verbaal van aangifte [E], blz. 147 en medische informatie M.R. de Vries, chirurg betreffende [E] d.d. 30 juli 2009, blz. 154, rapport letselbeoordeling door dr. Oude Grotebevelsborg van het NFI d.d. 8 februari 2010.
22 Proces-verbaal van aangifte [C], blz. 115.
23 Proces-verbaal van aanhouding (blz. 19; n.b. in dit eerste contact met de politie maakt [A] hier reeds melding van en de politie ziet dat zijn gezicht bebloed is), proces-verbaal van aangifte [A], blz. 31 en de verklaringen tegenover de RC van de getuigen [A] en [G].
24 Proces-verbaal ter terechtzitting van 22 maart 2010, proces-verbaal verhoor verdachte blz. 100 en proces-verbaal RC d.d. 9 februari 2010 verhoor van getuige [A].
25 PV ter terechtzitting van 21 september 2009, alsmede verklaring verdachte, blz. 100-101, alsmede het proces-verbaal van forensisch onderzoek, blz. 221-222.
26 Proces-verbaal van aangifte blz. 168, proces-verbaal ter terechtzitting van 2 maart 2010 en proces-verbaal verhoor verdachte, blz. 92, blz. 101 en blz. 199.
27 Proces-verbaal ter terechtzitting van 23 november 2009 en Proces-verbaal ter terechtzitting van 22 maart 2010.
28 Proces-verbaal Bureau Forensische opsporing, ploeg wapens, explosieven en narcotica, blz. 34.
29 Proces-verbaal Bureau Forensische opsporing, ploeg wapens, explosieven en narcotica, blz. 34 en
Rapport NFI d.d. 4 december 2009.
30 Proces-verbaal Bureau Forensische Opsporing, blz. 34 en rapport NFI d.d. 4 december 2009.
31 NFI-rapport d.d. 4 december 2009 en proces-verbaal ter terechtzitting van 22 maart 2010, verhoor deskundigen ing. P. Pieper en B. Jacobs.
32 Proces-verbaal ter terechtzitting van 22 maart 2010, verhoor deskundigen ing. P. Pieper en B. Jacobs en NFI-rapportage Wapen- en munitieonderzoek d.d. 4 december 2009.
33 Proces-verbaal ter terechtzitting van 22 maart 2010, verhoor deskundigen ing. P. Pieper en B. Jacobs.
34 Het schot omhoog kan geen letsel hebben veroorzaakt (zie rapport NFI d.d. 1 maart 2010). [B] moet zich dus - anders dan hijzelf verklaard heeft - tijdens het tweede schot in de nabijheid hebben bevonden van [D], [E] en [C].
35 Onder meer HR 24 februari 2004, LJN: AO1498, HR 23 maart 2003, NJ 2003, 552.