ECLI:NL:RBSGR:2010:BM6704

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
12 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09/1703 IB/PVV
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T. van Rij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de status als algemeen nut beogende instelling (ANBI) van een stichting die ouderen en minder validen vervoert

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 12 februari 2010 uitspraak gedaan in het geschil tussen Stichting [X] en de inspecteur van de Belastingdienst over de vraag of de stichting als een algemeen nut beogende instelling (ANBI) kan worden aangemerkt. De stichting, opgericht op 9 maart 2006, heeft als doel ouderen en minder validen te vervoeren van deur tot deur in de Rotterdamse wijken Hoogvliet en Pernis. De rechtbank heeft vastgesteld dat de feitelijke werkzaamheden van de stichting, die voornamelijk door vrijwilligers worden uitgevoerd, gericht zijn op het voorkomen van sociaal isolement van ouderen en minder validen door hen mobiliteit te bieden. De stichting vraagt slechts een geringe bijdrage voor haar vervoersdiensten, en in sommige gevallen mogen passagiers gratis mee.

De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat de statutaire doelstelling en de feitelijke werkzaamheden van de stichting in gelijke mate het algemene belang dienen als het particuliere belang. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar relevante jurisprudentie en geconcludeerd dat de stichting, ondanks de beperkte doelgroep, kan worden aangemerkt als een ANBI. De rechtbank heeft het beroep van de stichting gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar van de Belastingdienst vernietigd en de Belastingdienst opgedragen om binnen zes weken een nieuwe beschikking vast te stellen waarin de stichting met terugwerkende kracht als ANBI wordt aangemerkt. Tevens is de Belastingdienst gelast het door de stichting betaalde griffierecht te vergoeden.

De uitspraak is openbaar gedaan en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken, omdat niet is gesteld dat de stichting kosten heeft gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen.

Uitspraak

Rechtbank 's-Gravenhage
Sector bestuursrecht
Afdeling 4, enkelvoudige kamer
Procedurenummer: AWB 09/1703 IB/PVV
Uitspraakdatum: 12 februari 2010
Proces-verbaal van de mondelinge UITSPRAAK ingevolge artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
In het geding tussen
Stichting [X], gevestigd te [Z], eiseres,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/[te P], verweerder.
09/1703
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van verweerder van 30 januari 2009 op het bezwaar van eiseres tegen de op de voet van artikel 6.33 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: de Wet) genomen beschikking, waarin verweerder heeft beslist dat eiseres niet als een algemeen nut beogende instelling (hierna: anbi) kan worden aangemerkt.
I ZITTING
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 januari 2010.
Namens eiseres zijn verschenen [A] en [B], bijgestaan door [C]. Namens verweerder zijn verschenen [D] en
mr. [E].
II BESLISSING
De rechtbank:
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de uitspraak op bezwaar;
vernietigt de beschikking;
draagt verweerder op binnen 6 weken na de dag van verzending van deze uitspraak
een nieuwe beschikking vast te stellen waarbij eiseres met ingang van
1 januari 2008 wordt aangemerkt als een anbi in de zin van artikel 6.33 van de Wet;
gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 288 aan haar vergoedt.
III OVERWEGINGEN
1. Eiseres is op 9 maart 2006 opgericht. In haar statuten, zoals die met ingang van
13 januari 2009 luiden, is onder meer - voor zover van belang - het volgende opgenomen:
"Doel
Artikel 2
De stichting heeft ten doel:
Ouderen en minder validen in staat stellen deel te nemen aan activiteiten binnen de wijk en sociale contacten te onderhouden in de persoonlijke levensfeer om het isolement te doorbreken.
Het verrichten van alle verdere handelingen, die met het vorenstaande in de ruimste zin verband houden of daartoe bevorderlijk kunnen zijn.
(...)
Ontbinding en vereffening
Artikel 12
(...)
3. Indien het bestuur besluit tot ontbinding wordt tevens de bestemming van het liquidatiesaldo vastgesteld, zulks met inachtneming van het in de laatste volzin van dit artikellid bepaalde. In andere gevallen van ontbinding wordt de bestemming van het liquidatiesaldo door de vereffenaars vastgesteld, zulks met inachtneming van het in de laatste volzin van dit artikellid bepaalde.
Het batig liquidatiesaldo moet worden besteed ten behoeve van een instelling als bedoeld in artikel 6.33, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op de inkomstenbelasting 2001 dan wel op enigerlei andere wijze waarmee het algemeen belang wordt gediend.".
2. De feitelijke werkzaamheden van eiseres bestaan uit het vervoeren van ouderen en minder validen van deur tot deur binnen en in de naaste omgeving van de Rotterdamse wijken Hoogvliet en Pernis. Eiseres maakt voor haar werkzaamheden gebruik van een tweetal bussen, waaronder een rolstoelbus. Bij eiseres zijn uitsluitend vrijwilligers werkzaam, die daarvoor geen vergoeding ontvangen.
3. De inkomsten van eiseres bestaan voor 95% uit subsidies, donaties en giften. De passagiers dienen € 1 per rit te betalen. Indien de passagiers dit niet kunnen betalen, mogen zij gratis mee. Eiseres heeft in 2007 een bedrag van € 7.155 aan ritinkomsten ontvangen. Het aantal persoonsverplaatsingen bedroeg in 2007:
binnen Hoogvliet Pernis: 4.613
buiten Hoogvliet Pernis: 558
rolstoelvervoer: 454
bijzondere ritten buiten de wijk: 69
groepsvervoer Geriatrisch centrum Brede Vliet: 4.
4. In geschil is of eiseres als een anbi kan worden aangemerkt.
5. In artikel 6.33 van de Wet is geen definitie opgenomen van een anbi. Wel zijn in de artikelen 41a en 41b van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 bepalingen opgenomen die betrekking hebben op een anbi. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat met de invoering van deze bepalingen geen wijziging van de inhoud van het anbi-begrip is beoogd. Daarom dient voor de beoordeling of sprake is van een anbi te rade worden gegaan bij de jurisprudentie ter zake.
6. Voor de beoordeling of sprake is van een anbi dient zowel naar de statutaire doelstelling van de betreffende instelling als naar de feitelijke werkzaamheden van die instelling te worden gekeken (vgl. Hoge Raad 31 oktober 1979, nr. 19 464, BNB 1979/314). Een instelling kan slechts als een anbi worden aangemerkt, indien vast komt te staan dat door haar werkzaamheden het algemene belang minstens in gelijke mate als een particulier belang wordt gediend. Daarnaast is vereist dat de instelling het algemene nut beoogt. Daarvan is pas sprake indien de werkzaamheden van de instelling rechtstreeks erop gericht zijn enig algemeen belang te dienen (vgl. Hoge Raad 12 mei 2006, nr. 40 684,
BNB 2006/267).
7. In het onderhavige geval bestaan de werkzaamheden uit het vervoeren van ouderen en minder validen in (de nabije omgeving van) de Rotterdamse wijken Hoogvliet en Pernis van deur tot deur tegen een sterk gereduceerd tarief. De rechtbank volgt eiseres in haar stelling dat dit vervoer, zoals ook uit de statutaire doelstelling naar voren komt, er op is gericht te voorkomen dat deze ouderen en minder validen in een sociaal isolement geraken of een dergelijk isolement te verminderen. Dat in verband met de opheffing van een onrendabele commerciële buslijn eiseres hiermee tevens voorziet in de vervoersbehoeften van een bepaalde groep personen doet hier niet aan af. Het vervoer is te beschouwen als een middel en niet als doel op zich.
8. Verweerder kan worden nagegeven dat de doelgroep tot wie eiseres zich richt een beperkte groep mensen is. Dit brengt op zich nog niet met zich mee dat dit de aanmerking van eiseres als een anbi in de weg staat. Uit het arrest van de Hoge Raad van
18 december 1985, nr. 22 937, BNB 1986/103, moet worden afgeleid dat indien een instelling in de behoefte van een bepaalde groep personen voorziet dit niet uitsluit dat de werkzaamheden van de instelling rechtstreeks het algemene belang raken. Hiervan zal sprake zijn indien met het dienen van het belang van een beperkte groep tevens een algemeen belang wordt gediend, omdat het belang dat door de instelling wordt gediend volgens algemeen geldende opvattingen kan worden aangemerkt als een zaak waarvoor de overheid op enige wijze tot ondersteuning zou kunnen komen, of, uit een oogpunt van solidariteit, een belangrijk deel van de samenleving blijk geeft van zijn instemming, dan wel dat van het dienen van het particuliere belang een dermate positieve werking uitgaat dat daarmee ook ten minste gelijkwaardig aan het particuliere belang, het algemene belang is gediend.
9. Nu zowel de statutaire doelstelling als de werkzaamheden van eiseres er op zijn gericht om te voorkomen dat ouderen en minder validen in een sociaal isolement geraken door een gebrek aan mobiliteit is de rechtbank van oordeel dat niet alleen vanwege de betrokkenheid van de overheid en de samenleving voor het welzijn van ouderen, maar ook door de positieve werking die van deze werkzaamheden uitgaat eiseres met haar werkzaamheden ten minste in gelijke mate als het particuliere belang, het algemene belang dient en om die reden kan worden aangemerkt als een anbi. De omstandigheid dat eiseres slechts een geringe bijdrage voor haar vervoersdiensten vraagt zonder daarbij, naar verweerder heeft gesteld, de nodige zorghulp of begeleiding te bieden, doet aan voormeld oordeel evenmin af. De door verweerder getrokken vergelijking met instellingen die tegen betaling bejaardenhuisvesting aanbieden zonder een specifieke zorgfunctie, welke instellingen volgens verweerder op grond van het arrest van de Hoge Raad van 7 januari 1959, PW 16946, niet als algemeen nut beogende instellingen kunnen worden aangemerkt, wat daar overigens ook van zij, gaat niet op, reeds omdat de statutaire doelstelling en werkzaamheden van dergelijke instellingen niet op één lijn zijn te stellen met die van eiseres. Het door verweerder gemaakte onderscheid in het soort vervoer - al dan niet rolstoelgebonden vervoer - hoeft hier dus niet te worden gemaakt.
9. Gelet op het vorenoverwogene is het beroep gegrond. Het beroep van eiseres op het gelijkheidsbeginsel behoeft dan ook geen behandeling meer.
10. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat niet is gesteld dat eiseres kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.
Aldus vastgesteld door mr. T. van Rij, in tegenwoordigheid van de griffier
mr. U.A. Salomons.
Uitgesproken in het openbaar op 12 februari 2010.
RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.