ECLI:NL:RBSGR:2010:BM7060

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
4 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
359822/FA RK 10-459
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van een minderjarige door de Raad voor de Kinderbescherming

Op 4 maart 2010 heeft de Rechtbank 's-Gravenhage een verzoek behandeld van de Raad voor de Kinderbescherming regio Haaglanden en Zuid-Holland Noord, met betrekking tot de ondertoezichtstelling van een minderjarige. De minderjarige verblijft feitelijk bij de vader, en het verzoek strekt tot ondertoezichtstelling voor de duur van één jaar. Tijdens de zitting, die met gesloten deuren plaatsvond, heeft de moeder ingestemd met het verzoek, terwijl de vader verweer heeft gevoerd. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de gronden voor ondertoezichtstelling aanwezig zijn, zoals genoemd in artikel 1:254, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek. Er is sprake van gezinsproblematiek, persoonlijke problematiek van de ouders en kindproblematiek, wat de noodzaak van hulpverlening onderstreept.

De kinderrechter heeft besloten de minderjarige onder toezicht te stellen van de Stichting Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland, en verklaarde deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad. Het meer of anders verzochte is afgewezen. De beschikking is gegeven door mr. J.A. van Steen, kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting. De ouders, vergezeld van hun advocaten, waren aanwezig, evenals vertegenwoordigers van de Raad en Bureau Jeugdzorg.

De kinderrechter heeft in zijn beoordeling benadrukt dat, gezien de situatie, hulpverlening op meerdere fronten noodzakelijk is. De vader heeft verklaard zich niet te verzetten tegen de ondertoezichtstelling, wat de beslissing van de kinderrechter heeft vergemakkelijkt. Tegen deze beschikking kan binnen drie maanden hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector familie- en jeugdrecht
Kinderrechter
Rekestnummer: JE RK 10-459
Zaaknummer: 359822
Datum beschikking: 4 maart 2010
Ondertoezichtstelling
Beschikking op het op 19 februari 2010 ingekomen verzoekschrift van:
de Raad voor de Kinderbescherming,
Regio Haaglanden en Zuid-Holland Noord, locatie Den Haag
verder: de Raad,
met betrekking tot de minderjarige:
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats];
kind uit het huwelijk van:
[de vader],
de vader,
wonende op een geheim adres,
en
[de moeder],
de moeder,
wonende te [plaats A],
die gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen.
De minderjarige verblijft feitelijk bij de vader.
Procedure
De kinderrechter heeft kennis genomen van:
- het verzoekschrift;
- het rapport raadsonderzoek civiele zaken, opgesteld op 17 februari 2010 met kenmerk KZ-1-5IEXJV van de zijde van de raad;
- het verweerschrift tegen ondertoezichtstelling van de zijde van de vader.
Op 4 maart 2010 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank met gesloten deuren behandeld, tegelijkertijd met de tussen de vader en de moeder lopende zaken met dossiernummers 338303 (echtscheiding), 343871 (voorlopige voorzieningen) en 357898 (wijziging voorlopige voorzieningen).
Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen:
- de moeder, vergezeld van haar advocaat mr. A.A.G. Balkenende;
- de vader, vergezeld van zijn advocaat mr. H.A. Terleth - Gerretse;
- mevrouw G.H. Houweling namens de Raad;
- de heer J. Boomk namens Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland, vestiging Rijnland.
Verzoek en verweer
Het verzoek strekt tot ondertoezichtstelling van voornoemde minderjarige voor de periode van één jaar.
De moeder heeft ter terechtzitting ingestemd met het verzochte.
De vader heeft verweer gevoerd, welk verweer hierna - voor zover nodig - zal worden besproken.
Beoordeling
De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:254, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling aanwezig zijn. Daarbij overweegt de kinderrechter in het bijzonder dat er, zoals de raad in zijn rapport heeft uiteengezet en ter terechtzitting met partijen is besproken, zowel sprake is van gezinsproblematiek, als persoonlijke problematiek van de ouders als kindproblematiek. Gelet op alles wat er tussen partijen speelt, is er op meerdere fronten hulpverlening nodig. De kinderrechter acht het in het belang van de minderjarige dat door middel van de ondertoezichtstelling een gezinsvoogd komt die de coördinatie van alle hulpverlening ter hand kan nemen, ongeacht waar de minderjarige de hoofdverblijfplaats heeft. Nu de vader ter terechtzitting heeft verklaard zich niet te verzetten tegen ondertoezichtstelling, ook al vindt hij het niet nodig zolang de minderjarige haar hoofdverblijfplaats bij hem heeft, behoeft het verweer van de vader geen verdere bespreking en zal er worden beslist als na te melden.
Beslissing
De kinderrechter:
stelt de minderjarige van 4 maart 2010 tot 4 maart 2011 onder toezicht van de Stichting Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland, zijnde een stichting zoals bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet op de jeugdzorg;
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.A. van Steen, kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 maart 2010, in tegenwoordigheid van mr. I.M. Talstra - Touwen als griffier.
Van deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de uitspraak door indiening van een beroepschrift ter griffie van het Gerechtshof te
's-Gravenhage.