ECLI:NL:RBSGR:2010:BM7397

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
9 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/920340-09
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Moord met voorbedachte raad door verdachte op onbekende man met mes

Op 9 juni 2010 heeft de Rechtbank 's-Gravenhage uitspraak gedaan in een zaak waarin de verdachte werd beschuldigd van moord. De verdachte heeft op 3 september 2009, te 's-Gravenhage, opzettelijk en met voorbedachte raad een onbekende man om het leven gebracht door hem meermalen in de rug te steken met een mes. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn minderjarigheid en lage IQ, voldoende gelegenheid had om na te denken over zijn handelen. De verdachte heeft het slachtoffer aan zijn lot overgelaten en kostbare tijd verloren door niet openhartig te zijn tegen de politie over de steekpartij. Het slachtoffer overleed uiteindelijk in het ziekenhuis door de opgelopen verwondingen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot 20 maanden jeugddetentie en plaatsing in een inrichting voor jeugdigen, waarbij rekening is gehouden met zijn eerdere veroordelingen voor geweldsdelicten. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 12.923,46 toegewezen aan de nabestaanden van het slachtoffer. De uitspraak benadrukt de ernst van het gepleegde feit en de impact op de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector familie- en jeugdrecht
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer 09/920340-09
Datum uitspraak: 9 juni 2010
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank ’s-Gravenhage, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992,
adres: [adres],
thans preventief gedetineerd in het Forensisch Centrum Teylingereind te Sassenheim.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting met gesloten deuren van 17 december 2009,
11 maart 2010, 20 mei 2010 en 26 mei 2010.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. I. Doves en van hetgeen door de raadsvrouw van verdachte mr. A.M.G. Wolffs, advocaat te Amsterdam, en door de verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 03 september 2009 te 's-Gravenhage opzettelijk en al dan
niet met voorbedachten rade een persoon te weten [slachtoffer] van het leven
heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en al dan niet na kalm
beraad en rustig overleg, meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans met
een op een mes gelijkend voorwerp althans met een scherp en/of puntig voorwerp
in de rug van die [slachtoffer] gestoken, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer]
is overleden;
art 289 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 03 september 2009 te 's-Gravenhage aan een persoon genaamd
[slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een en/of meerdere
scherprandige huidperforaties), heeft toegebracht, door opzettelijk met een
mes, althans met een op een mes gelijkend voorwerp en/of althans met een
scherp en/of puntig voorwerp die [slachtoffer] in de rug en/of de romp en/of
het lichaam te steken, terwijl het feit de dood tengevolge heeft gehad;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 302 lid 2 Wetboek van Strafrecht
3. Het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte het primair ten laste gelegde feit, zijnde moord, heeft begaan.
Naar de mening van de officier van justitie zijn er, na het moment waarop verdachte het mes aan het slachtoffer heeft laten zien, verschillende momenten geweest waarop verdachte gelegenheid heeft gehad over zijn handelen na te denken en zich daarvan rekenschap te geven. Dit is af te leiden uit het feit dat het tijdsverloop tussen de eerste beelden van de bewakingscamera’s van Kentucky Fried Chicken van het gevecht tussen het slachtoffer en verdachte, en het laatste beeld waarop de derde en vermoedelijk laatste steekbeweging is waar te nemen, vier minuten is, waarbinnen verdachte het slachtoffer drie keer heeft gestoken. Binnen deze periode van vier minuten zijn er, aldus de officier van justitie, op de beelden kortere momenten van bezinning waarneembaar geweest. Verdachte neemt afstand van het slachtoffer om vervolgens weer op hem af te rennen, het slachtoffer loopt weg en verdachte gaat achter hem aan. Ook blijkt kalm beraad en rustig overleg, aldus de officier van justitie, uit de verklaring van verdachte waarin hij heeft gezegd tijdens het gevecht te hebben gedacht “hij heeft niets, ik heb hem niet goed gestoken”. Naar de mening van de officier van justitie was er geen sprake van noodweer(exces), nu verdachte zich ervan bewust was wat hij deed en ook tijdens de gebeurtenis hierover nadacht. Van een opwelling in blinde paniek als gevolg van een onverwachte aanval, was evenmin sprake.
Ten aanzien van het hebben van opzet op de dood van het slachtoffer stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat verdachte door het meermalen steken in een vitaal lichaamsdeel van het slachtoffer, te weten in de rug tot in de longen, willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij het slachtoffer van het leven zou beroven, zodat sprake was van voorwaardelijk opzet.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte van het hem primair en impliciet primair ten laste gelegde, zijnde moord en doodslag, dient te worden vrijgesproken vanwege het bij verdachte ontbreken van (voorwaardelijk) opzet op de dood van het slachtoffer.
Uit de bij de politie afgelegde verklaringen volgt dat verdachte zich niet had gerealiseerd dat het slachtoffer aan de steekwond kon overlijden.
Gelet op zijn minderjarigheid, zijn lage IQ en het gebrek aan scholing kon hij dit ook niet weten en heeft daarom ook niet bewust de aanmerkelijke kans kunnen aanvaarden dat iemand door een messteek in zijn rug kon overlijden.
Subsidiair is aangevoerd dat verdachte geen voorbedachte raad had op de dood van het slachtoffer, zodat hij van moord dient te worden vrijgesproken. Verdachte heeft zich bij een gevecht moeten verdedigen en daarbij zijn mes getrokken. Er is geen moment van rustig overleg en kalm beraad geweest voordat het steken heeft plaatsgevonden.
Tenslotte is door de verdediging aangevoerd dat sprake was van een noodweerexcessituatie waardoor verdachte niet strafbaar is en dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, nu sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van het lijf van verdachte. Eerst werden hem seksueel getinte voorstellen gedaan, vervolgens werd een fiets naar hem gegooid en werd hij op zijn hoofd en buik geslagen. Verdachte bevond zich in een zeer bedreigende situatie en heeft zich hiertegen verdedigd, aldus de verdediging.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
3.3.1 De feitelijke gebeurtenissen1
Op 3 september 2009 ongeveer 04:00 uur gaat verdachte naar huis nadat hij de avond en nacht met vrienden heeft doorgebracht. Verdachte mag van zijn vader niet naar binnen omdat hij te laat thuis is. Verdachte kan bij zijn zus gaan slapen en haalt om naar haar toe te gaan een fiets op. Hij heeft een mes in zijn linkersok.
Op weg naar zijn zus wordt op het Hobbemaplein te ’s Gravenhage naar verdachte geroepen door een man, het latere slachtoffer, [slachtoffer].2
Verdachte keert om, zet zijn fiets weg een gaat naar de man toe. [slachtoffer] en verdachte gaan samen een portiek in alwaar zij ongeveer 12 minuten blijven. Volgens verdachte vraagt [slachtoffer] hem of hij tegen betaling seksuele handelingen wil ondergaan. Verdachte verklaart dat hij dit heeft geweigerd en is weggelopen en dat daarop een conflict tussen hem en [slachtoffer] is ontstaan. Verdachte rent op enig moment naar [slachtoffer], pakt zijn mes uit zijn linkersok en heeft hem uiteindelijk drie keer in de rug gestoken. Op de beelden van de beveiligingscamera’s van de Kentucky Fried Chicken is onder meer waar te nemen dat verdachte met opgeheven arm naar [slachtoffer] toeloopt en een bovenhandse steekbeweging maakt waarbij hij met zijn volle gewicht richting [slachtoffer] beweegt.
[slachtoffer] strompelt weg na de laatste steekbeweging3 en verdachte loopt weg richting de ABN Amro op het Hobbemaplein. Hij gooit het bebloede mes in een portiek. 4 5
Verdachte merkt dat hij aan zijn bovenbeen gewond is en belt om 04.17 uur 112 voor hulp.
Om 04.17 uur ontvangt de politie een melding dat een man in zijn knie is gestoken op het Hobbemaplein te 's-Gravenhage.6 De ter plaatse aangekomen verbalisant [verbalisant 1] treft
op het Hobbemaplein ter hoogte van perceel [nummer] verdachte aan met een steekwond van ongeveer 2 cm boven zijn linkerknie. Verdachte verklaart wederom dat hij zomaar door een Marokkaanse man in zijn been is gestoken en dat deze man is weggerend.7
De inmiddels ook ter plaatse gekomen GGD gaat over tot de verzorging van de wond van verdachte.
Ongeveer op hetzelfde moment, te weten 04.19 uur, zien verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] op het Hobbemaplein een man op de grond liggen voor perceelnummer [nummer]. Zij zien dat de man op zijn rug ligt en dat hij een blikje bier in zijn handen heeft. De adem van de man ruikt naar alcohol. De agenten vermoeden dat de man dronken is.8
Hoewel een andere verbalisant in eerste instantie bij deze man blijft, gaat ook hij op een gegeven moment weg om een fototoestel te halen om het letsel van verdachte te fotograferen.
Ook verbalisant [verbalisant 1], op zoek naar de Marokkaanse man die verdachte zou hebben gestoken, ziet de man, inmiddels op zijn buik liggend. Deze verbalisant ziet dan echter bloed op de jas van de man, schuift uiteindelijk zijn kleding omhoog en ziet dat hij twee diepe sneden in zijn rug heeft waar bloed uit vloeit. De man ademt nog en heeft een hartslag. Verbalisant [verbalisant 1] legt hem in een stabiele zijligging.9 Ook twee andere verbalisanten verklaren omtrent de verwondingen van de man en dat hij om 04.30 uur nog een zeer lichte hartslag had.
Het valt de medewerker van de ambulance, die de steekwond van verdachte behandelt, op dat verdachte de hele tijd via het raampje van de auto onrustig naar buiten kijkt in de richting van de plek waar [slachtoffer] op de grond ligt. Als de ambulancemedewerker vraagt of verdachte weet wie er op de grond ligt, zegt hij van niets te weten. Verdachte wordt echter steeds onrustiger en blijft door het raampje naar buiten kijken, waarbij hij meerdere malen iets op staat uit zijn stoel.10
Als het duidelijk wordt dat [slachtoffer] ernstig gewond is, staakt het ambulancepersoneel de behandeling van verdachte en spoedt zich naar [slachtoffer]. Om 04.33 uur wordt [slachtoffer] op het Hobbemaplein gereanimeerd en om 04.40 uur wordt hij naar het ziekenhuis overgebracht.11
Kort na aankomst in het ziekenhuis, om 05.12 uur, overlijdt [slachtoffer] op de spoedeisende hulp van het Westeinde Ziekenhuis te 's-Gravenhage.12
Blijkens het sectieverslag wordt het intreden van de dood van het slachtoffer verklaard door een messteek in de linkerlong van 6,5 centimeter diep. De patholoog van het NFI concludeert dat [slachtoffer] is overleden door functieverlies van de linkerlong en weefselschade door bloedverlies, opgelopen door inwerking van mechanisch scherprandig klievend/snijdend en perforerend geweld.13
Rond 06.30 uur wordt het mes op de trap van het portiek Hobbemaplein [nummers] aangetroffen. Op het mes zitten resten van opgedroogd bloed.14 15
Het aangetroffen bloed op het mes is onderzocht door deskundigen van het NFI.
Het bloedspoor op het lemmet van het aangetroffen mes wordt gematcht met het DNA-profiel van het slachtoffer. Het bloedspoor dat is aangetroffen op het heft van het mes wordt gematcht met het DNA-profiel van verdachte. Op de randen van het heft van het mes is ook bloed aangetroffen en hiervan is een DNA-mengprofiel verkregen dat deels matcht met het DNA-profiel van verdachte.16
Na diens aanhouding komt de politiearts naar de steekwond van verdachte kijken. Hij constateert dat verdachte een steekwond heeft aan zijn linkerbeen, ongeveer 5 centimeter boven de knieschijf. De politiearts constateert geen andere verwondingen bij verdachte.17
3.3.2 De camerabeelden
In het dossier bevindt zich een cd-rom met camerabeelden die op 3 september 2009, tussen 00.00 uur en 05.00 uur zijn opgenomen door vier beveiligingscamera’s in de Kentucky Fried Chicken, gevestigd op Hobbemaplein 44-45. Deze beelden zijn uitgekeken door een verbalisant en diens waarnemingen zijn weergegeven in een proces-verbaal.18 De verbalisant heeft op de beelden waargenomen dat om 04.02.09 uur een persoon met een witte baseballpet op zijn hoofd over het trottoir van de Kempstraat fietst. De persoon keert voor de deur van de Kentucky Fried Chicken. Voorts wordt beschreven dat om 04.14.54 uur is te zien dat kennelijk twee personen achter elkaar aan zitten, waarbij één van de personen achteruit loopt en dat om 04.14.58 uur een van de personen achteruitlopend terugkomt in beeld.
Om 04.17.20 uur komen beide personen in beeld en rennen elkaar achterna en om 04.17.32 uur is te zien dat één van de personen de ander met geheven arm achterna zit. Op beelden van 04.18.08 uur is ten slotte te zien dat twee personen achter elkaar aanrennen en dat een van de personen zijn rechterarm boven zijn hoofd heft en een mogelijk stekende beweging maakt in de richting van het eerste figuur, aldus de in het proces-verbaal weergegeven waarnemingen.
De politie heeft de verdachte met de beelden geconfronteerd.19 Desgevraagd heeft de verdachte bij de eerste beelden (door de politie genoemd hoofdstuk 2 en 2a), over de persoon die komt aanfietsen en omkeert, verklaard dat het ‘voor 1000 procent zeker’ is dat hij deze persoon is.
De verdachte heeft bij de politie voorts verklaard dat een persoon tijdens de vechtpartij langsliep, maar niet dat naast het slachtoffer en hemzelf op genoemde tijdstippen nog andere personen voor het filiaal van de Kentucky Fried Chicken aanwezig zouden zijn geweest.
3.3.3 Opzet
Vaststaat dat het slachtoffer drie maal in de rug is gestoken. De rechtbank is van oordeel dat verdachte door meermalen in de rug van het slachtoffer te steken daarmee willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer door deze steekwonden zou kunnen overlijden. Het is een feit van algemene bekendheid dat messteken - ook in de rug - vitale lichaamsdelen kunnen raken, zeker als de steken zoals bij het slachtoffer 4,5 tot 6,5 centimeter diep zijn. Dat verdachte minderjarige is, een laag IQ heeft en weinig scholing heeft genoten, zoals door de verdediging gesteld, doet hieraan niet af.
3.3.4 Voorbedachte raad
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad kan worden gesproken van voorbedachte raad indien voldoende is komen vast te staan dat de verdachte tijd had zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.20 Niet vereist is dat de verdachte deze tijd daadwerkelijk heeft benut om over zijn daad na te denken.
Ter terechtzitting zijn de onder 3.3.2 genoemde camerabeelden getoond. De rechtbank heeft waargenomen dat op de camerabeelden hoofdstuk 2 en 2a vanaf 04.02.10 uur een fietser in beeld komt. Verdachte heeft verklaard dat hij de fietser is.21
Vervolgens komen vanaf 04.14.45 uur twee personen in beeld. Verdachte heeft hierover verklaard dat hierop is te zien dat hij en het slachtoffer naar de fiets van verdachte lopen.22 Verdachte heeft bij het zien van de beelden van hoofdstuk 7 verklaard dat is te zien is dat hij het mes uit zijn sok heeft getrokken.23 Voorts heeft verdachte verklaard dat er niemand anders bij betrokken is geweest.24
Op de beelden van 04.17.32 is te zien dat een figuur met geheven arm achter een ander aanrent. De rechtbank heeft waargenomen dat op de laatste getoonde beelden (04:18.08 uur) te zien is dat een persoon een bovenhandse stekende beweging maakt. Op grond van de verklaringen van verdachte in samenhang met het letsel van het slachtoffer, gaat de rechtbank ervan uit dat de persoon die een bovenhandse steekbeweging maakt, de verdachte is.
Uit het proces-verbaal van de politie25 volgt dat van de bij beelden getoonde tijd een minuut en negenentwintig seconden moet worden afgetrokken zodat de correcte tijd op de laatste beelden 04.16.39 uur moet zijn geweest.
De verdachte heeft om 04.17 uur naar alarmcentrale 112 gebeld om door te geven dat hij was gestoken26.
Verdachte heeft verklaard dat hij voelde dat hij na de laatste steek “een beetje viel” waarna verdachte is weggelopen en het mes heeft weggegooid.27 Mede op grond van deze verklaring en gelet op de korte tijd tussen de laatst waarneembare steekbeweging op de beelden en het tijdstip waarop de 112 melding is gedaan, gaat de rechtbank ervan uit dat de stekende beweging die is waar te nemen op de beelden van 04.18.08 (04.16.39) uur de laatste steek was die verdachte aan het slachtoffer heeft toegebracht.
Vast staat dat het slachtoffer drie steekwonden heeft, waarvan twee zeer diep (te weten de steekwonden c en d, respectievelijk 4,5 en 6,5 cm diep). Op de beelden voorafgaand aan de laatste steekbeweging is te zien dat de verdachte achter het slachtoffer aanrent. Ook op de beelden van 04.17.32 (04.16.03) uur is te zien dat verdachte met geheven arm achter het slachtoffer aanrent.
De rechtbank stelt vast dat de andere twee steekwonden -waaronder één van de twee diepe steekwonden- derhalve eerder dan 04.18.08 (04.16.39) uur moeten zijn toegebracht.
Nu uit het voorgaande volgt dat de verdachte de messteken op verschillende tijdstippen tussen 04.13.25 en 04.16.39 uur (gecorrigeerde tijd) moet hebben toegebracht, gaat de rechtbank ervan uit dat hij in deze periode meerdere keren de kans heeft gehad om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit (nogmaals) te steken zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Dit laatste valt tevens te herleiden uit de verklaringen van verdachte. Verdachte heeft verklaard dat hij het slachtoffer weg wilde jagen met zijn mes, maar dat het slachtoffer niet bang werd. Tevens heeft hij verklaard meerdere steekbewegingen te hebben gemaakt. Verdachte zegt dat niet alle steekbewegingen raak zijn geweest. Hij heeft verklaard in eerste instantie het slachtoffer te hebben gestoken waarna het slachtoffer bleef staan. Verdachte verklaart te hebben gedacht dat hij het slachtoffer niet goed had geraakt.28 Ook heeft verdachte verklaard bij één steekbeweging te hebben gevoeld dat hij het slachtoffer raakte en toen heeft gedacht: “Ja, hij gaat mij niet meer terugpakken”.29 Verdachte is daarna weggelopen en heeft het mes weggegooid, aldus verdachte.
De handelingen van verdachte na de steekpartij geven evenmin blijk van grote paniek zijnerzijds. Verdachte verlaat het slachtoffer, ontdoet zich van het bebloede mes, doet een valse melding en verzwijgt aan de ter plaatse gekomen politieambtenaren de steekpartij. Verdachte verklaart ten slotte bij de politie dat hij expres heeft gezegd dat hij door een Marokkaan was gestoken zodat ze het slachtoffer niet zouden vinden en hem gewoon naar het ziekenhuis zouden brengen.30
Gelet op het voorgaande kan eveneens worden vastgesteld dat van een plotselinge (gemoeds)opwelling het slachtoffer te steken geen sprake is geweest.
Dit alles in ogenschouw nemende is rechtbank mitsdien van oordeel dat verdachte voorbedachte raad heeft gehad op het opzettelijk van het leven beroven van het slachtoffer.
3.3.5 Noodweer(exces)
Verdachte stelt te zijn aangevallen door het slachtoffer. Het slachtoffer zou veelvuldig met zijn vuisten op hem in hebben geslagen, waarop verdachte zich zou hebben verdedigd. Het dossier biedt geen steun voor dit scenario. Het gegeven dat de politiearts geen letsel bij verdachte heeft geconstateerd, strookt niet met de stelling dat het slachtoffer op verdachte zou hebben ingeslagen. Voorts blijkt uit de camerabeelden dat het verdachte is die de confrontatie met het slachtoffer zoekt. Het bovenstaande in samenhang bezien met het feit dat het slachtoffer drie steekwonden in de rug heeft, brengt de rechtbank tot het oordeel dat geen sprake is geweest van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van verdachte door het slachtoffer. Het beroep op noodweer(exces) wordt dan ook verworpen.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht, gelet op het vorenstaande, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het impliciet primair tenlastegelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 03 september 2009 te 's-Gravenhage opzettelijk en met voorbedachten rade een persoon te weten [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, meermalen met een mes in de rug van die [slachtoffer] gestoken, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
4. De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
5. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De straf/maatregel
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 20 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht alsmede dat aan verdachte de maatregel plaatsing in een inrichting voor jeugdigen wordt opgelegd.
Naar de mening van de officier van justitie is er van een onrechtmatige wijze van verhoor van verdachte door de politie niet gebleken.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit en ontslag van alle rechtsvervolging.
De verdediging heeft voorts matiging van de strafmaat bepleit in verband met een ongeoorloofde verhoormethode van verdachte door de politie. Dit onherstelbare vormverzuim zou, aldus de verdediging, op grond van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering tot strafvermindering moeten leiden.
6.3. Het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de op te leggen straf
Na te melden straf en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit en de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft opzettelijk met voorbedachte raad een voor hem onbekende man om het leven gebracht en zich aldus schuldig gemaakt aan moord.
Verdachte heeft het slachtoffer diverse malen in de rug gestoken en hem daarna aan zijn lot overgelaten. Verdachte heeft de politie gebeld, maar kostbare minuten van het leven van het slachtoffer verspeeld door de aandacht op zijn eigen kleine verwonding te richten en geen openheid van zaken over het gebeurde te geven. Het heeft uiteindelijk drieëntwintig minuten geduurd voordat het slachtoffer kon worden overgebracht naar het ziekenhuis, in welke tijd het slachtoffer wellicht nog had kunnen worden gered.
Verdachte heeft een mens zijn kostbaarste bezit - zijn leven - ontnomen. Verdachte heeft door zijn handelen ook aan de nabestaanden en vrienden van het slachtoffer onbeschrijfelijk en onherstelbaar leed toegebracht. Dit is treffend tot uitdrukking gekomen in de schriftelijke slachtoffer verklaring van de partner van het slachtoffer, de heer [partner], en in de nabestaandenverklaring van de moeder van het slachtoffer, mevrouw [moeder]. Mevrouw [moeder] heeft deze verklaring ter zitting zelf voorgedragen.
De rechtbank merkt het handelen van verdachte aan als een zeer schokkende daad, die naast nabestaanden, ook de samenleving raakt. Ernstige geweldsdelicten versterken het gevoel van angst en onveiligheid in de maatschappij in het algemeen.
De rechtbank weegt mee dat verdachte, blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 4 september 2009, in het verleden reeds eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten. Van deze eerdere, deels voorwaardelijke, veroordelingen is kennelijk geen preventieve werking uitgegaan, nu verdachte zich opnieuw schuldig heeft gemaakt aan het thans bewezenverklaarde feit.
De rechtbank heeft acht geslagen op het pro justitia rapport d.d. 13 november 2009, inhoudende een schrijven d.d. 13 november 2009 van J. de Jonge, kinder- en jeugdpsychiater, en een schrijven d.d. 16 november 2009 van drs. M. Petit,
GZ-psycholoog, waaruit blijkt dat verdachte niet heeft meegewerkt aan de onderzoeken.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het pro justitia rapport d.d. 26 april 2010 van het klinisch multidisciplinair onderzoek betreffende verdachte, uitgevoerd door ForCa.
Blijkens de conclusies van de rapporteurs, dhr. R. Turk, Gz-psycholoog en dhr. D. Matser, kinder- en jeugdpsychiater, is er bij verdachte sprake van een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens in de zin van een ernstige gedragsstoornis en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van zwakbegaafdheid en alexithymie, zijnde het onvermogen om emoties te uiten en te herkennen zowel bij zichzelf als bij anderen.
Voorts is er, aldus onderzoekers, sprake van een bedreigde ontwikkeling in de richting van een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Gelet op het vorenstaande adviseren de onderzoekers verdachte voor het ten laste gelegde verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen. Het recidiverisco is verhoogd en is te verlagen door verdachte te behandelen voor zijn alexithymie, zwakbegaafdheid, gedragsstoornis en bedreigde ontwikkeling.
Gezien de ernstige en reeds langdurig aanwezige problematiek is, naar de mening van de onderzoekers, een strak pedagogisch klimaat nodig, waarin verdachte zich niet kan onttrekken aan de behandeling. Een ambulant kader biedt op dit punt onvoldoende zekerheid. Geadviseerd wordt aan verdachte een PIJ-maatregel op te leggen. Gezien de cognitieve en emotionele beperkingen van verdachte is een LVG-setting vereist.
Onderzoekers hebben aangegeven dat het voor de ontwikkeling en de persoonlijkheid van verdachte van belang is dat het klimaat waarin de behandeling plaatsvindt een primair zorgend klimaat is, waarbinnen het veilig is om te komen tot het oefenen met nieuw gedrag, nieuwe inzichten en nieuwe vaardigheden. Te denken valt, aldus de onderzoekers, aan een op het niveau van verdachte gerichte behandelgroep, waarbij Teylingereind de voorkeur heeft. De onderzoekers zien geen aanleiding meerderjarigenstrafrecht toe te passen.
De rechtbank neemt de conclusie ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid uit voornoemd rapport over en maakt deze tot de hare. Voorts onderschrijft de rechtbank het gegeven advies.
De rechtbank heeft kennis genomen van diverse voorlichtingsrapporten van de Raad voor de Kinderbescherming, waaronder het meest recente rapport d.d. 11 mei 2010.
Op grond van de informatie zoals weergegeven in de verschillende rapporten kan worden geconcludeerd dat de Raad het advies van de deskundigen tot het opleggen van de maatregel plaatsing in een inrichting voor jeugdigen eveneens onderschrijft.
Aangegeven is dat de maatregel plaatsing in een inrichting voor jeugdigen is geïndiceerd voor de problematiek van verdachte en in het belang is van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van verdachte. Binnen een ambulant kader is de kans te groot dat verdachte zich zal onttrekken aan de behandeling. Bovendien is eerdere ambulante hulpverlening vastgelopen als het voor verdachte te confronterend of te moeilijk werd.
Tijdens de behandeling ter terechtzitting heeft de heer R. Turk, voornoemd, gehoord als deskundige, nadat aan hem de reeds genoemde camerabeelden zijn getoond, verklaard dat door het zien van deze beelden zijn advies tot het opleggen van de maatregel plaatsing in een inrichting voor jeugdigen niet verandert, maar dat de beelden wel invloed kunnen hebben op de inhoud van de behandeling van verdachte.
Het is de rechtbank niet gebleken dat er sprake is geweest van een ongeoorloofde verhoormethode van verdachte door de politie als gevolg waarvan strafvermindering zou moeten volgen.
Alles afwegende is de rechtbank allereerst van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van na te melden duur, passend en geboden is.
De rechtbank is voorts van oordeel dat, gelet op de ernst van de gepleegde delicten en het grote gevaar voor recidive, de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen eist en dat de maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van verdachte.
De rechtbank adviseert de jeugddetentie ten uitvoer te leggen in de inrichting waar verdachte momenteel verblijft, te weten het Forensisch Centrum Teylingereind te Sassenheim. Ook adviseert de rechtbank de maatregel plaatsing in een inrichting voor jeugdigen ten uitvoer te leggen in deze inrichting danwel in een andere inrichting die aansluit bij de persoonlijkheid van verdachte, zoals beschreven in het ForCa-rapport.
7. De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel
[partner slachtoffer], [adres], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 12.923,46.
7.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 12.923,46.
Tevens heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan de verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 12.923,46 subsidiair 14 dagen jeugddetentie ten behoeve van de nabestaande van het slachtoffer genaamd [partner].
7.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de vordering van zo eenvoudige aard dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak. De vordering is namens de verdachte niet betwist en is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het primair bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal de vordering derhalve toewijzen tot een bedrag van € 12.923,46.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 12.923,46, ten behoeve van de nabestaande van het slachtoffer genaamd [partner].
8. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
36f, 77a, 77g, 77h, 77i, 77s, 77v, 289 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9. De beslissing
De rechtbank,
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij dagvaarding
primair tenlastegelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
MOORD
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
jeugddetentie voor de duur van 20 maanden;
bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de hem onvoorwaardelijk opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht;
en
legt de verdachte op de maatregel van
plaatsing in een inrichting voor jeugdigen;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [partner], [adres], toe en veroordeelt verdachte voorts om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij, een bedrag van € 12.923,46;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 12.923,46, ten behoeve van de nabestaande van het slachtoffer genaamd [partner];
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 14 dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Soffers, kinderrechter, voorzitter,
mr. H.J.M. Smid-Verhage, kinderrechter,
en mr. J.P. Wittop Koning, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. de Witte, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 juni 2010.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal van politie Haaglanden met nummer 1509/2009/3077, gedateerd 1 december 2009, met bijlagen. Het dossier bestaat uit een proces-verbaal van voorgeleiding ten behoeve van de rechtmatigheidstoetsing, een voorgeleidingsdossier, een algemeen dossier, een verdachte dossier met bijbehorend methodieken dossier, een beslag dossier en een forensisch dossier, niet doorgenummerd
2 Het slachtoffer is [slachtoffer], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976, proces-verbaal van bevindingen vaststellen identiteit so, algemeen dossier, blz. 25 en 26
3 proces-verbaal van bevindingen 4e verhoor [verdachte], verdachte dossier, blz. 94
4 proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], verdachte dossier, blz. 21
5 proces-verbaal van bevindingen, algemeen dossier, blz. 27
6 proces-verbaal van bevindingen melding alarmcentrale 112, algemeen dossier, blz. 2
7 proces-verbaal van bevindingen, algemeen dossier, blz. 10
8 proces-verbaal van bevindingen, algemeen dossier, blz. 5
9 proces-verbaal van bevindingen, algemeen dossier, blz. 10 en 11
10 proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1], bijlage getuige(n)verhoren bij het algemeen dossier, blz. 24
11 proces-verbaal van bevindingen, algemeen dossier, blz. 14 en 15
12 verslag lijkschouwer W. Zwart Voorspuij d.d. 3 september 2009
13 een deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) d.d. 29 oktober 2009, pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood, opgesteld door dr. V. Soerdjbalie-Maikoe, blz. 118-128
14 proces-verbaal van bevindingen, algemeen dossier, blz. 27
15 relaas proces-verbaal forensisch onderzoek, blz. 56/58
16 een deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) d.d. 2 maart 2010, onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek, opgesteld door drs. B.J. Blankers, blz. 151/156
17 proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2], bijlage getuige(n)verhoren bij het algemeen dossier, blz. 3
18 proces-verbaal van bevindingen Camerabeelden uitkijken, algemeen dossier, blz. 39/42.
19 proces-verbaal van bevindingen 4e verhoor [verdachte], verdachte dossier, blz. 101
20 zie HR 27 juni 2000, NJ 2000/606; HR 30 juni 2009, LJN B14070; HR 7 december 1999, NJ 2000/263
21 proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], verdachte dossier, blz. 45
22 proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], verdachte dossier, blz. 45
23 proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], verdachte dossier, blz. 47
24 proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], verdachte dossier, blz. 21
25 proces-verbaal van bevindingen Camerabeelden uitkijken, algemeen dossier, blz. 42
26 proces-verbaal van bevindingen melding alarmcentrale 112, algemeen dossier, blz. 2
27 proces-verbaal van bevindingen 4e verhoor verdachte [verdachte], verdachte dossier, blz. 94
28 los proces-verbaal van uitwerking verhoor verdachte [verdachte], d.d. 18 mei 2010, 1509/2009/3077, blz. 8
29 proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], verdachte dossier, blz. 24
30 proces-verbaal van bevindingen 4e verhoor verdachte [verdachte], verdachte dossier, blz. 110