ECLI:NL:RBSGR:2010:BM8101

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
3 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Awb 09 / 35454
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de rechtbank in verzetprocedure tegen niet-ontvankelijkheid voorlopige voorziening

In deze zaak gaat het om een verzetprocedure bij de Rechtbank 's-Gravenhage, die op 3 mei 2010 uitspraak deed. De opposante, een Ghanese vrouw geboren in 1975 en verblijvende te Amsterdam, had verzet aangetekend tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank van 26 januari 2010. In die uitspraak was haar verzoek om een voorlopige voorziening, ingediend op 30 september 2009, niet-ontvankelijk verklaard op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelde dat er geen mogelijkheid bestond om verzet aan te tekenen tegen de niet-ontvankelijkheid van het verzoek om een voorlopige voorziening, zoals ook blijkt uit artikel 8:55, eerste lid, van de Awb. De rechtbank verklaarde zich onbevoegd om van het verzet kennis te nemen, ondanks een onjuiste rechtsmiddelenverwijzing die onder de eerdere uitspraak was opgenomen. De rechtbank benadrukte dat deze fout niet afdoet aan haar onbevoegdheid. De uitspraak werd gedaan door mr. D.J. de Lange, in aanwezigheid van griffier M.J.A. van Bree, en werd openbaar uitgesproken op 3 mei 2010.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE
Nevenzittingsplaats ’s-Hertogenbosch
Sector bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 09/35454 VERZET
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 mei 2010
op het verzet van
[eiseres],
geboren op [geboortedatum] 1975,
nationaliteit Ghanese,
verblijvende te Amsterdam,
opposante,
gemachtigde mr. J. Jager,
tegen de uitspraak van de rechtbank van 26 januari 2010.
Procesverloop
Bij uitspraak van 26 januari 2010 heeft de rechtbank, met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het op 30 september 2009 namens opposante ingediende verzoek om een voorlopige voorziening, niet-ontvankelijk verklaard.
Opposante heeft tegen deze uitspraak verzet ingediend bij verzetschrift van 4 februari 2010, ter griffie ontvangen op diezelfde datum. Op 8 februari 2010 heeft de rechtbank aanvullende stukken van opposante ontvangen.
Overwegingen
1. Aan de orde is het verzet tegen de uitspraak van de rechtbank van 26 januari 2010.
2. In deze uitspraak heeft de rechtbank met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Awb, het verzoek van opposante om een voorlopige voorziening te treffen kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Onder de uitspraak is per abuis opgenomen dat tegen de uitspraak het rechtsmiddel verzet openstaat.
3. De rechtbank overweegt dat artikel 8:55, eerste lid, van de Awb noch enig ander wettelijk voorschrift de mogelijkheid opent om verzet bij de rechtbank te doen tegen de
niet-ontvankelijkheidverklaring van een verzoek om een voorlopige voorziening.
4. Gelet op het voorgaande is de rechtbank onbevoegd om van het verzet kennis te nemen. De omstandigheid dat onder de uitspraak van de rechtbank van 26 januari 2010 per abuis een onjuiste rechtsmiddelenverwijzing is opgenomen, doet niet af aan de onbevoegdheid van de rechtbank.
Beslissing
De rechtbank,
verklaart zich onbevoegd om van het verzet kennis te nemen.
Aldus gedaan door mr. D.J. de Lange, rechter, in tegenwoordigheid van M.J.A. van Bree als griffier en in het openbaar uitgesproken op 3 mei 2010.