ECLI:NL:RBSGR:2010:BM8651

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
3 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
346536 / HA RK 09-464
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen dwangbevel en griffierecht in civiele procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 3 juni 2010 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure waarin [verzoeker] in verzet kwam tegen een dwangbevel dat op 19 maart 2009 aan hem was betekend. Het dwangbevel was uitgevaardigd in het kader van een procedure waarin de Staat der Nederlanden door Euro-Gulf International B.V. was gedagvaard. [Verzoeker] trad op als advocaat van Euro-Gulf en vorderde de afgifte van btw-gelden tot een bedrag van € 453.789,--. De griffier had in deze procedure een griffierecht van € 4.784,-- in rekening gebracht.

[Verzoeker] stelde dat het griffierecht onjuist was geheven en diende op 12 juli 2009 een klacht in bij de president van de rechtbank. De directeur bedrijfsvoering gaf aan dat de klacht niet in behandeling zou worden genomen, omdat [verzoeker] in verzet kon komen tegen de beslissing over het griffierecht. [Verzoeker] interpreteerde zijn klacht als verzet, maar de rechtbank oordeelde dat het verzet te laat was ingediend, omdat het dwangbevel op het juiste adres was betekend volgens de gemeentelijke basisadministratie.

De rechtbank overwoog dat het risico van een verkeerde adressering voor rekening van [verzoeker] kwam, aangezien hij niet meer op het adres woonachtig was dat in de administratie stond. De rechtbank verklaarde [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn verzet en merkte ten overvloede op dat het griffierecht correct was berekend op basis van de gevorderde geldsom in de dagvaarding. De uitspraak benadrukt het belang van correcte adressering en tijdige indiening van verzet in civiele procedures.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht
JKL
zaaknummer / rekestnummer: 346536 / HA RK 09-464
Beschikking van 3 juni 2010
in de zaak van:
mr. [verzoeker],
advocaat te Rotterdam,
verzoeker,
t e g e n:
DE GRIFFIER VAN DE RECHTBANK 's-GRAVENHAGE,
vertegenwoordigd door mr. [X].
Partijen worden hierna aangeduid met "[verzoeker]" en "de griffier".
1. Het procesverloop
1.1 Bij exploot van 26 september 2008 is de Staat der Nederlanden ten verzoeke van Euro-Gulf International B.V. in kort geding gedagvaard tegen de zitting van 30 oktober 2008. [Verzoeker] trad in die procedure op als advocaat van Euro-Gulf International BV. Gevorderd werd gedaagde (de Staat der Nederlanden) te veroordelen om binnen 1 dag na betekening van het vonnis over te gaan tot afgifte van btw-gelden die aan de eiseres toehoren onder btw nr. [nummer] tot een bedrag van € 453.789,--, het een en ander onder verbeurte van een dwangsom van € 50.000,-- per dag per overtreding van dat gebod.
De griffier heeft bij Euro-Gulf International BV een bedrag van € 4.784,-- aan griffierecht in rekening gebracht.
1.2 Bij exploot van 19 maart 2009 is aan [verzoeker] een ten laste van hem uitgevaardigd dwangbevel betekend. Hem is daarbij gelijktijdig het bevel gedaan om binnen één maand aan de inhoud van het dwangbevel te voldoen. In het dwangbevel wordt [verzoeker] bevolen het hiervoor bedoelde griffierecht, vermeerderd met alle aan de invordering verbonden kosten te voldoen.
1.3 Bij brief van 12 juli 2009 heeft [verzoeker] bij de president van deze rechtbank een klacht ingediend met betrekking tot het volgens hem onjuist geheven griffierecht. De directeur bedrijfsvoering heeft bij brief van 31 juli 2009 de klacht van [verzoeker] beantwoord. Hij heeft daarbij onder meer aangegeven dat de klacht voor wat betreft de hoogte van het griffierecht niet door hem in behandeling zal worden genomen omdat tegen die beslissing ingevolge artikel 25 lid 1 van de Wet tarieven in burgerlijke zaken (WTBZ) in verzet gekomen kan worden. In reactie hierop heeft [verzoeker] bij brief van 20 augustus 2009 aangegeven dat zijn brief van 12 juli 2009 ook als verzet is bedoeld.
1.4 Bij brief van 30 november 2009 heeft mr. [X] het standpunt van de griffier met betrekking tot de hoogte van het in rekening gebrachte griffierecht aan [verzoeker] medegedeeld.
1.5 Nadat [verzoeker] bij telefax van 29 maart 2010 heeft verzocht de zaak op een zitting aan te brengen heeft de griffier op 29 april 2010 een verweerschrift ingediend.
1.6 De mondelinge behandeling heeft plaats gevonden op donderdag 6 mei 2010. [Verzoeker] is verschenen. Namens de griffier is mr. [X] verschenen.
2. De beoordeling
2.1 Artikel 22 lid 4 van de WTBZ bepaalt dat de schuldenaar gedurende een maand na de betekening van het dwangbevel bij het betrokken gerecht, rechtdoende in burgerlijke zaken, daartegen, bij verzoekschrift, in verzet kan komen.
2.2 Het dwangbevel is op 19 maart 2009 aan [verzoeker] betekend op het woonadres [a-laan te A]. Het exploot is door de deurwaarder in gesloten envelop op het woonadres achtergelaten omdat hij aldaar niemand aantrof aan wie rechtsgeldig afschrift kon worden gelaten.
2.3 Het verzet is door [verzoeker] ingediend bij brief van 12 juli 2009.
2.4 Ter zitting heeft [verzoeker] aangevoerd sinds 1 januari 2008 niet meer op het adres [a-laan te A] woonachtig te zijn. Bij de gemeentelijke basisadministratie staat hij echter nog wel op genoemd adres ingeschreven. De rechtbank is van oordeel dat het dwangbevel aan het juiste adres is betekend. Bij de betekening van een dwangbevel moet de deurwaarder uit kunnen gaan van de adresgegevens zoals die zijn opgenomen in de gemeentelijke basisadministratie. Het komt voor eigen risico van [verzoeker] dat hij ten tijde van de uitreiking van het dwangbevel op een ander adres woonachtig was dan het in de gemeentelijke basisadministratie vermelde adres. Dit heeft in de onderhavige zaak tot gevolg dat het verzet te laat is ingediend zodat [verzoeker] in zijn verzet niet-ontvankelijk verklaard zal worden.
2.5 Ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat zij van oordeel is dat de griffier het juiste bedrag aan griffierecht in rekening heeft gebracht. De hoogte van het griffierecht wordt berekend aan de hand van de eis in de dagvaarding. Daarbij dient te worden uitgegaan van de bepaalde geldsom en/of het belang genoemd in de dagvaarding. In de dagvaarding wordt afgifte gevorderd van btw-gelden tot een bedrag van € 453.789,--. Dit houdt in dat gedaagde bij toewijzing van de vordering zou dienen over te gaan tot uitbetaling van genoemd bedrag aan eiser. De griffier is daarom terecht overgegaan tot berekening van het griffierecht aan de hand van het in de dagvaarding genoemde bedrag van € 453.789,--. Hieraan doet niet af dat in het verleden in een vergelijkbare zaak anders (wellicht onjuist) is gehandeld.
BESLISSING:
De rechtbank verklaart [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn verzet.
Deze beschikking is gegeven door mr. P. Joele en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 juni 2010, in tegenwoordigheid van de griffier.