ECLI:NL:RBSGR:2010:BM8884
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rabbie
- Dragtsma
- Schotte
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel in hennepzaken
Op 21 juni 2010 heeft de Rechtbank 's-Gravenhage uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vordering van het openbaar ministerie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De zaak betreft een veroordeelde die samenwoonde met een medeveroordeelde op het adres [adres]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opbrengst van zeven hennepoogsten niet aannemelijk is verdeeld tussen de veroordeelde en de medeveroordeelde. De rechtbank oordeelt dat het enkel ontvangen van huishoudgeld door de veroordeelde niet betekent dat zij ook meedeelde in de hennepopbrengsten.
De officier van justitie had het wederrechtelijk verkregen voordeel berekend op € 10.570,28, maar na een wijziging in de vordering werd dit bedrag geschat op € 6.671,-. De verdediging voerde aan dat de veroordeelde niet de helft van de opbrengst toekwam, omdat zij niet betrokken was bij de verkoop van de hennep. De rechtbank heeft de verklaringen van de veroordeelde en de medeveroordeelde in overweging genomen, waarbij de medeveroordeelde verklaarde dat hij de volledige opbrengst ontving.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de veroordeelde geen wederrechtelijk voordeel heeft verkregen en heeft de vordering van het openbaar ministerie afgewezen. De rechtbank heeft het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vastgesteld op nihil. De beslissing is genomen door de meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit de rechters Rabbie, Dragtsma en Schotte, en is uitgesproken in tegenwoordigheid van griffier mr. Den Braber.