ECLI:NL:RBSGR:2010:BM8904
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake loonbeslag door insolventierechter
In deze zaak heeft de verzoeker op 17 juni 2010 een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening te treffen, zoals bedoeld in artikel 287 lid 4 van de Faillissementswet (Fw), met betrekking tot een loonbeslag dat was gelegd door de schuldeiser Boiten, Luhrs & van der Lubbe in opdracht van Woonstichting Vidomes. De verzoeker wenste kennelijk dat het loonbeslag werd opgeheven. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat er geen spoedeisend belang door de verzoeker is gesteld of gebleken, wat een vereiste is voor het toewijzen van een dergelijk verzoek. De rechtbank benadrukt dat de bevoegdheid om een beslag op te heffen, in principe is voorbehouden aan de bodemrechter, en dat de insolventierechter slechts in uitzonderlijke gevallen en onder bijzondere omstandigheden kan ingrijpen.
De rechtbank heeft verder opgemerkt dat de wet niet voorziet in de mogelijkheid om bij de insolventierechter om opheffing van een beslag te verzoeken. Slechts de tenuitvoerlegging kan worden geschorst of verboden. De rechtbank concludeert dat het verzoek tot opheffing van het loonbeslag niet kan worden ingewilligd, omdat het verzoek niet gemotiveerd is en er geen spoedeisend belang is aangetoond. De verzoeker heeft voldoende salaris over om in zijn levensonderhoud te voorzien, en de werkgever heeft aangegeven dat de beslagvrije voet zal worden overgemaakt op de rekening van de verzoeker.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen. De beslissing is genomen door mr. D.R. van der Meer en is uitgesproken op 21 juni 2010. De verzoeker heeft het recht om binnen acht dagen na de uitspraak hoger beroep aan te tekenen, wat uitsluitend kan gebeuren door een advocaat en procureur bij het gerechtshof.