Parketnummer 09/530155-09
Datum uitspraak: 23 juni 2010
De rechtbank ’s-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1959,
adres: [adres].
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 9 juni 2010.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. M.M. Volwerk, advocaat te Leiden, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
Er hebben zich twee benadeelde partijen gevoegd.
De officier van justitie mr. H.H. Kielman heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaren.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1].
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [X] tot een bedrag van in totaal € 3.158,28 en niet-ontvankelijkverklaring van de vordering voor het overige.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 3.158,28 ten behoeve van voornoemde [X].
De tenlastelegging.
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging – ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 01 dec 2008 tot en met 28 febr 2009 te Katwijk en/of ’s Gravenhage en/of Wassenaar, althans in Nederland, met [X] (geboren [geboortedatum] 1993), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het meermalen seksueel binnendringen van het lichaam van die [X], hebbende verdachte (telkens)
- zijn, verdachtes, penis in de vagina en/of mond en/of anus van die [X] geduwd/gebracht en/of
- zijn, verdachtes tong en/of vinger(s) in de vagina van die [X] geduwd/gebracht en/of
- zijn, verdachtes, tong in de mond van die [X] geduwd/gebracht en/of die [X] getongzoend;
art 245 Wetboek van Strafrecht
De bewijsmiddelen.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
De bewijsmotivering.
Verdachte heeft bekend dat hij ontuchtige handelingen heeft gepleegd bij [X], die toentertijd vijftien jaren oud was. Deze handelingen bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [X] door zijn penis in de vagina, de mond en de anus te brengen, door zijn tong of zijn vingers in de vagina van [X] te brengen, door zijn tong in de mond van die [X] te brengen en door met haar te tongzoenen. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in de periode van 25 december 2008 tot en met 28 februari 2009 naar schatting vijftien tot twintig keer ontuchtige handelingen met [X] heeft gepleegd. De verklaring van verdachte vindt steun in de verklaring die [X] op 20 maart 2009 bij de politie heeft afgelegd. Hiermee is naar het oordeel van de rechtbank komen vast te staan dat verdachte zich gedurende een periode van ongeveer twee maanden schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen. De rechtbank gaat er vanuit dat deze handelingen hebben plaatsgevonden tot en met 28 februari 2009, de datum waarop de vader van [X] melding van de ontuchtige handelingen heeft gedaan bij de politie.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
hij in de periode van 01 december 2008 tot en met 28 februari 2009 te Katwijk en/of ’s- Gravenhage en/of Wassenaar, met [X] (geboren [geboortedatum] 1993), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het meermalen seksueel binnendringen van het lichaam van die [X], hebbende verdachte telkens
- zijn, verdachtes, penis in de vagina en/of mond en/of anus van die [X] geduwd/gebracht en/of
- zijn, verdachtes tong en/of vinger(s) in de vagina van die [X] geduwd/gebracht en/of
- zijn, verdachtes, tong in de mond van die [X] geduwd/gebracht en die [X] getongzoend.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
Uit het rapport van het psychologisch onderzoek door dr. R.A.R. Bullens blijkt dat verdachte op een groot aantal psychologische factoren naar behoren lijkt te functioneren en dat kan worden gesteld dat er bij verdachte geen sprake is van manifeste persoonlijkheidsproblematiek. Er is bij verdachte geen sprake van een gebrekkige ontwikkeling en/of een ziekelijke stoornis van de geestvermogens. De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder wordt het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van ruim twee maanden schuldig gemaakt aan ontuchtige handelingen met een persoon die op het moment van de handelingen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt en van wie hij toentertijd de leidinggevende was. Deze ontuchtige handelingen hebben binnen deze periode op regelmatige basis plaatsgevonden binnen de context van wat verdachte een relatie noemde. In een eerste gesprek met de politie op 3 maart 2009 heeft ook het slachtoffer verklaard dat er sprake was van een vrijwillige relatie en dat zij derhalve geen strafvervolging van verdachte wenste.
Uit de een jaar later opgestelde slachtofferverklaring van het slachtoffer is naar voren gekomen dat deze relatie en de seksuele handelingen die daarbinnen hebben plaatsgevonden wel grote gevolgen voor haar hebben gehad. Zo heeft ze een lange periode geen zelfvertrouwen meer gehad, heeft ze het vertrouwen van haar ouders terug moeten winnen en heeft ze problemen ondervonden bij het aangaan van een nieuwe relatie.
Door zijn handelen heeft verdachte veronachtzaamd dat er sprake was van een door de wet strafbaar gestelde ongelijkwaardige relatie met een 15-jarige, waarin er per definitie sprake was van overwicht als volwassene en leidinggevende, en dat hij daardoor inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 19 mei 2010. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het rapport van dr. R.A.R. Bullens van 20 juli 2009. Hieruit komt – kort samengevat – naar voren, dat behandeling gezien de lage kans op herhaling niet lijkt te zijn geïndiceerd. De reclassering heeft op 29 oktober 2010 gerapporteerd zich te kunnen vinden in dat advies en geeft de rechtbank in overweging een onvoorwaardelijke taakstraf op te leggen.
Op grond van voornoemde overwegingen acht de rechtbank na te noemen straffen passend en geboden.
De rechtbank zal aan verdachte een taakstraf bestaande uit een werkstraf opleggen. Zij zal een lagere werkstraf opleggen dan door de officier van justitie gevorderd omdat verdachte een voltijds baan heeft in de detailhandel, die hij als alleenstaande vader bovendien moet zien te combineren met de dagelijkse zorg voor zijn nog minderjarige kinderen. De rechtbank zal daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen om verdachte er van te weerhouden in de toekomst andermaal strafbare feiten te plegen.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1].
[benadeelde partij 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 2.500,00.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering, nu de benadeelde partij niet rechtstreeks schade heeft geleden door de bewezen verklaarde misdrijven. De benadeelde partij kan zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De vordering van de benadeelde partij [X].
[X], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 4.158,28.
De rechtbank acht de vordering, voor zover deze betrekking heeft op de post voorschot materiële schade, van zo eenvoudige aard dat dit deel van de vordering zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Dit deel van de vordering is namens de verdachte niet betwist en is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde feit.
Ter zake van het gevorderde voorschot op de materiële schade zal de rechtbank een bedrag van € 1.508,28 toewijzen.
Ter zake van de immateriële schade zal de rechtbank de vordering niet-ontvankelijk verklaren, aangezien dit deel van de vordering, gelet op het ingewikkelde causale verband, in zoverre niet van zo eenvoudige aard is dat het zich leent voor behandeling in deze strafzaak. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Schadevergoedingsmaatregel.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 1.508,28, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [X].
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24c, 36f, 57 en 245 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij dagvaarding ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van 120 (honderdtwintig) uren;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van 60 (zestig) DAGEN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 uren per dag;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden;
bepaalt dat die straf niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij 1] niet ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat hij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [X] gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [X], een bedrag van € 1.508,28;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat zij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 1.508,28, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [X];
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 25 dagen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. Van Rossum, voorzitter,
mrs De Ridder en Van Ravenstein, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs Gunnewegh en Beneken genaamd Kolmer, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 juni 2010.
Mr. De Ridder is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.