ECLI:NL:RBSGR:2010:BM9492

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
28 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/535770-07
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van Veen
  • S. Spros
  • J. Jansen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen gepleegd door oudere buurjongen met 12-jarig meisje

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 28 juni 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 21-jarige verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met zijn 12-jarige buurmeisje. De verdachte heeft op verschillende momenten, tussen 1 juli en 19 juli 2007, ontucht gepleegd met het slachtoffer, waarbij hij misbruik heeft gemaakt van zijn positie als oudere buurjongen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het slachtoffer in haar eigen kamer heeft benaderd, wat de ernst van de situatie vergroot, aangezien dit de plek is waar men zich veilig zou moeten voelen. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en haar moeder als geloofwaardig beoordeeld, terwijl de verdediging van de verdachte probeerde aan te tonen dat de verklaringen van de verdachte en zijn familie ontlastend waren. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat de verklaringen van de verdachte niet geloofwaardig waren en dat de feiten wettig en overtuigend bewezen zijn.

De officier van justitie had een werkstraf van 150 uur geëist, maar de rechtbank heeft uiteindelijk een taakstraf van 100 uur opgelegd, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis als de verdachte deze taakstraf niet naar behoren uitvoert. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn eerdere strafblad en de impact van de zaak op zijn leven. De vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze onvoldoende onderbouwd was. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige, wat een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer met zich meebracht.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer 09/535770-07
Datum uitspraak: 28 juni 2010
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank 's-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [datum] 1985 te [plaats] ([land]),
adres: [adres].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 15 april 2009, 15 september 2009 en 14 juni 2010.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. Coenen en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. Tricoli, advocaat te Alphen aan den Rijn, en door de verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juli 2007
tot en met 19 juli 2007 te [plaats], met [slachtoffer], die de leeftijd van twaalf
jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of
meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede
bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer],
hebbende verdachte:
- (meermalen) zijn tong in de mond van die [slachtoffer] geduwd/gebracht/gestoken en/of
- met zijn lichaam tegen/langs het lichaam van die [slachtoffer] gewreven/gereden en/of
- (meermalen) met zijn hand(en) een/de (ontblote en/of met kleding bedekte)
borst(en) en/of de heup(en), althans het lichaam, van die [slachtoffer]
betast/aangeraakt en/of over een/de (ontblote en/of met kleding bedekte)
borst(en) en/of heup(en), althans het lichaam, van de [slachtoffer] gewreven/geaaid
en/of
- (meermalen) de lippen en/of de mond en/of de/een wang(en) en/of de nek van
die [slachtoffer] gekust/gezoend en/of
- zijn hoofd tussen/tegen de/een borst(en) van die [slachtoffer] gelegd;
art 242 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juli 2007
tot en met 19 juli 2007 te [plaats] met [slachtoffer], geboren op [datum]1995,
die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een
of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, hebbende verdachte:
- (meermalen) zijn tong tegen/tussen de lippen/mond van die [slachtoffer]
geduwd/gebracht/gestoken en/of
- met zijn lichaam tegen/langs het lichaam van die [slachtoffer] gewreven/gereden en/of
- (meermalen) met zijn hand(en) een/de (ontblote en/of met kleding bedekte)
borst(en) en/of de heup(en), althans het lichaam, van die [slachtoffer]
betast/aangeraakt en/of over een/de (ontblote en/of met kleding bedekte)
borst(en) en/of heup(en), althans het lichaam, van de [slachtoffer] gewreven/geaaid
en/of
- (meermalen) de lippen en/of de mond en/of de/een wang(en) en/of de nek van
die [slachtoffer] gekust/gezoend en/of
- zijn hoofd tussen/tegen de/een borst(en) van die [slachtoffer] gelegd;
art 247 Wetboek van Strafrecht.
3. Het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte ontuchtige handelingen heeft gepleegd met [slachtoffer] (hierna te noemen [slachtoffer]), toen 12 jaar oud, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] door haar een tongzoen te geven. Daarnaast is verdachte met zijn lichaam en handen langs het lichaam van [slachtoffer] gegaan en heeft haar borsten aangeraakt.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich primair op het standpunt dat verdachte moet worden vrijgesproken van het hem tenlastegelegde. De raadsman voert hiertoe aan dat de verhoren van zijn cliënt bij de politie op ongeoorloofde wijze zijn afgenomen en derhalve zouden moeten worden uitgesloten van het bewijs. Na uitsluiting van die verhoren zijn onvoldoende betrouwbare bewijsmiddelen voorhanden om te komen tot een bewezenverklaring.
Subsidiair stelt de raadsman zich op het standpunt dat, mocht de rechtbank tot het oordeel komen dat verdachte strafbaar is, verdachte schuldig zou moeten worden verklaard zonder oplegging van straf omdat de redelijke termijn is geschonden en het feit dat deze overschrijding grote gevolgen heeft gehad voor verdachte.
3.3 De beoordeling van de tenlastelegging
3.3.1 De vaststaande feiten
De rechtbank gaat uit van de navolgende feiten en omstandigheden.1*
Verdachte, evenals [slachtoffer] woonachtig aan de [adres], kent [slachtoffer] en is op enig moment naar [slachtoffer] gegaan en met haar op haar kamer geweest om haar vragen te stellen over paardrijden.2* [slachtoffer] is daarna een keer op verdachtes kamer geweest.3* Verdachte heeft [slachtoffer], toen zij bij hem was, een kus op haar wang gegeven.4*
3.3.2 Overweging ten aanzien van het bewijs
Op 6 augustus 2007 heeft [slachtoffer] (geboren op [datum]1995), een verklaring afgelegd bij de politie.5* [slachtoffer] heeft verklaard dat de verdachte, [verdachte], op een zondag - 4 weken voorafgaand aan het verhoor - in haar kamer is geweest. Hij heeft haar vragen over paardrijden gesteld. Op dat moment heeft hij haar geprobeerd te zoenen en heeft hij haar aangeraakt.6* [slachtoffer] heeft verklaard dat ze twee dagen later bij [A], het zusje van verdachte, aan het spelen was. [A] en verdachte wonen bij [slachtoffer] in de buurt, bijna naast haar.7* Zij was toen op enig moment alleen met verdachte. [slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte haar toen ging aanraken en zoenen.8* Verdachte heeft haar borsten, over haar kleding, betast. Verdachte heeft haar twee maal op haar mond gezoend en heeft zijn tong in haar mond gestoken.9* [slachtoffer] was op dat moment 12 jaar oud.10*
[moeder van slachtoffer], de moeder van [slachtoffer], heeft bij de politie verklaard dat zij de verdachte heeft gesproken.11* Zij heeft hem gevraagd of hij [slachtoffer] had gekust, betast en of hij zijn tong in [slachtoffer]'s mond heeft gestoken. Zij heeft gehoord dat verdachte al deze vragen met ja beantwoordde.12*
Verdachte heeft bij de politie vier verklaringen afgelegd. Hij heeft daarin verklaard dat hij [slachtoffer] een keer een kus op haar wang heeft gegeven.13* en dat hij haar een keer een tongzoen heeft gegeven.14* [slachtoffer] had een t-shirt aan en verdachte heeft over haar shirt van boven af over haar borsten gevoeld. In zijn verhoor bij de politie doet verdachte voor hoe hij van boven naar beneden gaat met zijn linkerhand over zijn rechterborst.15*
Met betrekking tot de verklaringen van verdachte overweegt de rechtbank het volgende.
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte bij zijn verhoor op 5 november 2007 vanaf 13.54 uur, niet op een behoorlijke manier de cautie is gegeven. Verbalisant zou binnensmonds gezegd hebben dat verdachte niet tot antwoorden verplicht is. Verdachte is de Nederlandse taal onvoldoende machtig zodat met de onduidelijke mededeling door de verbalisant niet aan de eisen van de cautieverplichting is voldaan, aldus de raadsman.
De rechtbank is ter terechtzitting en bij het beluisteren van de geluidsopnamen van de verhoren ter terechtzitting en in raadkamer, anders dan de raadsman stelt, niet gebleken dat verdachte de Nederlandse taal onvoldoende machtig was. Ook blijkt bij het beluisteren in raadkamer van het door de raadsman bedoelde geluidsfragment niet dat de mededeling dat verdachte niet tot antwoorden verplicht is, onvoldoende duidelijk wordt uitgesproken. Daarbij komt dat dit verhoor het tweede verhoor is van verdachte en dat verdachte op de ochtend voorafgaand aan dit verhoor ook de cautie is gegeven. Het verweer van de raadsman gaat dan ook niet op.
Ten aanzien van het verweer van de verdediging dat de verhoren van verdachte bij de politie op ongeoorloofde wijze zijn afgenomen, overweegt de rechtbank het volgende.
Volgens de raadsman heeft de ongeoorloofde druk bij het verhoor bestaan uit het gegeven dat verbalisanten verdachte hebben geconfronteerd met het feit dat hij een verblijfsver-gunning heeft en deze kwijt zou kunnen raken. Voorts is door de verbalisanten ingespeeld op (broeder-)gevoelens die verdachte ten opzichte van aangeefster zou hebben. Daarmee is verhoord met toepassing van de zogenaamde Zaanse verhoormethode. Daarnaast is gedreigd met het doen van aangifte wegens discriminatie door verdachte. Ook heeft de politie tijdens de verhoren laten blijken dat verdachte schuldig is en is het recht van verdachte op bijstand van een advocaat bij het verhoor geschonden.
De rechtbank is bij het beluisteren van de fragmenten van de geluidsopnamen van de verhoren van verdachte niet gebleken dat er sprake zou zijn van het uitoefenen van ongeoorloofde druk. De verbalisanten spreken op sommige momenten weliswaar met stemverheffing, echter van ongeoorloofde druk dan wel verhoren volgens de Zaanse verhoormethode is geen sprake.
Uit het proces-verbaal blijkt voorts dat verdachte zijn raadsman heeft kunnen spreken voorafgaand aan zijn verhoren op 6 november 2007. Verdachte heeft zijn bekennende verklaring afgelegd nadat hij met zijn raadsman heeft overlegd. Met betrekking tot het verweer van de raadsman dat verdachte recht zou hebben op bijstand van zijn raadsman tijdens zijn verhoren, overweegt de rechtbank dat deze stelling geen steun vindt in het recht.
Uit het vorenstaande volgt dat de rechtbank, anders dan de raadsman, van oordeel is dat de verhoren van verdachte bij de politie kunnen bijdragen aan het bewijs.
De raadsman heeft voorts aangevoerd dat de broer en twee zusjes van verdachte de aangifte van [slachtoffer] niet bevestigen. Deze getuigen hebben immers verklaard dat verdachte niet alleen met aangeefster in de kamer is geweest op de bewuste dag. Daarnaast wordt aangegeven dat er geen slot op de kamerdeur van verdachte heeft gezeten. De verklaringen zoals afgelegd door de broer en twee zusjes van verdachte zijn eerder ontlastend voor verdachte, aldus de raadsman
Anders dan de raadsman acht de rechtbank de verklaringen van de broer en de zusjes van verdachte niet geloofwaardig. De verklaringen zijn geruime tijd, in geval van de zusjes zelfs twee jaar, na de ten laste gelegde feiten afgelegd. Daarbij komt dat de zusjes ten tijde van het ten laste gelegde heel jong, respectievelijk 10 en 13 jaar oud, waren. Overigens heeft de broer van verdachte, [broer van verdachte], bij de rechter-commissaris niet louter ontlastend verklaard, hij vertelt immers dat verdachte tegenover hem heeft toegegeven dat hij [slachtoffer] een kusje had gegeven.16*
De rechtbank constateert tenslotte dat de verklaringen in het dossier over een slot op de deur van de kamer van verdachte uiteenlopen. Naar het oordeel van de rechtbank komt daaraan -anders dan de raadsman- geen doorslaggevende betekenis toe.
Uit het vorenstaande volgt dat de rechtbank op grond van de aangifte, de verklaring van de moeder van [slachtoffer] en de verklaringen van verdachte bij de politie wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met [slachtoffer] die op dat moment 12 jaar oud was. Deze ontuchtige handelingen hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van haar lichaam door het geven van een tongzoen. Daarnaast heeft verdachte [slachtoffer]'s mond en wang gekust, haar lichaam aangeraakt en haar borsten betast.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, in die zin dat,
hij in de periode van 1 juli 2007 tot en met 19 juli 2007 te [plaats], met [slachtoffer], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte:
- zijn tong in de mond van die [slachtoffer] gestoken en
- met zijn handen het lichaam, van die [slachtoffer] aangeraakt en over een met kleding bedekte
borst, van die [slachtoffer] gewreven en
- meermalen de mond en een wang van die [slachtoffer] gekust.
4. De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
5. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van omstandigheden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
6. De straf
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie mr. Coenen heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding primair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 150 uur, subsidiair 75 dagen vervangende hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden, met een proeftijd van 2 jaar.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft subsidiair schuldig verklaring zonder oplegging van straf bepleit. Hiertoe is aangevoerd dat de redelijke termijn van artikel 6 van het EVRM is overschreden en dat verdachte reeds voldoende is gestraft door de gevolgen die de vervolging heeft gehad voor zijn leven. Zo is hij - naar zijn zeggen - ten gevolge van het feit verhuisd en heeft hij een aantal zelfmoordpogingen gedaan.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend en geboden.
Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft op 21-jarige leeftijd ontucht gepleegd met zijn 12-jarige buurmeisje. Door zijn handelen heeft verdachte misbruik gemaakt van zijn positie als oudere buurjongen en het in hem, gestelde vertrouwen. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat het ontucht mede heeft plaats gevonden in de eigen kamer van het slachtoffer, de plaats bij uitstek waar men zich veilig dient te voelen.
Dit is een ernstig feit waarmee verdachte een inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van een jong meisje. Naar de ervaring leert kunnen slachtoffers van ontucht gedurende geruime tijd hier de nadelige gevolgen van ondervinden.
Ook neemt de rechtbank in overweging dat verdachte en het slachtoffer in elkaars nabijheid woonden en dat het feit voor het slachtoffer, de verdachte en hun families veel teweeg heeft gebracht.
De verdediging heeft een beroep gedaan op schending van de redelijke termijn als bedoeld in art. 6 EVRM.
De rechtbank overweegt dat de redelijke termijn volgens vaste jurisprudentie begint te lopen op het moment 'dat vanwege de Nederlandse staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld.' Een verhoor is als een dergelijke handeling aan te merken. Verdachte is voor het eerst verhoord op 5 november 2007. De rechtbank constateert dat er 2 jaar en 7 maanden zijn verstreken tot aan het moment van deze inhoudelijke behandeling van de strafzaak tegen verdachte. De rechtbank is echter van oordeel dat geen sprake is van een schending van de redelijke termijn nu het tijdverloop mede is veroorzaakt door (late) verzoeken van de verdediging, waardoor een inhoudelijke behandeling van de strafzaak op respectievelijk 15 april 2009 en 15 september 2009 geen doorgang kon vinden.
De rechtbank houdt er bij de strafoplegging tenslotte rekening mee dat verdachte blijkens het Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 27 mei 2010 niet eerder in aanraking is geweest met politie en justitie. De rechtbank heeft voorts kennis genomen van het reclasseringsrapport van mw. [reclasseringswerker], reclasseringswerker, d.d. 30 januari 2009 betreffende verdachte. Uit dit rapport komt naar voren dat verdachte veel moeilijkheden in zijn leven ervaart door zijn gemoedstoestand en dat hij in een negatieve neerwaartse spiraal zit. Verdachte staat niet open voor hulp en/of behandeling.
Alles overwegende, acht de rechtbank een werkstraf van na te melden duur passend en geboden. De rechtbank acht het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf gelet op het bewezen verklaarde handelingen, de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd en de persoon van verdachte niet noodzakelijk.
7. De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel
7.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij. Hiertoe heeft de officier van justitie aangevoerd dat de vordering onvoldoende is onderbouwd.
7.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij. Hiertoe heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte zou moeten worden vrijgesproken en daarnaast acht hij de vordering onvoldoende onderbouwd.
7.3. Het oordeel van de rechtbank
[moeder van slachtoffer], wonende te [plaats], heeft zich als gemachtigde van [slachtoffer] als benadeelde partij gevoegd door middel van voegingsformulieren d.d. 25 maart 2009 en 9 november 2009, ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 750,-.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de vordering, niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. De rechtbank acht met name onvoldoende duidelijk in hoeverre er sprake is van rechtstreekse schade.
Dit brengt mee, dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank begroot op nihil.
8. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 57 en 245 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9. De beslissing
De rechtbank,
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
meermalen met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van 100 (honderd) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van 50 (vijftig) DAGEN;
beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 uren per dag;
bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat zij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door
mrs. Van Veen, voorzitter,
Spros en Jansen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Van der Waals, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 juni 2010.
De griffier is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
1* Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossier pagina's betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij dossier nummer PL1691/07-010438 (p. 1 t/m 118), politie Hollands Midden.
2* Proces verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 6 november 2007, doorgenummerd pagina 91.
3* Proces verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 7 november 2007, doorgenummerd pagina 95.
4* Proces verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 6 november 2007, doorgenummerd pagina 91.
5* Proces verbaal van verhoor [slachtoffer] d.d. 6 augustus 2007, doorgenummerd pagina 75-78.
6* Proces verbaal van verhoor [slachtoffer] d.d. 6 augustus 2007, doorgenummerd pagina 75.
7* Proces verbaal van verhoor [slachtoffer] d.d. 6 augustus 2007, doorgenummerd pagina 76.
8* Proces verbaal van verhoor [slachtoffer] d.d. 6 augustus 2007, doorgenummerd pagina 75.
9* Proces verbaal van verhoor [slachtoffer] d.d. 6 augustus 2007, doorgenummerd pagina 76.
10* Akte van geboorte Janine [slachtoffer] d.d. 15 augustus 2007, doorgenummerd pagina 29.
11* Proces verbaal van aangifte [moeder van slachtoffer] d.d. 31 juli 2007, doorgenummerd pagina 23-28.
12* Proces verbaal van aangifte [moeder van slachtoffer]d.d. 31 juli 2007, doorgenummerd pagina 26.
13* Proces verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 6 november 2007, doorgenummerd pagina 91.
14* Proces verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 6 november 2007, doorgenummerd pagina 94.
15* Proces verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 7 november 2007, doorgenummerd pagina 96.
16* Verhoor getuige [broer van verdachte] bij de rechter-commissaris d.d. 23 juni 2009.