ECLI:NL:RBSGR:2010:BN2775
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- P.D. Veenendaal
- M. Huisman
- Rechtspraak.nl
Gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van een minderjarige met een Keniaanse moeder en een Nederlandse vader
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 26 juli 2010 uitspraak gedaan in een verzoek tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van een minderjarige. De moeder, een Keniaanse, heeft samen met de minderjarige, die in Oeganda woont, verzocht om vaststelling van het vaderschap door de Nederlandse vader. De partijen zijn gehuwd in de Verenigde Arabische Emiraten, waar de minderjarige ook geboren is. De minderjarige is staatloos en de vrouw verzoekt tevens om de Nederlandse nationaliteit voor de minderjarige vast te stellen. In een eerdere tussenbeschikking is het Internationaal Juridisch Instituut gevraagd om de bevoegdheid van de rechtbank en de mogelijkheden voor vaderschapsvaststelling in andere landen te onderzoeken.
De rechtbank oordeelt dat zij in beginsel geen rechtsmacht heeft, maar dat er voldoende verbondenheid met de Nederlandse rechtssfeer bestaat om de zaak te behandelen. De rechtbank overweegt dat de minderjarige recht heeft op een nationaliteit volgens artikel 7 van het IVRK. Een onbevoegdverklaring zou dit recht in gevaar brengen. De rechtbank stelt vast dat de vrouw bevoegd is om het verzoek in te dienen en dat de man, die de Nederlandse nationaliteit heeft, instemt met de vaststelling van het vaderschap. De rechtbank concludeert dat het vaderschap op basis van Oegandees recht kan worden vastgesteld, waardoor de minderjarige de Nederlandse nationaliteit verkrijgt.
De rechtbank wijst het verzoek van de vrouw om de Nederlandse nationaliteit van de minderjarige vast te stellen af, omdat de minderjarige deze nationaliteit al verkrijgt door de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap. De beschikking is gegeven door mr. P.D. Veenendaal, kinderrechter, en mr. M. Huisman als griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.