ECLI:NL:RBSGR:2010:BN3271

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
27 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
370426 /FT-EA 10.268
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.J.M. Slot
  • S. Alkema-Notting
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot eigen faillietverklaring wegens gebrek aan baten en misbruik van bevoegdheid

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 27 juli 2010 uitspraak gedaan in een verzoek tot eigen faillietverklaring van de verzoekster, die een schuldenlast van € 99.704,- had. De verzoekster, alleenstaand met vier kinderen, werkte 32 uur per week en ontving aanvullende bijstand en diverse toeslagen. Tijdens de zitting verklaarde zij dat zij na een faillissement een 'schone lei' verwachtte en dat een curator zou bemiddelen tussen haar en de schuldeisers. Echter, haar schuldsaneringsregeling was op 1 november 2006 geëindigd zonder 'schone lei', en uit het dossier bleek dat zij niet aan de verplichtingen van de schuldsaneringsregeling had voldaan.

De rechtbank overwoog dat op basis van artikel 1 van de Faillissementswet (Fw) een schuldenaar die heeft opgehouden te betalen op eigen aangifte in staat van faillissement kan worden verklaard. De rechtbank concludeerde dat er geen activa of baten waren om de kosten van een faillissement te dekken, waaronder de kosten van de curator. Dit leidde tot de conclusie dat er geen sprake was van een door de Faillissementswet beschermd belang voor de verzoekster.

De rechtbank oordeelde dat het belang van de verzoekster niet opwoog tegen het belang van de curator om niet geconfronteerd te worden met niet verhaalbare kosten. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van misbruik van bevoegdheid, wat leidde tot de afwijzing van het verzoek tot faillietverklaring. De rechtbank bleef bij eerdere uitspraken die dezelfde afwegingen maakten en wees het verzoek af.

Uitspraak

rekestnummer: 370426/FT-EA 10.268
uitspraakdatum: 27 juli 2010
RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
sector civiel recht - enkelvoudige kamer
[verzoekster]
geboren op [geboortedatum] 1974 te [geboorteplaats en -land],
wonende te [adres], [postcode en woonplaats],
verzoekster,
heeft een verzoekschrift met bijlagen ingediend strekkende tot eigen faillietverklaring.
Het verzoekschrift is op 13 juli 2010 behandeld in raadkamer. Verzoekster is daarbij verschenen en gehoord.
Op basis van de eigen aangifte met bijlagen en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht wordt van het volgende uitgegaan.
Op het door verzoekster ondertekende formulier eigen aangifte faillietverklaring staat een bedrag aan schulden vermeld van € 99.704, -.
Verzoekster is alleenstaand met vier kinderen. Zij werkt thans 32 uur per week. Daarnaast ontvangt zij aanvullende bijstand en diverse toeslagen.
Verzoekster heeft desgevraagd verklaard dat zij verwacht na een faillissement een zogenoemde "schone lei" te krijgen. Zij is in de veronderstelling dat een curator bemiddelt tussen haar en de schuldeisers.
Haar schuldsaneringsregeling is op 1 november 2006 geëindigd zonder schone lei. Uit het dossier (R 03/446) blijkt dat verzoekster aan geen van de verplichtingen heeft voldaan die gelden in de schuldsaneringsregeling.
De rechtbank overweegt als volgt.
1. Krachtens artikel 1 Faillissementswet (hierna: Fw) kan een schuldenaar die in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen op eigen aangifte in staat van faillissement verklaard worden.
2. Nu er volgens verzoekster geen bezittingen/baten zijn en evenmin te verwachten is dat die zullen komen mag er redelijkerwijs van worden uitgegaan dat er geen actief is of komt om de kosten van een faillissement, waaronder de kosten van de curator, te bestrijden.
3. Bij de beoordeling van het gedane verzoek (de eigen aangifte) en het belang van verzoekster bij de uitoefening van de bevoegdheid daartoe neemt de rechtbank het volgende in overweging.
a. Het algemene uitgangspunt en stelsel van de Fw gaat uit van een: verdeling van het vermogen onder de gezamenlijke schuldeisers. Daaruit wordt afgeleid dat er steeds sprake moet zijn van meerdere schuldeisers (pluraliteit) doch impliciet wordt daarmee ook aangegeven dat er (enig) vermogen moet zijn of komen ter verdeling.
b. Dit uitgangspunt is ook terug te vinden in artikel 18 Fw dat er van uit gaat dat de schuldenaar verplicht is aan te tonen dat er voldoende baten zijn ingeval aangifte gedaan wordt nadat een eerder faillissement is opgeheven bij gebrek aan baten.
c. Artikel 288 lid 2 sub d bepaalt dat een WSNP toelatingsverzoek moet worden afgewezen, indien op de schuldenaar minder dan tien jaar daarvoor de schuldsaneringsregeling van toepassing is geweest.
4. Verzoekster heeft zelve verklaard dat er geen vermogen is. Dit wijkt wezenlijk af van de situatie dat schuldeisers een verzoek tot faillietverklaring indienen, in welk geval conform de uitspraken van de HR (10-11-2000) het in beginsel zo is dat een curator daartoe een onderzoek instelt en het de rechter pas daarna vrijstaat een beslissing te nemen.
5. Verzoekster heeft gesteld dat het belang bij het uitspreken van een faillissement en benoeming van een curator is gelegen in het verkrijgen van de zogenoemde "schone lei". Ook kan de curator bemiddelen tussen haar en de schuldeisers. Verzoekster blijft daarbij in en ondanks de wetenschap dat na een opheffing van het faillissement wegens gebrek aan baten de schuldensituatie ongewijzigd is (gebleven), temeer daar er ook volgens verzoekster geen aanleiding is te veronderstellen dat er een akkoord bewerkstelligd kan worden.
6. De rechtbank acht het door verzoekster gestelde belang geen door de Faillissementswet beschermd belang. Tegen de achtergrond van het hier hiervoor overwogene concludeert de rechtbank dat er sprake is van een onevenredigheid tussen dat belang van verzoekster enerzijds en het belang van een curator verschoond te blijven van niet verhaalbare kosten; gelet op het bepaalde ik artikel 3:13 BW is sprake van misbruik van bevoegdheid hetgeen leidt tot afwijzing.
7. De rechtbank blijft aldus bij eerdere uitspraken (11-04-2007 en 27-09-09) en uitspraken van andere rechtbanken die dezelfde afwegingen maakten.
BESLISSING
De rechtbank:
- wijst af het verzoek tot faillietverklaring van:
[verzoekster],
geboren op [geboortedatum] 1974 te [geboorteplaats en -land],
wonende te [adres], [postcode en woonplaats].
Gewezen door mr. A.J.M. Slot en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 juli 2010, in tegenwoordigheid van mr. S. Alkema-Notting, griffier.
Tegen deze uitspraak kan degene die is verschenen en aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, uitsluitend via een advocaat binnen acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof te 's-Gravenhage.