RECHTBANK ’S-GRAVENHAGE
Zittinghoudende te Roermond
Sector bestuursrecht, enkelvoudige kamer
Vreemdelingenkamer
Procedurenummer: AWB 10 / 9541
Uitspraak van de rechtbank als bedoeld in artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
[naam eiser], eiser,
gemachtigde mr. C.L.J.M. Wilhelmus,
de Minister van Justitie, verweerder.
1.1. In deze uitspraak wordt onder verweerder tevens verstaan de rechtsvoorgangers van de Minister van Justitie, als het bevoegde bestuursorgaan in procedures als de onderhavige.
1.2. Bij faxbericht van 12 maart 2010 heeft eiser beroep ingesteld tegen het door verweerder als besluit aangeduide schrijven van 16 februari 2010, verzonden op diezelfde dag. Bij dit schrijven heeft verweerder geweigerd eiser een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) te verlenen.
Bij faxbericht van 12 april 2010 heeft eiser de gronden van het beroep ingediend.
1.3. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingezonden. De ingezonden stukken en het verweerschrift zijn in afschrift aan eiser gezonden.
1.4. De openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 22 juli 2010, alwaar eiser en zijn moeder zijn verschenen, bijgestaan door gemachtigde voornoemd. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. N. Hamzaoui. Als tolk was ter zitting aanwezig de heer A. Mahamed.
2.1. De moeder van eiser, [naam moeder], geboren op [geboortedatum] en van gestelde Somalische nationaliteit, heeft op 8 augustus 2008 een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000.
2.2. Eiser is op [geboortedag] 2009 in Nederland geboren.
2.3. Vervolgens heeft de moeder van eiser op 27 juli 2009 een zogenoemde “bijlage 13, model k” ondertekend en daarmee verzocht om haar asielaanvraag tevens geldig te verklaren voor eiser.
2.4. Bij besluit van 3 augustus 2009 heeft verweerder de aanvraag van eisers moeder conform zijn voornemen afgewezen. Hiertegen is op 24 augustus 2009 beroep ingesteld.
2.5. De rechtbank ’s-Gravenhage, zittingsplaats Roermond, heeft bij uitspraak van 21 december 2009 (AWB 09 / 30644) het door eisers moeder ingestelde beroep ongegrond verklaard.
2.6. Op 15 januari 2010 is tegen voormelde uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld.
2.7. Verweerder heeft vervolgens bij “beschikking” van 16 februari 2010 aan eisers gemachtigde medegedeeld dat eiser per abuis niet is betrokken in het besluit tot afwijzing van de asielaanvraag van de moeder van eiser van 3 augustus 2009. Onderhavige “beschikking” betreft volgens verweerder de formalisering van de afhandeling van de procedure van eiser en daarmee wordt volgens verweerder het feit dat eiser ten onrechte niet in voornoemd besluit van zijn moeder is genoemd, rechtgetrokken. Aangezien eisers asielaanvraag afhankelijk en volgend is aan die van zijn moeder is door verweerder verder inhoudelijk verwezen naar het besluit van 3 augustus 2009 en naar de uitspraak van de rechtbank van 21 december 2009 verwezen.
2.8. De rechtbank ziet zich in deze procedure allereerst ambtshalve geplaatst voor de vraag of het door verweerder als beschikking aangeduid schrijven kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb. Dienaangaande overweegt de rechtbank het volgende.
2.9. Verweerders gemachtigde heeft ter zitting in dit verband desgevraagd verklaard dat met de “beschikking” van 16 februari 2010 uitsluitend is beoogd het formele gebrek dat kleeft aan het besluit ten aanzien van eisers moeder van 3 augustus 2009, en enkel hieruit bestaat dat de naam van eiser daarin niet is vermeld, te herstellen. Verweerders gemachtigde heeft met klem benadrukt dat eiser wel bij de besluitvorming op de asielaanvraag van zijn moeder is betrokken.
2.10. De rechtbank is van oordeel dat de “beschikking” van 16 februari 2010 zelfstandige rechtsgevolgen ontbeert en derhalve niet is aan te merken als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb. Aan dit oordeel legt de rechtbank ten grondslag dat de “bijlage 13, model k” op 27 juli 2009 is ondertekend en ingediend. Derhalve vóórdat het besluit op de asielaanvraag van eisers moeder is genomen. Dit maakt dat de aanvraag van de moeder geacht dient te worden mede te zien op eiser, zodat de op die aanvraag genomen beslissing eveneens geacht moet worden betrekking te hebben op de van de moeder afhankelijke aanvraag van eiser, ook al staat zijn naam niet met zoveel woorden in de beschikking vermeld. In dit verband verwijst de rechtbank naar de bewoordingen van de betreffende “bijlage 13, model k” en paragraaf C11/1.1.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000, zoals deze gold ten tijde van het indienen van “bijlage 13, model k”.
De rechtbank ziet zich in haar oordeel voorts gesteund door de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 30 augustus 2006 (LJNAY7690).
Tenslotte zij nog aangetekend dat, indien en voor zover aan de asielbeschikking van 3 augustus 2009 een (louter formeel dan wel – zoals door eisers gemachtigde betoogd – tevens een materieel) gebrek kleeft, het ook aan eisers moeder is (geweest) om feiten en omstandigheden die zij in het belang acht(te) van haar kind naar voren te brengen in de (hoger beroeps)procedure. Zij heeft immers de zogenoemde “bijlage 13, model k” zelf ingediend en daarmee zelf aan verweerder verzocht om de voor haar lopende asielaanvraag tevens geldig te verklaren voor haar kind dat in Nederland is geboren.
2.11. De rechtbank zal het beroep van eiser gezien het vorenoverwogene niet-ontvankelijk verklaren.
2.12. Van omstandigheden op grond waarvan één van de partijen zou moeten worden veroordeeld in de door de andere partij gemaakte proceskosten, is de rechtbank niet gebleken.
2.13. Mitsdien wordt beslist als volgt.
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus gedaan door mr. L.M.J.A. barones van Hövell tot Westerflier Dassen in tegenwoordigheid van mr. K.M.A.W. Kusters van Mulken als griffier en in het openbaar uitgesproken op 28 juli 2010.
w.g. mr. K.M.A.W. Kusters van Mulken,
griffier
w.g. mr. L.M.J.A. barones van Hövell tot Westerflier Dassen,
rechter
Voor eensluidend afschrift:
de griffier,
verzonden op: 28 juli 2010.
Een belanghebbende en het bestuursorgaan kunnen tegen deze uitspraak binnen vier weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van "hoger beroep vreemdelingenzaken", Postbus 16113, 2500 BC te ’s-Gravenhage. Ingevolge artikel 85 van de Vw 2000 bevat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak. Artikel 6:5 van de Awb bepaalt onder meer dat bij het beroepschrift een afschrift moet worden overgelegd van de uitspraak.