ECLI:NL:RBSGR:2010:BN3746
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- T. van Rij
- Rechtspraak.nl
Aftrek levensonderhoud kind en vermogen
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 20 juli 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, [X], en de inspecteur van de Belastingdienst. Eiser had in 2007 zijn studerende zoon, [B], financieel ondersteund en claimde een persoonsgebonden aftrek voor levensonderhoud van zijn zoon. De zoon had echter een aanzienlijk vermogen van ongeveer € 90.000, wat volgens de rechtbank in de weg staat aan de geclaimde aftrek. De rechtbank oordeelde dat het vermogen van de zoon zodanig groot was dat hij in zijn eigen levensonderhoud kon voorzien, en dat eiser geen morele verplichting had om zijn zoon financieel te ondersteunen.
De rechtbank overwoog verder dat eiser niet had aangetoond dat er bijzondere omstandigheden waren die de noodzaak voor de financiële ondersteuning rechtvaardigden. De omstandigheden die eiser aanvoerde, zoals de noodzaak voor een financiële buffer na afstuderen, werden door de rechtbank als onvoldoende zwaarwegend beschouwd. De rechtbank concludeerde dat het beroep van eiser ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar gedaan en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage. De rechtbank heeft de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 3 december 2009 bevestigd, waarin de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor eiser werd gehandhaafd.