ECLI:NL:RBSGR:2010:BN3812

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
12 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-530038-09
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Feitelijke aanranding van de eerbaarheid en heimelijk cameratoezicht in restaurant

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 12 augustus 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die gedurende drie jaar heimelijk vrouwelijke personeelsleden en klanten van zijn restaurant heeft gefilmd terwijl zij gebruik maakten van het damestoilet. De verdachte heeft een camera geïnstalleerd in de plafondlamp van het toilet, waardoor hij opnames maakte van vrouwen in een kwetsbare situatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met deze handelingen een aanzienlijke inbreuk heeft gemaakt op de privacy van de vrouwen en hun seksuele schaamtegevoel heeft aangetast. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 10 maanden geëist, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank heeft uiteindelijk een taakstraf van 100 uren opgelegd, samen met een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden en een geldboete van € 1000.

Tijdens de zitting heeft de verdediging vrijspraak bepleit, onder andere omdat de gefilmde vrouwen niet op de opnames zichtbaar waren en er geen seksueel motief zou zijn geweest. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het heimelijk filmen van vrouwen in het toilet als ontuchtige handelingen moet worden beschouwd, ongeacht het feit dat de geslachtsdelen niet zichtbaar waren. De rechtbank heeft ook overwogen dat de verdachte niet onnodig in zijn verdediging is geschaad door het ontbreken van een tolk, aangezien hij de Nederlandse taal voldoende machtig was.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid en het vervaardigen van wederrechtelijke afbeeldingen, en heeft de vordering van de officier van justitie gedeeltelijk toegewezen. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder de negatieve publiciteit en de impact op zijn restaurant, en heeft besloten om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 246 en 441b van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK ‘S-GRAVENHAGE
Sector Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer 09/530038-09
Datum uitspraak: 12 augustus 2010
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank ’s-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1957,
adres: [adres].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 29 juli 2010.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. H.H. Kielman en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. F.M.N. Janssen, advocaat te Amsterdam en door de verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juni 2005 tot en met 18 oktober 2008 te Leiden, (telkens) door (een) feitelijkhe(i)d(en) een of meerdere vrouwelijke personeelslid/leden en/of vrouwelijke bezoekers van zijn, verdachte's, restaurant, heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), (telkens) bestaande uit het maken van een video-opname van deze vrouwen terwijl zij gebruik maken van het toilet en daarbij hun onderbroek naar beneden hebben, bij welke video-opname(n) (onder meer) de ontblote billen en/of de schaamstreek van een of meer van die vrouw(en) en/of het schoonvegen/reinigen van de billen en/of van de schaamstreek door een of meer van die vrouw(en) zichtbaar is en/of op videoband is vastgelegd, en bestaande die feitelijkhe(i)d(en) uit het -terwijl die vrouwen op het toilet zitten/staan met hun broek naar beneden- het (heimelijk) bevestigen/hebben bevestigd van een (kleine) camera in de plafondlamp, althans het plafond, en/of een spiegel aan de muur van dat (dames)toilet en/of vervolgens filmen met die camera van onder meer naakte lichaamsdelen van die vrouwen;
art 246 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juni 2005 tot en met 18 oktober 2008 te Leiden, (telkens) gebruik makend van een daartoe aangebracht technisch hulpmiddel waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar was gemaakt, te weten een (verborgen) camera, bevestigd in een plafondlamp, althans in het plafond, van het (dames)toilet van zijn, verdachte's, restaurant, van een of meer (vrouwelijke) perso(o)n(en) te weten vrouwelijke personeelsleden en/of vrouwelijke klanten, aanwezig op een voor het publiek toegankelijke plaats, te weten het (dames)toilet van voornoemd restaurant, (telkens) wederrechtelijk (een) afbeelding(en) heeft vervaardigd;
art 441b Wetboek van Strafrecht
3. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van deze zaak en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Ten aanzien van de ontvankelijkheid van de officier van justitie constateert de rechtbank ambtshalve het volgende. Onder feit 2 is ten laste gelegd overtreding van artikel 441b van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Deze strafbepaling betreft een overtreding. Volgens artikel 70 Sr zoals dat sinds 1 februari 2008 geldt, vervalt het recht tot strafvordering in geval van een overtreding na drie jaren. Vóór 1 februari 2008 verviel het recht tot strafvordering na twee jaren.
Bij verandering van wetgeving na het tijdstip waarop het feit is begaan, dient de voor de verdachte meest gunstige bepaling te worden toegepast. De rechtbank zal daarom voor de periode van 1 juni 2005 tot 1 februari 2008 de verjaringstermijn van twee jaren hanteren. Dit heeft tot gevolg dat het recht tot strafvordering verjaard is voor de periode tot 1 februari 2008. Daarom zal de rechtbank de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaren voor de tenlastgelegde periode van 1 juni 2005 tot 1 februari 2008.
4. Het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte een verborgen videocamera in het damestoilet van zijn restaurant heeft opgehangen waarmee hij heimelijk opnames van het toiletbezoek van vrouwen heeft gemaakt en aldus de vrouwen heeft gedwongen ontuchtige handelingen te dulden.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat de bewezen verklaarde periode loopt van 1 oktober 2005 tot en met 18 oktober 2008.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde bepleit. Daartoe heeft de raadsman allereerst aangevoerd dat het verhoor bij de politie is afgenomen zonder tolk in de Italiaanse taal. Ter terechtzitting is evenmin een tolk aanwezig geweest. Verdachte is derhalve gehoord in een taal die hij onvoldoende machtig is en is daardoor onnodig in zijn verdediging geschaad. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat geen sprake was van ontuchtige handelingen. Weliswaar was de camera heimelijk gericht op de vrouwen, maar op de opnames waren hun geslachtsdelen niet te zien. Slechts de kruin, schouders en billen waren zichtbaar. Daarnaast had verdachte geen seksueel motief. Tot slot heeft de raadsman onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 13 juni 1995 (DD 95-387), aangevoerd dat er geen sprake was van ontuchtige handelingen noch van dwang omdat de gefilmde vrouwen niet hebben bemerkt dat zij gefilmd werden.
4.3 De beoordeling van de tenlastelegging(1)
De rechtbank gaat, gelet op de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting, uit van de volgende feiten.
Op 18 oktober 2008 meldden drie meisjes op het politiebureau dat er een camera zou hangen in het damestoilet van Pizzeria [pizzeria], gevestigd aan de [adres] te Leiden. Een van de meisjes had op het toilet een gaatje in de lamp aan het plafond gezien en bij nadere bestudering ontdekt dat er tussen lamp en plafond een camera bevestigd was. (2) De politie is vervolgens naar de pizzeria gegaan en trof daar verdachte, de eigenaar van het restaurant. Verdachte verklaarde dat hij drie jaar geleden een camera had opgehangen in het damestoilet omdat een van de personeelsleden daar cocaïne zou gebruiken. De politie is vervolgens met verdachte via een moeilijk begaanbare opslagruimte naar de tweede verdieping gegaan. Daar troffen zij in een hoek een televisie/video combinatie aan, twee losse videorecorders en drie kartonnen dozen met in totaal 96 videobanden. Voor de televisie stond een stoel. Door een dwars geplaatste kast waren deze voorwerpen vanaf de trap niet direct zichtbaar.(3) Op het damestoilet werd in de plafondlamp een camera met bedrading aangetroffen. (4) Deze bedrading was via de luchtbehandelingskanalen aangesloten op bovengenoemde televisie/video combinatie. De camera, de televisie/video combinatie, de videorecorders en de drie dozen met inhoud zijn inbeslaggenomen.(5) Volgens de politie reageerden de aanwezige personeelsleden zeer geschokt toen zij vernamen waarom de politie ter plaatse was gekomen. Allen verklaarden niet langer voor verdachte te willen werken.(6)
Een van de meisjes, die de politie over de camera had ingelicht, heeft op 22 oktober 2008 aangifte gedaan van feitelijke aanranding der eerbaarheid. Zij verklaarde toen onder meer: “Ik vind het een onveilig en naar idee dat iemand je zomaar kan filmen zonder dat je het weet.”. (7)
Op 22 oktober 2008 heeft [A], inspecteur van politie, vijftien van de 96 inbeslaggenomen videobanden willekeurig geselecteerd en een gedeelte van het opgenomen materiaal bekeken. (8) Het viel de verbalisant onder meer op dat geen enkele band was teruggespoeld en dat alle geselecteerde banden begonnen op het moment dat een vrouw gebruikmaakte van het toilet. Eén band heeft verbalisant naar de beginpositie teruggespoeld: daarop was alleen een lege toiletruimte te zien. Tot slot waren de geslachtsdelen van de vrouwen op geen enkele opname zichtbaar.
Op 24 april 2009 heeft [B], gecertificeerd zedenrechercheur, vijf willekeurig geselecteerde videobanden nader bekeken.(9) Op deze banden waren diverse opnamen te zien van verschillende volwassen vrouwen. Bij al deze vrouwen waren de ontblote billen en/of de al dan niet behaarde schaamstreek en/of het bij toiletbezoek behorend reinigingsritueel van bovenaf zichtbaar.
Op 8 december 2008 is verdachte tweemaal door de politie verhoord.(10) Hij heeft onder meer verklaard dat hij de camera 2,5 tot 3,5 jaar eerder had geïnstalleerd omdat een van zijn personeelsleden cocaïne zou gebruiken. In een van de eerste weken heeft hij één keer gezien dat de bewuste medewerkster iets in haar neus deed. (11) De band waarop dit te zien was, zou volgens hem tussen de andere banden zijn terechtgekomen. Hij heeft de medewerkster niet aangesproken op haar gedrag en zij is tot 18 oktober 2008 bij hem in dienst gebleven.(12) Na die ene keer heeft hij nooit meer op de videobanden enig drugsgebruik geconstateerd. Verdachte heeft in die tijd elke dag opgenomen en keek de banden meestal de volgende dag uit. Hij keek dan alleen of er personeel op stond. Soms zag hij wel eens strings van dames, maar daar keek hij gewoon overheen, dat deed hem niets. (13) De laatste opname heeft hij op 18 oktober 2008 gemaakt, de dag waarop de politie kwam.(14) Hij had tot slot in zijn zaak geen bordje hangen met de mededeling dat in het damestoilet sprake was van cameratoezicht.(15)
Anders dan de raadsman is de rechtbank allereerst van oordeel dat verdachte niet onnodig in zijn verdediging is geschaad doordat hij zonder tolk gehoord werd in een taal die hij onvoldoende machtig is. Bij zijn eerste verhoor heeft verdachte immers verklaard: “Ik versta u goed en ik begrijp de vraagstelling. Ik ben de Nederlandse taal machtig. Ik ben hier nu 28 jaar.”(16) Ook tijdens het onderzoek ter terechtzitting heeft de rechtbank kunnen vaststellen, dat verdachte de Nederlandse taal voldoende beheerst.
Wat betreft het standpunt van de verdediging dat er geen sprake was van ontuchtige handelingen omdat er geen geslachtsdelen te zien waren en verdachte geen seksueel motief had overweegt de rechtbank als volgt.
Op de door de politie bekeken videobeelden waren onder meer de ontblote billen en/of schaamstreek van verschillende vrouwen te zien. Nog daargelaten of de schaamstreek al dan niet tot het geslachtsdeel gerekend dient te worden, gaat het bij ontuchtige handelingen om handelingen van seksuele aard die in strijd zijn met de sociaal-ethische norm. De rechtbank is van opvatting dat het heimelijk filmen van de ontblote billen en schaamstreek van vrouwen die gebruik maken van het toilet, beschouwd moet worden als een handeling van seksuele aard die door de samenleving als ontuchtig wordt aangemerkt. Verder speelt het motief van verdachte geen rol bij de vraag of sprake is van ontuchtige handelingen; bepalend is naar het oordeel van de rechtbank of het slachtoffer door de handeling in haar seksuele schaamtegevoel wordt gekwetst en of dit ook in de maatschappij in het algemeen zo wordt gevoeld. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat uit de gebezigde bewijsmiddelen onomstotelijk is komen vast te staan dat de vrouwen die geconfronteerd werden met het feit dat zij mogelijk heimelijk gefilmd waren, daar bepaald niet van gediend waren. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat zij de verklaring van verdachte omtrent zijn motief ongeloofwaardig acht. Verdachte zou de camera hebben gebruikt om zijn personeel op drugsgebruik te controleren, maar heeft toen hij dat eenmaal inderdaad had geconstateerd, geen enkele actie ondernomen jegens de betrokken medewerkster noch heeft hij de opname zeker gesteld. Sterker nog, hij vond deze band niet zo belangrijk, omdat het al voor iedereen bekend was dat de betrokken medewerkster cocaïne gebruikte. Vervolgens is hij drie jaar doorgegaan met opnemen zonder nog een enkele keer drugsgebruik te constateren.
Wat betreft het standpunt van de verdediging dat er geen sprake was van dwang omdat de gefilmde vrouwen niet hebben bemerkt dat zij gefilmd werden overweegt de rechtbank als volgt.
Volgens de Hoge Raad kan van “door een (andere) feitelijkheid dwingen tot het dulden van ontuchtige handelingen als bedoeld in artikel 246 Sr” slechts sprake zijn als verdachte door die feitelijkheid opzettelijk heeft veroorzaakt dat het slachtoffer die handelingen tegen zijn of haar wil heeft geduld. In de onderhavige tenlastelegging is de feitelijkheid nader omschreven als “het heimelijk hebben bevestigd van een kleine camera in de plafondlamp van het damestoilet en vervolgens filmen met die camera van ondermeer naakte lichaamsdelen van die vrouwen”.
Allereerst dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of de vrouwen tegen hun wil gefilmd zijn. Door zich af te zonderen in een afgesloten toiletruimte van het restaurant, hebben de vrouwen naar het oordeel van de rechtbank aan een ieder, dus ook aan verdachte, op ondubbelzinnige wijze kenbaar gemaakt dat zij niet bekeken – laat staan gefilmd – willen worden op het moment dat zij hun behoefte doen.
Voorts heeft verdachte door bovenomschreven feitelijkheid naar het oordeel van de rechtbank opzettelijk veroorzaakt dat de vrouwen de ontuchtige handelingen tegen hun wil hebben moeten dulden. Door heimelijk opnames te maken van hun toiletbezoek en ontblote onderlijf heeft verdachte de vrouwen immers in een zodanige situatie gebracht dat zij zich niet tegen de ontuchtige handelingen konden verzetten.
In het door de raadsman aangehaalde arrest van de Hoge Raad van 13 juni 1995 ging het tot slot niet om “een andere feitelijkheid” maar om bedreiging met geweld. Het spreekt voor zich dat in het geval van bedreiging met geweld deze bedreiging vooraf kenbaar dient te zijn voor het slachtoffer om tot dwang te kunnen leiden. Bij de onderhavige feitelijkheid vormt de heimelijkheid daarentegen juist een essentieel onderdeel van die feitelijkheid.
Indien men op cameratoezicht was geattendeerd dan wel de camera duidelijk zichtbaar was geweest, waardoor de vrouwen bemerkt hadden dat zij gefilmd werden, waren zij immers niet gedwongen geweest deze opnames tegen hun wil te dulden omdat zij dan een keuzemogelijkheid hadden gehad. In het onderhavige geval heeft het daaraan ontbroken.
De rechtbank komt daarom tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten 1 en 2.
4.4 De bewezenverklaring
1.
hij in de periode van 1 oktober 2005 tot en met 18 oktober 2008 te Leiden, (telkens) door een feitelijkheid vrouwelijke personeelsleden en vrouwelijke bezoekers van zijn, verdachte's, restaurant, heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, (telkens) bestaande uit het maken van een video-opname van deze vrouwen terwijl zij gebruik maken van het toilet en daarbij hun onderbroek naar beneden hebben, bij welke video-opnamen de ontblote billen en/of de schaamstreek van een of meer van die vrouwen en/of het schoonvegen/reinigen van de billen en/of van de schaamstreek door een of meer van die vrouwen zichtbaar is en/of op videoband is vastgelegd, en bestaande die feitelijkheid uit het (heimelijk) hebben bevestigd van een (kleine) camera in de plafondlamp van dat (dames)toilet en vervolgens filmen met die camera van onder meer naakte lichaamsdelen van die vrouwen.
2.
hij in de periode van 1 februari 2008 tot en met 18 oktober 2008 te Leiden, (telkens) gebruik makend van een daartoe aangebracht technisch hulpmiddel waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar was gemaakt, te weten een (verborgen) camera, bevestigd in een plafondlamp van het (dames)toilet van zijn, verdachte's, restaurant, van vrouwelijke personeelsleden en vrouwelijke klanten, aanwezig op een voor het publiek toegankelijke plaats, te weten het (dames)toilet van voornoemd restaurant, (telkens) wederrechtelijk afbeeldingen heeft vervaardigd;
5. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
6. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
7. De straf
7.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem onder 1 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte ter zake van het hem onder 2 ten laste gelegde door de rechtbank wordt schuldig verklaard zonder oplegging van straf.
7.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ter zake van het onder 1 ten laste gelegde vrijspraak bepleit. De raadsman heeft daarnaast bepleit dat - indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt - de rechtbank rekening dient te houden met de negatieve publiciteit die verdachte reeds door de vervolging en berechting heeft ondervonden. Daardoor is sprake geweest van aanzienlijk omzetverlies in het restaurant van verdachte. Voorts hebben de raadsman en verdachte erop gewezen dat verdachte een eenmanszaak heeft en (meer dan) voltijds werkt. Een gevangenisstraf zou mogelijk tot een faillissement leiden.
7.3. Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft gedurende drie jaren heimelijk vrouwelijke personeelsleden en klanten gefilmd terwijl zij gebruik maakten van het damestoilet van zijn restaurant. Met deze ontuchtige handelingen heeft verdachte een aanzienlijke inbreuk gemaakt op de privacy van deze vrouwen en ze in hun seksuele schaamtegevoel aangetast. De vrouwen die het filmen na afloop hebben gemerkt waren allen bijzonder geschokt door de handelingen van verdachte. De rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk. De rechtbank heeft voorts acht geslagen op de justitiële documentatie van verdachte, waaruit blijkt dat hij eenmaal een transactie heeft voldaan voor rijden onder invloed. Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van het voorlichtingsrapport van 19 oktober 2009, opgemaakt door [reclasseringsmedewerker] van Reclassering Nederland.
De rechtbank zal verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen zoals gevorderd door de officier van justitie. Daarbij overweegt de rechtbank allereerst dat het sinds de aanvang van de strafzaak op 18 oktober 2008 - en volledig buiten het toedoen van verdachte - ruim anderhalf jaar geduurd heeft voordat de zaak ter terechtzitting kon worden behandeld. In het geval van verdachte klemt dat eens te meer omdat hij bij de aanvang van de strafzaak geconfronteerd werd met zeer veel negatieve publiciteit die tot gevolg had dat de omzet van zijn restaurant aanzienlijk daalde. Door de lange tussenliggende periode krijgt hij nu rondom de terechtzitting opnieuw met veel media-aandacht te maken. Dit leidt mogelijk opnieuw tot forse omzetdaling.
Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou in het geval van verdachte bovendien tot gevolg kunnen hebben dat de eenmanszaak van verdachte failliet gaat. De rechtbank acht dit gevolg disproportioneel. Daarbij neemt de rechtbank tot slot ook in aanmerking dat de bewezenverklaarde ontuchtige handelingen van verdachte weliswaar ernstig zijn en een enorme inbreuk hebben gemaakt op de privacy van de vrouwen die bij verdachte in het restaurant gebruik maakten van het toilet, maar vanwege de aard - namelijk het passief dulden van ontuchtige handelingen die niet bestaan uit het aanraken van het lichaam - niet zodanig zijn dat zij een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen.
Daarentegen acht de rechtbank een voorwaardelijke vrijheidsstraf wel op zijn plaats, nu verdachte - zoals op de zitting is gebleken en in voornoemd voorlichtingsrapport is te lezen - weinig besef heeft omtrent de laakbaarheid van zijn gedragingen. De voorwaardelijke vrijheidsstraf strekt er mede toe om verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst wederom aan strafbare feiten schuldig te maken. Daarnaast zal de rechtbank verdachte een werkstraf en voor de overtreding een geldboete opleggen.
8. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 24, 24c, 57, 62, 246 en 441b van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9. De beslissing
De rechtbank,
verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk voor de onder feit 2 tenlastegelegde periode van 1 juni 2005 tot 1 februari 2008;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2:
gebruik makende van een daartoe aangebracht technisch hulpmiddel waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze is kenbaar gemaakt, van een persoon, aanwezig op een voor het publiek toegankelijke plaats, wederrechtelijk een afbeelding vervaardigen, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte ten aanzien van feit 1 tot:
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van 100 (honderd) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van 50 (vijftig) DAGEN;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) MAANDEN;
bepaalt, dat die straf niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 (twee) jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 2 tot:
een geldboete van € 1000,-- (duizend);
bepaalt dat de geldboete bij gebreke van betaling en verhaal zal worden vervangen
door hechtenis voor de tijd van 20 (twintig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mrs. S.W.E. de Ruiter, voorzitter,
M.T. Renckens en E.C.M. Bouman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R. Moese, griffier.
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 augustus 2010.
1 Waar hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door een of meer daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bladzijden betreft dit de bladzijden van het doorgenummerde proces-verbaal van politie Hollands Midden PL1644/08-206100 (bladzijde 10 t/m 86).
2 Proces-verbaal van bevindingen, blz. 10.
3 Proces-verbaal van bevindingen, blz. 10-12
4 Proces-verbaal van bevindingen, blz. 30.
5 Proces-verbaal van bevindingen, blz. 12, blz. 15-16 en kennisgeving van inbeslagneming blz. 19-29.
6 Proces-verbaal van bevindingen, blz. 17.
7 Proces-verbaal van bevindingen, blz. 62.
8 Proces-verbaal van bevindingen, blz. 68.
9 Proces-verbaal van bevindingen, blz. 83-85.
10 Proces-verbaal van verhoor, blz. 70-75 en proces-verbaal van verhoor blz. 76-78.
11 Proces-verbaal van verhoor, blz. 73.
12 Proces-verbaal van verhoor, blz. 77 en eigen verklaring van verdachte ter terechtzitting.
13 Proces-verbaal van verhoor, blz. 74.
14 Proces-verbaal van verhoor, blz. 76.
15 Proces-verbaal van verhoor, blz. 77
16 Proces-verbaal van verhoor, blz. 70.