ECLI:NL:RBSGR:2010:BN5087
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- C.W. de Wit
- A.W. Spee
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot doorhaling van akte van inschrijving van echtscheidingsbeschikking
In deze zaak heeft de man verzocht om de doorhaling van de akte van inschrijving van een rechterlijke uitspraak, die was ingeschreven in het register van echtscheidingen. De vrouw heeft verweer gevoerd en stelde dat het verzoek van de man nietig was, omdat niet voldaan zou zijn aan de eisen van artikel 278 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Subsidiair betoogde zij dat de man wel degelijk zijn handtekening had gezet onder de akte van berusting en dat hij geen belang had bij de doorhaling van de akte.
De rechtbank heeft de stelling van de vrouw dat het verzoekschrift nietig was, gepasseerd, omdat uit de stukken voldoende bleek waar de man feitelijk verblijft. De rechtbank constateerde dat de akte van berusting niet op correcte wijze was gelegaliseerd en dat de echtscheidingsbeschikking niet op de voorgeschreven wijze aan de man was betekend. Hierdoor kon de rechtbank niet vaststellen dat de handtekening op de akte van berusting daadwerkelijk afkomstig was van de man.
De rechtbank oordeelde dat het vereiste van ondubbelzinnigheid meebrengt dat de rechter zich terughoudend moet opstellen bij het aannemen van berusting, gezien de ingrijpende gevolgen die daaraan verbonden zijn. De echtscheidingsbeschikking was derhalve niet in kracht van gewijsde gegaan en had niet ingeschreven mogen worden in de registers van de burgerlijke stand. De rechtbank heeft het verzoek van de man tot doorhaling van de akte van inschrijving toegewezen, met de overweging dat de man een rechtmatig belang heeft bij het voorkomen van onjuiste gegevens in de registers van de burgerlijke stand.