Sector civiel recht - voorzieningenrechter
Vonnis in kort geding van 17 augustus 2010,
gewezen in de zaak met zaak- / rolnummer: 369507 / KG ZA 10-794 van:
[eiser],
thans verblijvende in het Forensisch Psychiatrisch Centrum [D.] te [E.],
eiser,
advocaat mr. E.G.J. Hendriksen te Zwolle,
De Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie),
zetelende te 's-Gravenhage,
gedaagde,
advocaat mr. J. Bootsma te 's-Gravenhage.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als 'eiser' en 'gedaagde'.
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 4 augustus 2010 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
1.1. Bij vonnis van 30 juli 1996 van de rechtbank 's-Hertogenbosch is eiser veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden ter zake van ontucht met een minderjarige, waarbij eiser de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege is opgelegd.
1.2. Bij besluit van 28 november 1997 van de Minister van Justitie (hierna: de Minister) is besloten dat eiser geplaatst zal worden in [A] (hierna: [A.]) te [B.].
1.3. Sinds eind februari 2007 is eiser geplaatst - op basis van een tbs-inkoopconstructie - in een woonvoorziening van de Stichting Philadelphia aan de [adres] te [C.].
1.4. Bij brief van 8 april 2009 is de directeur van [A.] door de Staatssecretaris van Justitie gemachtigd om eiser proefverlof te verlenen. De machtiging is geldig voor de duur van een jaar.
1.5. Bij beslissing van 4 september 2009 van de rechtbank 's-Hertogenbosch is de terbeschikkingstelling van eiser verlengd voor de duur van een jaar.
1.6. Nadat in de woonvoorziening van de Stichting Philadelphia een incident had plaatsgevonden waarbij er volgens [A.] sprake was van seksueel grensoverschrijdend gedrag van eiser heeft de (plaatsvervangend) directeur van [A.] op 14 september 2009 het verlof van eiser ingetrokken. Eiser is daarop teruggeplaatst naar - een intramurale setting - [A.].
1.7. In het kader van het recht op een tweede behandelpoging is eiser aangeboden aan een tweede behandelkliniek. Bij besluit van 15 maart 2010 heeft de Minister besloten tot plaatsing van eiser in het Forensisch Psychiatrisch Centrum [D.] (hierna: [D.]) te [E.]. Eiser is voorafgaand aan dit besluit gehoord en heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen de overplaatsing.
1.8. Bij brief van 23 maart 2010 heeft de algemeen directeur van [D.] de Minister bericht dat eiser op 18 maart 2010 in [D.] is opgenomen.
1.9. In een regulier verlengingsadvies - bij brief van 10 juni 2010 uitgebracht aan de Minister door de algemeen directeur van [D.] - wordt de Minister geadviseerd om de terbeschikkingstelling met twee jaar te verlengen.
2. De vordering, de gronden daarvoor en het verweer
2.1. Eiser vordert na eiswijziging - zakelijk weergegeven - gedaagde te veroordelen om op straffe van een dwangsom:
primair: eiser onmiddellijk in vrijheid te stellen;
subsidiair: binnen twee weken na betekening van dit vonnis het proefverlof van eiser te (doen) hervatten en eiser te (doen) plaatsen op [adres], althans op een vergelijkbare locatie;
meer subsidiair: onmiddellijk aan de advocaat van eiser te (doen) geven alle bescheiden waarover Booschoord beschikt of beschikt heeft met betrekking tot de beweerde incidenten die aanleiding vormden voor intrekking van het proefverlof en voor terugplaatsing naar een intramurale setting.
2.2. Daartoe voert eiser onder meer het volgende aan.
[A.] heeft het proefverlof van eiser ingetrokken op basis van beweerde incidenten betreffende seksueel overschrijdend gedrag. Het is eiser thans - driekwart jaar na voornoemde maatregel - niet duidelijk waar [A.] de maatregel op heeft gebaseerd anders dan op beschuldigingen. Ondanks herhaalde verzoeken daartoe aan Bosschoord en het Openbaar Ministerie wordt eiser niet nader geïnformeerd. Daarbij komt dat eiser
- ondanks zijn bezwaren tegen de maatregel - nimmer is gehoord door [A.].
Gedaagde handelt bij de tenuitvoerlegging van de maatregel van terbeschikkingstelling onrechtmatig jegens eiser nu hij al geruime tijd in zijn vrijheid wordt beknot zonder dat daar een redelijke grond voor aanwezig is. Eiser lijdt hierdoor schade.
2.3. Gedaagde voert gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
3. De beoordeling van het geschil
3.1. Eiser heeft aan zijn vorderingen ten grondslag gelegd dat gedaagde bij de tenuitvoerlegging van de tbs-maatregel onrechtmatig jegens hem handelt, nu hij wordt beknot in zijn vrijheid zonder dat daartoe een redelijke grond aanwezig is. Daarmee is in zoverre de bevoegdheid van de burgerlijke rechter - thans de voorzieningenrechter in kort geding - tot kennisneming van de vorderingen gegeven.
3.2. Ter beoordeling staat de primaire vordering, welke strekt tot onmiddellijke invrijheidstelling van eiser met als doel - zoals ter zitting naar voren is gekomen - opheffing van de huidige onrechtmatige situatie. Vooropgesteld wordt dat - conform het wettelijke systeem - het opleggen, verlengen en beëindigen van de maatregel tot terbeschikkingstelling aan de strafrechter is voorbehouden. Gedaagde is vervolgens verplicht voornoemde maatregelen ten uitvoer te leggen. De voorzieningenrechter overweegt dat toewijzing van de primaire vordering de facto erop neer komt dat het wettelijke systeem wordt doorkruist. In ogenschouw dient te worden genomen dat plaatsing in een tbs-kliniek door de strafrechter wordt opgelegd met als doel de maatschappij tegen recidive te beschermen. Dit betekent dat invrijheidstelling in beginsel maatschappelijk niet verantwoord moet worden geacht en in strijd komt met de (onherroepelijke) rechterlijke beslissing waarbij de maatregel tot plaatsing in een tbs-kliniek is opgelegd. Het voorgaande leidt ertoe dat de primaire vordering van eiser dient te worden afgewezen.
3.3. Volledigheidshalve merkt de voorzieningenrechter nog op dat de vordering van eiser al niet kan worden toegewezen nu deze vordering - als zijnde schadevergoeding in een andere vorm dan betaling van een geldsom - niet in proportie is. De gevorderde invrijheidstelling reikt immers verder dan de intrekking van het proefverlof en de terugplaatsing in een intramurale setting.
3.4. Ten aanzien van de subsidiaire vordering van eiser, strekkende tot hervatting van het proefverlof en herplaatsing in een extramurale setting, overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Conform het bepaalde in artikel 51 lid 1 van de Beginselenwet verpleging terbeschikkingstelling (hierna: Bvt) kan het hoofd van de inrichting met machtiging van de Minister de terbeschikkinggestelde proefverlof verlenen. Het artikel bepaalt dat deze bevoegdheid alleen bestaat indien de uit de stoornis van de geestvermogens voortvloeiende gevaarlijkheid van de terbeschikkinggestelde voor de veiligheid van anderen dan de terbeschikkinggestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen dusdanig is teruggebracht dat het verantwoord is hem bij wijze van proef in de maatschappij te doen terugkeren. Voornoemd artikel is nader uitgewerkt in artikel 54 lid 1 van het Reglement verpleging terbeschikkinggestelde waaruit volgt dat het hoofd van de inrichting de Minister schriftelijk moet verzoeken om een machtiging tot het verlenen van proefverlof.
3.5. Met gedaagde is de voorzieningenrechter van oordeel dat - conform het wettelijke systeem - slechts aan het hoofd van de inrichting de bevoegdheid toekomt een machtiging tot het verlenen van verlof aan de Minister te vragen en dat het na verlening van deze machtiging aan het hoofd van de inrichting is daar al dan niet gebruik van te maken. Daarbij komt dat de bij brief van 8 april 2009 door de Minister verstrekte machtiging tot het verlenen van proefverlof thans is verlopen daar deze machtigingen voor de duur van een jaar gelden. Het betoog van eiser dat het wettelijk systeem zich niet verzet tegen een ambtshalve verlofverlening is niet met kracht van argumenten onderbouwd. Nu het wettelijk systeem noch de praktijk de mogelijkheid kent tot het ambtshalve verlenen van machtigingen dient de subsidiaire vordering te worden afgewezen.
3.6. Tot slot wordt met betrekking tot de meer subsidiaire vordering, strekkende tot het (doen) afgeven van alle bescheiden betrekking hebbend op het intrekken van het proefverlof en de terugplaatsing in een intramurale setting, het volgende overwogen. Zoals gedaagde terecht aanvoert is [A.], de instantie die voormelde maatregelen heeft genomen, geen procespartij in deze procedure. Dat gedaagde bij de tenuitvoerlegging van de terbeschikkingstelling Bosschoord heeft ingeschakeld doet hier niet aan af. Daar komt bij dat eiser het bestaan van de bescheiden waarvan hij afgifte vordert tegenover het verweer van gedaagde onvoldoende heeft onderbouwd.
3.7. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vorderingen van eiser zullen worden afgewezen. Eiser zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
- wijst de vorderingen af;
- veroordeelt eiser in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van gedaagde begroot op € 1079,--, waarvan € 816,-- aan salaris advocaat en € 263,-- aan griffierecht;
- verklaart dit vonnis ten aanzien van de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.Th. Nijhuis en in het openbaar uitgesproken op 17 augustus 2010.