Parketnummers 09/757359-10 en 09/900925-06 (TUL)
Datum uitspraak: 6 september 2010
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende tussenvonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [datum] 1962,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting "Haaglanden - Zoetermeer" te Zoetermeer.
De terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 31 mei en 23 augustus 2010.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. M.A. Westendorp, advocaat te 's-Gravenhage, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr. T. Berger heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem onder 1 primair en 2 tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht en dat aan hem de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging wordt opgelegd.
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de vordering tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank d.d. 1 maart 2007 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd -na wijziging van de ten laste legging ter terechtzitting- dat:
hij op of omstreeks 22 februari 2010 te 's- Gravenhage, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg:
- een benzine, althans een brandbare stof over die [slachtoffer] heeft gegoten, althans die [slachtoffer] in aanraking heeft gebracht met een brandbare vloeistof, en/of
- een benzine, althans een brandbare stof in aanraking heeft gebracht met een brandende aansteker/sigaret, althans met open vuur,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 februari 2010 te 's-Gravenhage aan [slachtoffer] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel (te weten: tweede en derde graads brandwonden op hoofd en/of lichaam), heeft toegebracht, door opzettelijk en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg:
- een benzine, althans een brandbare stof over die [slachtoffer] te gieten, althans die [slachtoffer] in aanraking te brengen met een brandbare vloeistof, en/of
- een benzine, althans een brandbare stof in aanraking te brengen met een brandende aansteker/sigaret, althans met open vuur,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 303 lid 1 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 februari 2010 te 's-Gravenhage roekeloos, althans grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of nalatig:
- [slachtoffer] in aanraking heeft gebracht met een benzine, althans een brandbare stof en/of
- een benzine, althans een brandbare stof in aanraking heeft gebracht met een brandende aansteker/sigaret, althans open vuur,
waardoor het aan zijn schuld te wijten is geweest dat die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel (te weten: tweede en derde graads brandwonden op hoofd en/of lichaam) heeft bekomen;
art 308 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 22 februari 2010 te 's-Gravenhage opzettelijk brand heeft gesticht in een woning ( aan de [adres]), immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk een benzine, althans een brandbare stof in aanraking gebracht met een brandende aansteker/sigaret, althans open vuur, ten gevolge waarvan brand is ontstaan, terwijl daarvan levensgevaar, althans gevaar voor zwaar lichamelijk letsel, voor [slachtoffer] en/of een of meer bewoner(s) van omliggende woningen en/of gemeen gevaar voor goederen te duchten was;
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Heropening en schorsing van het onderzoek ter terechtzitting
Na de sluiting van het onderzoek is onder de beraadslaging gebleken dat het onderzoek niet volledig is geweest.
Ter terechtzitting van 23 augustus 2010 heeft de officier van justitie onder meer gevorderd dat aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging wordt opgelegd.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Pro Justitia rapport, d.d. 21 juli 2010 van J.A. Westendorp, psychiater, waarin deze stelt dat vanwege de ontkennende houding van verdachte geen uitspraak gedaan kan worden over de toerekeningsvatbaarheid van verdachte voor wat betreft het "opzet-scenario" (de primair respectievelijk subsidiair tenlastegelegde poging tot moord dan wel zware mishandeling, en de onder 2 tenlastegelegde brandstichting met gevaar voor goederen en personen)
De rechtbank is van oordeel dat zij aldus te weinig inzicht heeft in de psychische gesteldheid van verdachte ten tijde van deze tenlastegelegde feiten, voor zover bewezen. Zij concludeert dan ook dat zij ook geïnformeerd dient te worden over de toerekeningsvatbaarheid voor zover het betreft de onder 1 primair en subsidiair en onder 2 tenlastegelegde feiten en acht nader onderzoek daaromtrent geïndiceerd. Om dit te bewerkstelligen zal zij dan ook vragen opgeven die aan de hand van een te geven hypothese dienen te worden beantwoord in een op te stellen aanvullende rapportage.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het Pro Justitia rapport d.d. 6 juli 2010 van prof. dr. J.J. Baneke, klinisch en forensisch psycholoog, waarin deze stelt over onvoldoende informatie te beschikken om een advies te geven over het opleggen van de TBS maatregel.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank zich zowel omtrent de persoon van de verdachte als - in geval van veroordeling - over de op te leggen straf of maatregel, niet voldoende ingelicht. De rechtbank acht het noodzakelijk dat alsnog over verdachte aanvullend wordt gerapporteerd.
Daarom zal het onderzoek worden heropend en geschorst.
De stukken zullen in handen van de officier van justitie worden gesteld, opdat deze betreffende de verdachte een aanvullend psychologisch en een aanvullend psychiatrisch rapport laat uitbrengen, waarin in ieder geval de volgende vragen dienen te worden beantwoord:
Naar aanleiding van de beantwoording van de vraag - Beïnvloedde de eventuele ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens onderzochtes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het tenlastegelegde (zodanig dat dit mede hieruit verklaard kan worden)? - verzoekt de rechtbank de beantwoording van deze vraag uit te breiden en de vraag eveneens te beantwoorden, uitgaande van de onder 1 primair en subsidiair, en onder 2 tenlastegelegde feiten (kort gezegd: het opzettelijk in brand steken van het slachtoffer, met het opzet haar te doden dan wel haar zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, en het opzettelijk brandstichten met gevaar voor goederen en personen), en daarbij in het bijzonder aandacht te besteden aan de vraag of oplegging van TBS in geval van bewezenverklaring van het opzetscenario aanbeveling verdient.
Nu verdachte deze feiten ten stelligste ontkent verzoekt de rechtbank daarbij uit te gaan van het volgende delictscenario, in het dossier ook wel aangeduid als hypothese 2:
Hypothese 2 (lezing slachtoffer):
Slachtoffer stond in de keuken tegen (en met haar gezicht naar) het aanrecht. Verdachte ging naast het slachtoffer (links van haar) staan. Slachtoffer draaide naar hem toe. Verdachte gooide met de jerrycan benzine over haar hoofd, gezicht, handen en benen. Verdachte uitte de woorden "En nu maak ik je dood". Daarna stak hij met een aansteker (in zijn rechterhand) de benzine bij haar hoofd in brand.
De rechtbank acht het tevens wenselijk dat beide deskundigen op de nader te bepalen terechtzitting zullen worden gehoord en zal daartoe hun oproeping bevelen.
heropent en schorst het onderzoek en beveelt dat het onderzoek zal worden hervat op een nader te bepalen terechtzitting;
stelt de stukken in handen van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, teneinde uitvoering te geven aan hetgeen in dit tussenvonnis is beslist;
beveelt de oproeping van de deskundigen drs. J.A. Westendorp, psychiater, en prof. dr. J.J. Baneke, klinisch en forensisch psycholoog, beiden p/a NIFP, Oranjestraat 10, Den Haag, tegen het tijdstip van een nader te bepalen terechtzitting;
beveelt de oproeping van de verdachte tegen het tijdstip van die nader te bepalen terechtzitting;
beveelt de kennisgeving aan de raadsman van de verdachte van het tijdstip van die nader te bepalen terechtzitting.
De rechtbank schorst het onderzoek voor een langere dan de in artikel 282, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering gestelde termijn van een maand, doch voor niet langer dan drie maanden, om de klemmende reden dat de bedoeld onderzoek niet binnen een maand kan worden voltooid.
Dit tussenvonnis is gewezen door
mrs E. Rabbie, voorzitter,
C.M. Cichowski-van der Kleijn en R. van Zeijst-Repelaer van Driel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr A.J. van Zelst, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 september 2010.