RECHTBANK ‘s-GRAVENHAGE
Nevenzittingsplaats Assen
Sector Bestuursrecht
Vreemdelingenkamer
Uitspraak van de rechtbank van 27 juli 2010
[eiser],
geboren op [geboortedatum] 1963,
van Syrische nationaliteit,
IND-dossiernummer: [nummer 1],
V-nummer: [nummer 2],
eiser,
gemachtigde: mr. C.K.E.E. Fuhler, advocaat te Emmen,
de Minister van Justitie, voorheen de Staatssecretaris van Justitie,
(Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND)),
te 's-Gravenhage,
verweerder,
gemachtigde: mr. E.B. Rijpma, ambtenaar bij de IND.
Procesverloop
Op 5 november 2004 heeft eiser een aanvraag gedaan tot verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) met als doel ‘beperking conform beschikking Minister’ .
Bij besluit van 15 november 2005 heeft verweerder deze aanvraag niet ingewilligd.
Bij besluit van 16 juli 2009 heeft verweerder het tegen dit besluit gerichte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij beroepschrift van 12 augustus 2009 heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank tegen dit besluit. De gronden van het beroep zijn ingediend op 10 september 2009, 30 maart 2010 en op 5 juli 2010. De griffier heeft de van verweerder ontvangen stukken aan eiser gezonden en hem in de gelegenheid gesteld nadere gegevens te verstrekken. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden ter zitting van 15 juli 2010. Eiser is daarbij verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen.
Motivering
In geschil is de vraag of verweerder zich op juiste gronden op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 14, eerste lid, Vw 2000.
Verweerder heeft de aanvraag afgewezen. Niet in geschil is dat eiser niet beschikt over een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv).
Allereerst heeft eiser aangevoerd dat verweerder het besluit niet op een zorgvuldige wijze heeft genomen. Er is sprake van schending van de hoorplicht. Het horen had eventueel op locatie gekund dan wel er hadden schriftelijke vragen kunnen worden gesteld.
De rechtbank is van oordeel dat deze beroepsgrond faalt. Niet in geschil is dat eiser heeft afgezien van het recht om tijdens een hoorzitting gehoord te worden. Uit het verslag van de op 15 januari 2009 gehouden hoorzitting, waar een familielid van eiser wel aanwezig was, heeft de voorzitter de gemachtigde in de gelegenheid gesteld om binnen een termijn van twee weken na de hoorzitting aanvullende informatie omtrent de gezondheidsituatie van eiser toe te sturen. Van belang is dat de verschillende dossiers samenhang vertonen en dat verweerder tijdens de hoorzitting met dit andere familielid de positie van eiser aan de orde kon stellen. Kennelijk heeft de gemachtigde van eiser geen aanleiding gezien na deze hoorzitting nog aanvullende informatie te overleggen. Dat deze gang van zaken van de zijde van verweerder onzorgvuldig is, volgt de rechtbank niet.
Teneinde te kunnen vaststellen of eiser op grond van artikel 17, eerste lid, onder c van de Vw 2000 dient te worden vrijgesteld van het mvv-vereiste omdat hij niet kan reizen is het BMA geraadpleegd. Uit het advies van 27 september 2005 is gebleken dat eiser het syndroom van Down heeft. Als gevolg hiervan is hij volledig afhankelijk van zorg van derden (mantelzorg). Volledig zelfstandig functioneren in het dagelijks leven is gezien de aard van de medische problematiek niet mogelijk. Eiser ondergaat blijkens het advies van de medisch adviseur van 27 september 2005 geen structurele behandeling. Een medische noodsituatie op korte termijn behoeft niet te ontstaan, hoewel de medisch adviseur heeft vastgesteld dat los van medische behandelingsaspecten zelfverwaarlozing kan optreden als mantelzorg ontbreekt. Eiser wordt in staat geacht te reizen. Er zijn wel aanwijzingen dat enige medische voorziening voor, tijdens en na de reis noodzakelijk is gelet op de beperkte intellectuele vermogens van eiser.
Volgens vaste jurisprudentie is een aan de afwijzing ten grondslag gelegd advies van het BMA een deskundigenadvies aan verweerder ten behoeve van de uitoefening van diens bevoegdheden. Daartoe dient het op onpartijdige, objectieve en inzichtelijke wijze informatie te verschaffen.
Eiser heeft aangevoerd dat verweerder zich niet op dit inmiddels verouderde BMA-advies heeft mogen baseren en stelt dat door middel van een nieuw medisch onderzoek via het BMA onderzocht had moeten worden of de situatie van eiser verslechterd is en of de medische situatie in Syrië veranderd is in die vier jaar. Eiser verwijst hierbij naar de voortgangsrapportage van mevrouw [...] van augustus 2009 waaruit blijkt dat eiser veel zorg nodig heeft. Eisers neef kan wel enige zorg bieden, maar niet voldoende.
Verweerder heeft naar voren gebracht dat eisers neef ter zitting van de hoorcommissie op 15 januari 2009 heeft verklaard dat de situatie van zijn neef sinds september 2005 niet veranderd is. Nu eiser noch zijn gemachtigde heeft aangevoerd dat er sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden met betrekking tot de medische situatie van eiser, is verweerder van oordeel dat hij zich op het ‘oude’ BMA-advies heeft mogen baseren.
Verweerder heeft hierbij ook naar voren gebracht dat eiser samen met zijn moeder en neef terugkeert naar Syrië.
De rechtbank overweegt dat het BMA-advies waar het bestreden besluit op rust, dateert van september 2005 en ten tijde van het bestreden besluit bijna vier jaar oud was. Nu eiser het syndroom van Down heeft en zijn medische situatie een belangrijk element is geweest in de oordeelsvorming had verweerder naar het oordeel van de rechtbank niet mogen volstaan met dit oude BMA-advies. In deze situatie is het niet primair aan eiser om te beargumenteren dat zijn medische omstandigheden zijn gewijzigd maar brengt een zorgvuldige besluitvorming mee dat verweerder onderzoekt of het BMA-advies nog actueel is. Verweerder had niet mogen afgaan op de enkele mededeling van eisers neef, medisch immers niet deskundig, dat de situatie van eiser stabiel is.
Dit betekent dat verweerder het bestreden besluit niet op de BMA-advisering heeft kunnen baseren. Het beroep dient in zoverre gegrond te worden verklaard.
Hetgeen eiser heeft aangevoerd over mogelijke strijd met artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden, hoeft in verband met het voorgaande geen bespreking meer.
Voor zover eiser asielgerelateerde gronden naar voren heeft gebracht, falen deze in verband met de aard van de onderhavige aanvraag.
Het beroep is, gelet op het voorgaande, gegrond. Het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat aanleiding. Deze wordt begroot op € 644,--. Tevens zal verweerder het betaalde griffierecht dienen te vergoeden.
-verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
-draagt verweerder op opnieuw te beslissen op bezwaar met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
-wijst de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon om het betaalde griffierecht ad € 150,-- aan eiser te vergoeden;
-veroordeelt verweerder in de proceskosten ad € 644,-- onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als rechtspersoon die deze kosten aan eiser moet voldoen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. Wentholt, rechter, bijgestaan door mr. S. Derks, griffier.
In het openbaar uitgesproken op 27 juli 2010
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van “hoger beroep vreemdelingenzaken”, postbus 16113, 2500 BC te ’s-Gravenhage. In gevolge artikel 85 Vw 2000 dient het beroepschrift één of meer grieven tegen de uitspraak te bevatten. Artikel 6:6 Awb is niet van toepassing.