ECLI:NL:RBSGR:2010:BN8619

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
24 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
375072 / KG ZA 10-1094
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • P.A. Koppen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vorderingen tot opheffing of schorsing van detentie van eiseres in kort geding

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage op 24 september 2010 uitspraak gedaan in een kort geding waarin eiseres, die in detentie verblijft, vorderingen heeft ingediend tot opheffing of schorsing van haar detentie. Eiseres, die eerder door het gerechtshof te 's-Hertogenbosch was veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien maanden, heeft een gratieverzoek ingediend dat is afgewezen. In haar vordering stelt eiseres dat zij lijdt aan psychische en lichamelijke klachten die haar detentieongeschikt maken. Ze voert aan dat de medische zorg in de penitentiaire inrichting onvoldoende is en dat zij niet adequaat wordt behandeld. De Staat heeft gemotiveerd verweer gevoerd en betwist dat eiseres detentieongeschikt is. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er al een medisch onderzoek naar de detentie(on)geschiktheid van eiseres heeft plaatsgevonden en dat er geen redenen zijn om aan de deskundigheid van de betrokken psychiaters te twijfelen. De rechter heeft geoordeeld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat haar in detentie niet de nodige zorg kan worden geboden. De vorderingen van eiseres zijn afgewezen, en zij is veroordeeld in de kosten van het geding.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: 375072 / KG ZA 10-1094
Vonnis in kort geding van 24 september 2010
in de zaak van
[eiseres]
gedetineerd te [plaats],
eiseres,
advocaat mr. K.R. Koopman te Utrecht,
tegen:
de Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie),
zetelend te 's-Gravenhage,
gedaagde,
advocaat mr. E.C. Gijselaar te 's-Gravenhage.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als '[eiseres]' en 'de Staat'.
1. De feiten
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 17 september 2010 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
1.1. Op 9 april 2008 is [eiseres] door het gerechtshof te 's-Hertogenbosch veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden. Het arrest is op 17 maart 2009 onherroepelijk geworden.
1.2. Op 8 juli 2009 heeft [eiseres] een gratieverzoek ingediend. Dit verzoek is bij brief van 21 september 2009 afgewezen.
1.3. Op 14 juli 2010 is eiseres aangehouden. Zij verblijft thans in de [penitentiaire inrichting]
1.4. Op 31 augustus 2010 heeft de heer H. de Jong, psychiater/psychoanalyticus (hierna: 'De Jong'), schriftelijk onder meer het volgende aan de raadsman van [eiseres] meegedeeld:
"Op Uw verzoek onderzocht ik Uw cliënte [eiseres], geboren [geboortedatum 1970], thans verblijvende in [penitentiaire inrichting] (...)
Beschouwing
Het psychiatrisch beeld maakt het onmogelijk de familieachtergrond en de levensgeschiedenis op te nemen. De speciële anamnese vermeldt een eerdere ervaring met zwarte magie met als gevolg een psychische ontregeling. Dat kan zijn, maar meer waarschijnlijk is dat de detentie vroegere psychose pathologie reactiveert en moet zwarte magie gezien worden als een uiting van paranoïdie. De speciële anamnese vermeldt en suïcidale instelling tijdens vorige detentie met snijden in haar linker pols waarvan de littekens duidelijk zichtbaar zijn. Ook thans is sprake van preoccupatie met de dood. Cliënte is extreem angstig. Mogelijk beleeft zij de scheiding van haar twintig maanden oude kind als een soort doodservaring. Zij grijpt voortdurend naar haar buik, waarbij verlatingsangsten en pijn wordt ervaren. Cliënte is twaalf á dertien kilo afgevallen en weegt nog 49 kilo.
Ondergetekende heeft enige forensische psychiatrische ervaring opgedaan met zigeuners en weet dat zij klachten theatraal kunnen brengen. Dit beeld is van een andere orde en overstijgt manipulerend gedrag. Cliënte is extreem angstig, hallucineert en is gepreoccupeerd met doodgaan wat een voorbode kan zijn van een suïcide. Zij kan echter niet alleen in een cel verkeren waardoor verblijf in een gestripte cel het gevaar alleen maar verplaatst. Ondergetekende vindt cliënte detentie ongeschikt!
Advies
Indien mogelijk zo spoedig mogelijk uit detentie zodat zij herenigd kan worden met haar gezin. Dit is vanuit psychiatrisch oogpunt bekeken de meest efficiënte wijze van herstel en voorkomen van blijvende psychische schade. Zij moet dan ambulant worden behandeld.
Uiteraard moet cliënte adequate medicatie krijgen.
Second best is een klinisch psychiatrische behandeling in een kliniek waar zij in een open separeer met humane begeleiding en adequate behandeling uit haar psychose zou kunnen komen, volgens in de Geestelijke Gezondheidszorg geldende richtlijnen."
1.5. Op 10 september 2010 is [eiseres] overgeplaatst naar een andere afdeling van de [penitentiaire inrichting]
1.6. De heer W. de Boer, forensisch psychiater (hierna: 'De Boer'), heeft op 16 september 2010 schriftelijk bericht dat [eiseres] vooralsnog niet detentieongeschikt is te noemen en dat er voldoende zorg is op de afdeling waar zij nu verblijft.
1.7. Bij brief van 16 september 2010 heeft de medisch adviseur van de Staat haar visie gegeven op de medische situatie van [eiseres]. In deze brief staat onder meer vermeld:
"Voor wat betreft haar psychiatrisch ziektebeeld is er sprake van een situatie die veel aandacht en zorg vraagt van haar omgeving. De behandelend psychiater heeft voorgesteld betrokkene naar een andere afdeling te laten overplaatsen, hetgeen patiënte graag wil, in verband met het feit dat daar een mevrouw verblijft die dezelfde culturele achtergrond heeft.
Deze overplaatsing heeft inmiddels plaatsgevonden en patiënte heeft hierop gunstig gereageerd, volgens de psychiater die haar op 15 september samen met een collega heeft gezien.
Mocht het psychiatrische toestandsbeeld hierop toch niet verder verbeteren, dan kan worden overwogen patiënte over te plaatsen naar een Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) of haar op grond van artikel 15 lid 5 van de Penitentiaire Beginselenwet over te plaatsen naar een GGZ-instelling. Momenteel lijkt dit echter (nog) niet nodig te zijn. (...)
Concluderend kan ik stellen dat binnen Justitie er voldoende mogelijkheden bestaan om patiënte de juiste behandeling en opvang te bieden. Er is daardoor geen reden om patiënte detentieongeschikt te verklaren."
2. Het geschil
2.1. [eiseres] vordert - zakelijk weergegeven en na wijziging van eis - veroordeling van de Staat primair tot opheffing van haar detentie en subsidiair tot opschorting van de detentie tot na een zorgvuldig medisch onderzoek door een onafhankelijke deskundige omtrent de vraag naar haar detentie(on)geschiktheid, beide op straffe van een dwangsom.
2.2. Daartoe voert [eiseres] het volgende aan. [eiseres] heeft te kampen met psychische en lichamelijke klachten en is daardoor detentieongeschikt. Zij wordt door de medische dienst van de penitentiaire inrichting onvoldoende serieus genomen en niet op de juiste medische wijze behandeld, waardoor haar klachten toenemen. Daarnaast is [eiseres] niet door een onafhankelijke deskundige op gedegen wijze onderzocht.
2.3. De Staat voert gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
3. De beoordeling van het geschil
3.1. [eiseres] heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat de Staat jegens haar onrechtmatig handelt. Daarmee is de bevoegdheid van de burgerlijke rechter, in dit geval de voorzieningenrechter in kort geding, gegeven.
3.2. [eiseres] voert aan dat zij detentieongeschikt is omdat zij niet c.q. niet adequaat zou worden behandeld. [eiseres] voert aan dat zij geen vertrouwensrelatie heeft met De Boer, dat er gedreigd wordt met geïsoleerde opsluiting indien zij klaagt over haar toestand en dat de voorgeschreven medicatie in strijd lijkt te zijn met de door De Boer gestelde diagnose. Deze door haar aangevoerde argumenten voor detentieongeschiktheid hebben betrekking op de behandeling zoals thans door de huidige psychiater aangeboden in de [penitentiaire inrichting] Voor toewijzing van de gevorderde opheffing van de detentie zou [eiseres] echter minst genomen aannemelijk hebben moeten maken dat haar in detentie niet de nodige humane zorg kan worden geboden. Gesteld noch gebleken is dat die situatie zich voordoet. De Staat heeft het betoog van [eiseres] bovendien gemotiveerd betwist met verwijzing naar de brieven van De Boer en de medisch adviseur van de Staat. Daarnaast heeft de Staat uitdrukkelijk de mogelijkheid genoemd van een overplaatsing naar een Penitentiair Psychiatrisch Centrum of een GGZ-instelling. Op grond van het voorgaande zal de vordering van [eiseres] tot opheffing van haar detentie worden afgewezen.
3.3. Overigens zijn de feiten als genoemd in de dagvaarding inmiddels deels achterhaald, nu [eiseres] zeer recent is overgeplaatst naar een andere afdeling. Hoewel [eiseres] betwist dat de overplaatsing relevant is voor onderhavige kwestie, acht de voorzieningenrechter het niet uitgesloten dat de overplaatsing positieve effecten heeft op de toestand van [eiseres], onder meer omdat de overplaatsing op verzoek van [eiseres] heeft plaatsgevonden.
3.4. Een medisch onderzoek naar de detentie(on)geschiktheid van [eiseres] heeft reeds plaatsgevonden. Er zijn geen redenen om aan de deskundigheid of onafhankelijkheid van de uitvoerende psychiaters te twijfelen. Zij zijn niet in dienstverband werkzaam bij de P.I. Nieuwersluis en zij zijn aangesloten bij het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP), een organisatie voor onafhankelijke gerechtelijke deskundigen. De voorzieningenrechter ziet reeds daarom geen aanleiding om in afwachting van een onderzoek naar de detentie(on)geschiktheid van [eiseres] tot schorsing van de detentie over te gaan en zal ook deze vordering afwijzen.
3.5. [eiseres] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
4. De beslissing
De voorzieningenrechter:
- wijst het gevorderde af;
- veroordeelt [eiseres] in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van de Staat begroot op € 1.079,--, waarvan € 816,-- aan salaris advocaat en € 263,-- aan griffierecht;
- verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.A. Koppen en in het openbaar uitgesproken op 24 september 2010.