RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE
Nevenzittingsplaats ’s-Hertogenbosch
Zaaknummer: AWB 10/30608 HERZIENING
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 september 2010, op het verzoek om herziening op grond van artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van de uitspraak van de rechtbank van 28 juni 2010, in het geschil tussen:
[verzoeker],
geboren op [datum],
nationaliteit Somalische,
verblijvende te [plaats],
verzoeker,
gemachtigde mr. I. Wudka,
de staatssecretaris van Justitie,
verweerder.
Bij uitspraak van 30 maart 2010 heeft de rechtbank, met toepassing van artikel 8:54 van de Awb, het beroep van opposant geregistreerd onder zaaknummer AWB 09/43132, gericht tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie van 29 oktober 2009, niet-ontvankelijk verklaard.
Verzoeker heeft tegen deze uitspraak op grond van artikel 8:55, eerste lid, van de Awb verzet gedaan bij verzetschrift van 11 mei 2010, op diezelfde datum ter griffie ontvangen.
Bij uitspraak van 28 juni 2010 heeft de rechtbank het verzet van verzoeker niet-ontvankelijk verklaard.
Bij verzoekschrift van 31 augustus 2010 heeft verzoeker verzocht om herziening van de uitspraak van 28 juni 2010.
1. Ingevolge artikel 8:54, eerste lid, van de Awb, kan de rechtbank, totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, het onderzoek sluiten indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat de rechtbank kennelijk onbevoegd is of omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is. Na kennis te hebben genomen van de stukken, acht de rechtbank in dit geval termen aanwezig om van deze bevoegdheid gebruik te maken.
2. De rechtbank kan, op grond van artikel 8:88 van de Awb, op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
- hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
- bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
- waren zij bij de rechtbank eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
3. Bij verzetschrift van 11 mei 2010 heeft verzoeker verzet gedaan tegen de uitspraak van de rechtbank van 30 maart 2010. De rechtbank heeft het verzet, bij uitspraak van 28 juni 2010, niet-ontvankelijk verklaard, omdat het verzetschrift niet de gronden van het verzet bevatte en verzoeker, opposant in die procedure, niet binnen de door de rechtbank gestelde termijn, die eindigde op 9 juni 2010, dit verzuim had hersteld.
4. Verzoeker heeft bij het verzoek om herziening een kopie gevoegd van een faxbericht, gedateerd 8 juni 2010, met een communicatieresultatenrapport van die datum, waarop als resultaat van verzending "OK" is aangegeven. Op dit rapport is ook een faxnummer afgedrukt. Dit nummer is weliswaar niet het faxnummer dat is vermeld boven de brief van de rechtbank van 26 mei 2010, waarbij de mogelijkheid tot het alsnog indienen van de gronden van het verzet is geboden, maar is wel, zoals door verzoeker met juistheid is betoogd, op de website van deze nevenzittingsplaats opgegeven als faxnummer voor vreemdelingenzaken.
Gelet hierop moet het ervoor worden gehouden dat verzoeker tijdig de gronden van het verzet heeft ingediend.
5. Als dit eerder bij de rechtbank bekend zou zijn geweest, zou de rechtbank het verzet niet, met toepassing van artikel 8:54 van de Awb, niet-ontvankelijk hebben verklaard. Het verzoek om herziening komt, om die reden, voor toewijzing in aanmerking. De rechtbank zal dan ook de uitspraak van 28 juni 2010 herzien.
6. Het verzet is niet aanstonds gegrond. Verzoeker zal dan ook, op een nader te bepalen datum, als opposant op zijn verzet worden gehoord.
7. De rechtbank acht termen aanwezig verweerder te veroordelen in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage begroot op in totaal € 437 voor kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand:
• 1 punt voor het indienen van een verzoek om herziening;
• waarde per punt € 437;
• wegingsfactor 1.
8. In aanmerking nemende dat de rechtbank heeft verzuimd van verzoeker, ten behoeve van de behandeling van zijn verzoek, griffierecht te heffen, bestaat er geen aanleiding voor het geven van een last aan verweerder tot vergoeding daarvan.
9. Beslist wordt als volgt.
- herziet de uitspraak van de rechtbank, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 28 juni 2010, in die zin dat de rechtbank het verzet van verzoeker alsnog ontvankelijk acht;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten, vastgesteld op € 437.
Aldus gedaan door mr. D.J. de Lange, rechter, in tegenwoordigheid van J.F. Gommers als griffier en in het openbaar uitgesproken op 23 september 2010.
<i>Tegen deze uitspraak staat het rechtsmiddel verzet open. Indien u daarvan gebruik wenst te maken, dient u binnen zes weken na de dagtekening van de verzending van het afschrift van deze uitspraak een verzetschrift aan deze rechtbank te zenden. Daarin vermeldt u waarom u de uitspraak niet juist vindt. Als u op uw verzet gehoord wilt worden dient u dat in het verzetschrift aan te geven.</i>