ECLI:NL:RBSGR:2010:BN9184

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
21 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/994566-08
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • A. Steenhuis
  • M. Brand
  • J. Meijers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jagen met een geweer in een jachtveld dat niet voldeed aan de Flora- en faunawet

Op 21 september 2010 heeft de Rechtbank 's-Gravenhage uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het jagen met een geweer in een jachtveld dat niet voldeed aan de eisen van de Flora- en faunawet. De tenlastelegging betrof een incident dat plaatsvond op 12 oktober 2007 te Hillegom, waar de verdachte in/nabij de Oosteinderpolder zou hebben gejaagd in een jachtveld met een oppervlakte van circa 35 hectare, terwijl de wet voorschrijft dat een jachtveld minimaal 40 hectare moet zijn per jachthouder. De officier van justitie, mr. R.M.J. de Rijck, vorderde dat de verdachte schuldig zou worden verklaard zonder oplegging van straf of maatregel.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich voorafgaand aan het jagen had voorzien van de benodigde documenten en deze had voorgelegd aan een brigadier van de politie, die hem had verzekerd dat het jachtveld aan alle wettelijke vereisten voldeed. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in redelijkheid op deze informatie mocht vertrouwen, wat leidde tot de conclusie dat hij handelde in een verontschuldigbare rechtsdwaling. Hierdoor was er sprake van afwezigheid van alle schuld, en werd de verdachte niet strafbaar geacht voor het bewezenverklaarde feit.

De rechtbank verklaarde het bewezenverklaarde strafbaar, maar sprak de verdachte vrij van alle rechtsvervolging. Dit vonnis is gewezen door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken op de zitting van 21 september 2010.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector strafrecht
Meervoudige economische kamer
Parketnummer 09/994566-08
Datum uitspraak: 21 september 2010
(Verkort vonnis)
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in economische strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] in 1962,
adres: [adres]
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 7 september 2010.
De verdachte is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr. R.M.J. de Rijck heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding ten laste gelegde schuldig wordt verklaard zonder oplegging van een straf of maatregel.
De tenlastelegging.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij,
op of omstreeks 12 oktober 2007 te Hillegom, in ieder geval in Nederland,
in/nabij de Oosteinderpolder,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
heeft gejaagd met een geweer in een jachtveld dat niet
voldeed aan de krachtens artikel 49 van de Flora- en faunawet gestelde regels,
immers dat jachtveld had een aaneengesloten oppervlakte van circa 35 hectare,
in ieder geval niet van ten minste 40 hectare, per jachthouder waarop deze als
zodanig bevoegd was te jagen;
[Artikel 1a onder 3e, en 6 Wet op de economische delicten juncto artikel 53,
lid 1, aanhef en onder c Flora- en faunawet juncto artikel 10, lid 1, aanhef
en onder a van het Jachtbesluit]
art 53 lid 1 ahf/ond c Flora- en faunawet
De bewijsmiddelen.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan is de rechtbank tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat de verdachte het op de dagvaarding ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de tenlastelegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - dat:
Hij op 12 oktober 2007 te Hillegom, in/nabij de Oosteinderpolder,
tezamen en in vereniging met anderen, heeft gejaagd met een geweer in een jachtveld dat niet voldeed aan de krachtens artikel 49 van de Flora- en faunawet gestelde regels,
immers dat jachtveld had een aaneengesloten oppervlakte van circa 35 hectare,
in ieder geval niet van ten minste 40 hectare, per jachthouder waarop deze als
zodanig bevoegd was te jagen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of verdachte strafbaar is. Daartoe is het volgende van belang.
Naar het oordeel van de rechtbank geldt als uitgangspunt dat verdachte als jachthouder een eigen verantwoordelijkheid heeft om er zorg voor te dragen dat aan alle wettelijke vereisten wordt voldaan op het moment dat hij gaat jagen. Verdachte is zich daarvan blijkens zijn eigen verklaring ook bewust geweest en heeft zich in dat verband gewend tot [medeverda[medeverdachte], destijds brigadier bij de afdeling Bijzondere Wetten van politie te Katwijk.
Verdachte heeft verklaard dat hij sinds 1999 in het bezit is van een jachtakte en sinds 2004 de beschikking heeft gekregen over het onderhavige jachtveld. Hij heeft dit veld laten registreren bij [medeverdachte]. Verdachte heeft toen al zijn relevante documenten, te weten een kadastrale kaart, huurcontracten en een lijstje met een overzicht van de kadastrale nummers en hun oppervlakte, ter beoordeling aan [medeverdachte] overgelegd. Een bekende van verdachte, [getuige], is bij deze bespreking aanwezig geweest. Nadat de documenten door [medeverdachte] waren bestudeerd, werd het jachtveld van verdachte in orde bevonden en kreeg verdachte toestemming om aldaar te gaan jagen. Het voorgaande wordt bevestigd door de verklaring van [getuige] bij de rechter-commissaris.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij weliswaar op de hoogte was van de wettelijke eis dat een jachtveld tenminste een aangesloten oppervlakte van 40 hectare dient te hebben, maar dat het hem - mede gezien hetgeen hem ter zake door [medeverdachte] was medegedeeld - volledig onbekend was dat het bewuste jachtveld niet aan de gestelde eisen voldeed.
De rechtbank is van oordeel dat uit vorenstaande volgt dat verdachte zich - voorafgaand aan het jagen op voornoemd veld - heeft voorzien van de benodigde en relevante documenten en deze heeft voorgelegd aan [medeverdachte]. Deze heeft hem, in zijn hoedanigheid als brigadier bij de afdeling Bijzondere Wetten van de politie Hollands Midden, Duin- en Bollenstreek, medegedeeld dat het veld aan alle wettelijke vereisten voldeed. Verdachte heeft zich bij zijn handelen vervolgens laten leiden door die informatie. Deze informatie werd verstrekt door een brigadier bij de afdeling Bijzondere Wetten van de politie, belast met de controle op en de uitvoering van onder meer de Flora en Faunawet en het Jachtbesluit, derhalve een persoon aan wie naar het oordeel van de rechtbank zodanig gezag valt toe te kennen dat verdachte - ook binnen de grenzen van zijn eigen verantwoordelijkheid - in redelijkheid op de deugdelijkheid van die informatie mocht vertrouwen en daarnaar mocht handelen.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat aannemelijk is dat verdachte heeft gehandeld in een verontschuldigbare (rechts)dwaling ten aanzien van de ongeoorloofdheid van de hem verweten gedraging, waarmee sprake is van afwezigheid van alle schuld.
Verdachte is daarom niet strafbaar voor het bewezenverklaarde feit, hetgeen dient te leiden tot ontslag van alle rechtsvervolging.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij dagvaarding ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 53, eerste lid, aanhef en onder c, van de Flora- en faunawet;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart verdachte voor het bewezenverklaarde niet strafbaar en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging.
Dit vonnis is gewezen door
mrs. Steenhuis, voorzitter,
Brand en Meijers, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Den Braber, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 september 2010