ECLI:NL:RBSGR:2010:BN9575
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheidsincident inzake overeenkomst van geldlening tussen eiser en gedaagde
In deze zaak, die diende voor de Rechtbank 's-Gravenhage, betreft het een bevoegdheidsincident tussen een eiser en een gedaagde uit het Verenigd Koninkrijk. De eiser stelt dat er een overeenkomst van geldlening is gesloten, waarbij hij van 31 oktober 2005 tot 3 juli 2007 in totaal € 24.750,- aan de gedaagde heeft verstrekt. De gedaagde betwist echter het bestaan van deze overeenkomst en stelt dat het om een overeenkomst tot opdracht gaat voor de ontwikkeling van software. De rechtbank moet beoordelen of zij bevoegd is om van de zaak kennis te nemen op basis van de EEX-verordening, die bepaalt dat de rechter bevoegd is van de plaats waar de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt, is uitgevoerd of moet worden uitgevoerd.
De rechtbank overweegt dat, volgens de EEX-verordening, de hoofdregel is dat de gedaagde voor het gerecht van zijn woonplaats in het Verenigd Koninkrijk moet worden opgeroepen. Echter, de rechtbank kan ook bevoegd zijn op basis van alternatieve bevoegdheidsregels. De rechtbank gaat uit van de stelling van de eiser dat er sprake is van een overeenkomst van geldlening, en dat de terugbetaling van deze lening moet plaatsvinden aan de woonplaats van de eiser in Nederland. Dit betekent dat de Nederlandse rechter bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
De rechtbank wijst de incidentele vordering van de gedaagde tot onbevoegdheid af en veroordeelt de gedaagde in de proceskosten. De hoofdzaak wordt verwezen naar de rolzitting voor het nemen van een conclusie van antwoord aan de zijde van de gedaagde. Dit vonnis is uitgesproken op 22 september 2010 door mr. P. Joele in het openbaar.