Parketnummer 09/607730-10
Datum uitspraak: 1 september 2010
De rechtbank ’s-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1965,
adres: [adres],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting "Haaglanden" te Zoetermeer.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 18 augustus 2010.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. H.H. Kielman en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. K.B. Larooij, advocaat te Hillegom, en door de verdachte naar voren is gebracht.
[X] (wettelijk vertegenwoordiger/gemachtigde: [Y]), heeft zich als benadeelde partij gevoegd.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 januari 2003 tot en met 23 augustus 2007 te [woonplaats] en/of elders in Nederland en/of in Spanje, met zijn dochter, genaamd [X], geboren op [geboortedatum], die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [X], hebbende verdachte zijn, verdachtes, vinger(s) en/of tong en/of penis in de mond en/of vagina en/of anus van die [X] geduwd/gebracht geduwd/gebracht;
art 244 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 januari 2003 tot en met 23 augustus 2007 te [woonplaats] en/of elders in Nederland en/of in Spanje, ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarige dochter, genaamd [X], geboren op [geboortedatum] bestaande die ontucht hierin dat hij de borsten en/of tepel(s) van die [X] heeft gestreeld/betast en/of de vagina van die [X] heeft gelikt en/of gestreeld/betast en/of die [X] heeft ge(tong)zoend en/of zijn penis door die [X] heeft laten likken en/of zich door die [X] heeft laten aftrekken;
art 249 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 24 augustus 2007 tot en met 1 april 2010 te [woonplaats] en/of elders in Nederland, met zijn dochter, genaamd [X], geboren op [geboortedatum], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [X], hebbende verdachte zijn, verdachtes, vinger(s) en/of tong en/of penis in de mond en/of vagina en/of anus van die [X] geduwd/gebracht;
art 245 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks 24 augustus 2007 tot en met 1 april 2010 te [woonplaats] en/of elders in Nederland ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarige dochter, genaamd [X], geboren op [geboortedatum] bestaande die ontucht hierin dat hij de borsten en/of tepels van die [X] heeft gestreeld/betast en/of de vagina van die [X] heeft gelikt en/of gestreeld/betast en/of die [X] heeft ge(tong)zoend en/of zijn penis door die [X] heeft laten likken en/of zich door die [X] heeft laten aftrekken;
art 249 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen die (mede) bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam van zijn dochter die op dat moment nog geen 12 jaar oud was (feit 1), dan wel nog geen 16 jaar oud was (feit 2). Subsidiair is dit ten laste gelegd als het plegen van ontuchtige handelingen met zijn minderjarige kind.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte feit 1 primair en feit 2 primair heeft begaan.
3.2 Het standpunt van de verdediging1
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de bewezenverklaring.
3.3 De beoordeling van de tenlastelegging
De rechtbank is van oordeel dat met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering kan worden volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend. Voorts heeft de verdachte nadien niet anders verklaard en heeft de raadsman van de verdachte geen vrijspraak bepleit.
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen:
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige, opgenomen in het dossier met het nummer PL1609 2010071736-1, d.d. 10 mei 2010, inhoudende de verklaring van [X] (p. 19-29);
- de bekennende verklaringen door verdachte afgelegd op 9 en 10 mei 2010 tegenover de politie, zoals vermeld in een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor, opgenomen in het dossier met het nummer PL1609 2010071736-1
(p. 31-41);
- de bekennende verklaring door verdachte afgelegd op 12 mei 2010 tegenover de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken;
- de bekennende verklaring door verdachte afgelegd ter terechtzitting van 18 augustus 2010.
Op grond van deze verklaringen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder feit 1 primair en feit 2 primair ten laste gelegde ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam van zijn dochter [X], die op dat moment nog geen 12 jaar (feit 1), dan wel 16 jaar oud was (feit 2). De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het lichaam van het slachtoffer anaal is binnengedrongen toen zij jonger was dan 12 jaar, op grond van de verklaringen van het slachtoffer en van verdachte dat de anale penetratie eenmaal heeft plaatsgevonden toen het slachtoffer 13 jaar oud was. Derhalve is de rechtbank van oordeel dat verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van dit onderdeel van feit 1.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in de periode van 1 januari 2003 tot en met 23 augustus 2007 te [woonplaats] en in Spanje, met zijn dochter, genaamd [X], geboren op [geboortedatum], die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [X], hebbende verdachte zijn, verdachtes, vingers en tong en penis in de mond en/of vagina van die [X] geduwd/gebracht
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in de periode van 24 augustus 2007 tot en met 1 april 2010 te [woonplaats], met zijn dochter, genaamd [X], geboren op [geboortedatum], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [X], hebbende verdachte zijn, verdachtes, vingers en tong en penis in de mond en/of vagina en anus van die [X] geduwd/gebracht
4. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
5. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van omstandigheden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 jaar met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
De officier van justitie is tot deze eis gekomen, vanwege de ernst van de feiten, de lange periode en de frequentie waarmee de feiten hebben plaatsgevonden. De officier van justitie heeft het advies van de reclassering2 en psycholoog dr. Bullens3 om een deels voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering en een behandeling bij De Waag volgt, niet gevolgd. De officier van justitie is van mening dat alleen een gevangenisstraf van aanzienlijke duur recht doet aan de ernst van de feiten, waarbij ingevolge artikel 14a van het Wetboek van Strafrecht geen voorwaardelijk deel kan worden opgelegd. De officier van justitie heeft aangegeven dat verdachte de geadviseerde behandeling kan ondergaan gedurende het traject van voorwaardelijke invrijheidsstelling.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat moet worden aangesloten bij het advies van de reclassering4 en psycholoog dr. Bullens5 om verdachte een onvoorwaardelijke straf op te leggen, waarbij een gedeelte voorwaardelijk wordt opgelegd onder de bijzondere voorwaarde dat verdachte de aanwijzingen van de reclassering volgt en wordt behandeld bij De Waag. De raadsman heeft verzocht om een zo kort mogelijk deel van de straf onvoorwaardelijk op te leggen, zodat de behandeling van verdachte zo snel mogelijk van start kan gaan.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder rekening gehouden met het volgende.
Verdachte heeft ruim zeven jaar lang stelselmatig ontuchtige handelingen gepleegd met zijn minderjarige dochter [X]. Deze handelingen namen steeds ernstiger vormen aan. Het misbruik begon toen zijn dochter nog geen acht jaar oud was en speelde zich grotendeels af in de woning van verdachte en zijn gezin, bij uitstek een plek waar zijn dochter zich veilig en geborgen had moeten kunnen voelen. Daarbij dwong verdachte zijn dochter om te zwijgen over het misbruik, door haar voor te houden dat hij in de gevangenis zou komen als zij het haar moeder zou vertellen. Vanwege de mogelijke consequenties voor het gezin en haar vader, heeft het meisje al die jaren gezwegen. Met deze handelswijze heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit en de persoonlijke levenssfeer van zijn dochter, juist in een levensfase waarin zij zich ongestoord had moeten kunnen ontwikkelen. Verdachte heeft misbruik gemaakt van zijn positie als vader, heeft het vertrouwen geschonden dat zijn dochter in hem stelde en heeft een zware last op de schouders van zijn dochter gelegd door haar verantwoordelijk te maken voor de negatieve gevolgen van zijn eigen handelen. Dergelijke gedragingen kunnen, naar de ervaring leert, voor het slachtoffer ernstige psychische gevolgen hebben. Dat de gedragingen voor [X] nadelige psychische gevolgen hebben gehad en nog altijd hebben, is gebleken uit de onderbouwing van de ingediende schadevordering. De rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk.
De rechtbank heeft kennis genomen van het Reclasseringsadvies van Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering d.d. 10 augustus 2010, opgemaakt door [reclasseringswerker], reclasseringswerker en het psychologisch onderzoek pro Justitia d.d. 6 augustus 2010, opgemaakt door dr. R.A.R. Bullens, klinisch psycholoog. Uit het pro Justitia-rapport blijkt dat bij verdachte in zekere mate sprake is van een gebrekkige ontwikkeling, in die zin dat verdachte in een vooral egocentrisch bepaald ontwikkelingsstadium lijkt te zijn blijven steken. Verdachte was ten tijde van het ten laste gelegde vooral met zichzelf bezig en liet zijn eigen lustgevoelens prevaleren boven de belangen van zijn dochter. Daarbij heeft ook meegespeeld dat verdachte een verstoord ‘seksueel script’ heeft ontwikkeld op basis van de wetenschap dat hijzelf de vrucht is van een incestueuze relatie tussen zijn biologische moeder en haar vader.
De rechtbank heeft voorts meegewogen dat beide rapporteurs de kans op herhaling laag inschatten, maar ook dat deze kans aanwezig blijft indien verdachte zonder voorafgaande behandeling voor zijn problematiek, een nieuw gezin zou stichten of de contacten met het eigen gezin zou herstellen. Door zowel de reclassering als psycholoog dr. Bullens is geadviseerd om verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering en een ambulante behandeling volgt. Psycholoog dr. Bullens heeft daarbij expliciet aangegeven dat het van belang is dat dit binnen een zo langdurig mogelijk reclasseringstoezicht plaatsvindt.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het Uittreksel Justitiële Documentatie betreffende verdachte d.d. 11 mei 2010. De rechtbank heeft in het voordeel van verdachte meegewogen dat daaruit blijkt dat hij niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest. Bovendien heeft de aangifte en alles wat daarop is gevolgd grote impact gehad op het gezin als geheel en op het leven van verdachte. Het contact met zijn gezin is grotendeels verbroken en het is vrijwel uitgesloten dat verdachte na afloop van zijn detentie zal terugkeren naar zijn vrouw en kinderen.
De rechtbank heeft voorts ten voordele van verdachte rekening gehouden met zijn proceshouding. Verdachte heeft zichzelf bij de politie aangegeven en een volledige bekentenis afgelegd. Ook ter terechtzitting heeft verdachte er blijk van gegeven dat hij het verwijtbare en de ernst van zijn handelen inziet en heeft hij oprecht blijk gegeven van spijt en berouw. Tot slot heeft hij ter terechtzitting verklaard dat hij zeer gemotiveerd is om een behandeling voor zijn problematiek te volgen.
In de houding van verdachte, de omstandigheid dat behandeling geïndiceerd is, maar ook in de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, ziet de rechtbank aanleiding om een lagere straf dan geëist op te leggen. Daarbij neemt de rechtbank nadrukkelijk in aanmerking dat de negatieve impact van deze zaak op het leven van verdachte groot is en naar het zich laat aanzien ook nog lange tijd zal blijven, terwijl het slachtoffer en haar moeder bewust geen aangifte hebben gedaan. Zij hebben aangegeven dat zij het met name van belang vinden dat verdachte geholpen wordt en een straf wat hen betreft niet nodig is. Daarom zal de rechtbank een gevangenisstraf van na te noemen duur opleggen, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De rechtbank ziet - gelet op de bovengenoemde rapportages en de mededelingen van verdachte ter terechtzitting hieromtrent - aanleiding om een deel van deze gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen en daaraan de hierna te vermelden bijzondere voorwaarden te verbinden. Hiermee wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten. De proeftijd zal worden gesteld op drie jaren, zodat verdachte gedurende een langdurige periode kan werken aan zijn behandeling en terugvalpreventie.
7. De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
7.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel zal opleggen van een bedrag groot € 3.878,-, subsidiair 48 dagen hechtenis, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [X] (wettelijk vertegenwoordiger/gemachtigde: [Y]).
7.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel. De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte op dit moment geen financiële middelen heeft en deze tijdens zijn detentie en in de eerste periode daarna ook niet zal verwerven. De raadsman heeft verzocht om het moment van betaling voor verdachte uit te stellen.
7.3. Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij heeft een vordering tot schadevergoeding van € 3.878,- ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade en materiële schade (vergoeding kunstzinnige therapie en een consult bij een GGZ-psycholoog) die zij als gevolg van de ten laste gelegde feiten zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade rechtstreeks voortvloeit uit het onder feit 1 primair en feit 2 primair bewezen verklaarde. Gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting acht de rechtbank deze vordering ontvankelijk en toewijsbaar. De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De rechtbank stelt vast dat verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 primair en 2 primair bewezen verklaarde is toegebracht. Daarom zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opleggen ten aanzien van het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij wordt toegewezen, te weten € 3.878,-.
10. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf en maatregel is gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 57, 244 en 245 van het Wetboek van Strafrecht;
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 primair:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd
ten aanzien van feit 2 primair:
met iemand, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 48 (ACHTENVEERTIG) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 12 (TWAALF) MAANDEN niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 3 (DRIE) JAREN vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit alsmede onder de bijzondere voorwaarden:
- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering Den Haag en dat de veroordeelde zich daar gedurende de proeftijd zal blijven melden zolang en frequent die instelling zulks nodig acht;
- dat de veroordeelde zich ambulant zal laten behandelen bij De Waag, zolang die instelling zulks nodig acht;
geeft hierbij opdracht aan bovengenoemde reclasseringsinstelling krachtens het bepaalde bij artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [X] (wettelijk vertegenwoordiger/gemachtigde: [Y]), [adres], een bedrag van € 3.878,-;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 3.878,- ten behoeve van het slachtoffer genaamd [X] (wettelijk vertegenwoordiger/gemachtigde: [Y]);
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 48 (ACHTENVEERTIG) DAGEN;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mrs. E.F. Brinkman, voorzitter,
E. Timmermans en E.C.M. Bouman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.M.N. Schrover, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 september 2010.
1 Conform ter terechtzitting overgelegde pleitnota.
2 Reclasseringsadvies d.d. 10 augustus 2010, p. 8.
3 Psychologisch onderzoek pro Justitia d.d. 6 augustus 2010, p. 16.
4 Reclasseringsadvies d.d. 10 augustus 2010, p. 8.
5 Psychologisch onderzoek pro Justitia d.d. 6 augustus 2010, p. 16.