ECLI:NL:RBSGR:2010:BO0466

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
6 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09/44726 VISUM
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.W.H.B. Sentrop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf op basis van een duurzame relatie met een Nederlandse partner

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 6 oktober 2010 uitspraak gedaan in het geschil tussen een Ghanese eiser en de minister van Buitenlandse Zaken over de afwijzing van zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) om bij zijn Nederlandse partner te kunnen wonen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verweerder, de minister, de aanvraag had afgewezen op basis van het oordeel dat er geen duurzame en exclusieve relatie zou zijn tussen eiser en zijn referente. Dit oordeel was gebaseerd op tegenstrijdigheden in de ingevulde vragenlijsten en een gebrek aan kennis van referente over de persoonlijke omstandigheden van eiser.

De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er rekening gehouden moet worden met cultuurverschillen, waarbij details minder belangrijk zijn. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de relatie voldoende aannemelijk is gemaakt door getuigenverklaringen en dat referente eiser en zijn kinderen financieel ondersteunt. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en het beroep van eiser gegrond verklaard. Tevens is de minister veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 874,-, en is de minister verplicht om het griffierecht van € 150,- aan eiser te vergoeden.

De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat de inconsistenties in de verklaringen van eiser en referente niet voldoende zijn om de geloofwaardigheid van hun relatie in twijfel te trekken. De rechtbank heeft ook gewezen op de noodzaak om culturele context in overweging te nemen bij het beoordelen van de verklaringen. De uitspraak biedt belangrijke inzichten in hoe de rechtbank omgaat met aanvragen voor verblijfsvergunningen op basis van relaties, vooral in het licht van culturele verschillen en de noodzaak voor een zorgvuldige beoordeling van de feiten.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Afdeling 3, enkelvoudige kamer
Regnr.: AWB 09/44726 VISUM
UITSPRAAK ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
in het geding tussen
[Eiser], eiser, V-nummer [nummer], woonplaats kiezende ten kantore van zijn gemachtigde, mr. I.M. Hagg, advocaat te Amsterdam,
en
de minister van Buitenlandse Zaken, verweerder.
I PROCESVERLOOP
Eiser, geboren op [datum] 1967, bezit de Ghanese nationaliteit. Op 19 december 2008 heeft hij, mede ten behoeve van zijn kinderen [A], geboren op [datum] 1993, en [B], geboren op [datum] 1996, bij de Nederlandse ambassade te Accra (Ghana) een aanvraag ingediend om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) met als doel verblijf bij partner [partner], referente, die de Nederlandse nationaliteit heeft. Op deze aanvraag om afgifte van een visum op basis van het Soeverein Besluit van 12 december 1813 is door verweerder bij besluit van 29 mei 2009 afwijzend beslist. Eiser heeft een bezwaarschrift ingediend tegen dit besluit. Tijdens een hoorzitting op 13 oktober 2009 is referente door een ambtelijke commissie gehoord. Verweerder heeft bij besluit van 5 november 2009 het bezwaar ongegrond verklaard.
Op 2 december 2009 heeft eiser tegen dat besluit beroep ingesteld bij de rechtbank. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden.
De openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 22 maart 2010. Eiser is aldaar verschenen bij zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde mr. J.S.M. Rietveld. Tevens waren referente en P.J. Molenaar, tolk in de Engelse taal, ter zitting aanwezig.
Bij brief van 27 april 2010 heeft de rechtbank de termijn voor het doen van uitspraak verlengd.
II OVERWEGINGEN
1In dit geding dient te worden beoordeeld of het bestreden besluit in rechte stand kan houden. Daartoe moet worden bezien of dit besluit de toetsing aan geschreven en ongeschreven rechtsregels kan doorstaan.
2 Ingevolge artikel 72, tweede lid, Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) wordt een beschikking omtrent de afgifte van een visum, waaronder begrepen een machtiging tot voorlopig verblijf, voor de toepassing van hoofdstuk 7, betreffende rechtsmiddelen, gelijkgesteld met een beschikking omtrent een verblijfsvergunning regulier gegeven krachtens de Vw 2000.
3 Eiser heeft ter onderbouwing van zijn stelling dat hij in aanmerking komt voor een mvv, omdat hij heeft aangetoond dat sprake is van een duurzame en exclusieve relatie - samengevat - het navolgende aangevoerd.
Referente heeft duidelijke en consistente antwoorden gegeven op de vragen die aan haar gesteld zijn over haar relatie tijdens de hoorzitting van de ambtelijke commissie. Referente heeft, nadat zij door haar voormalige partner in de steek is gelaten, eiser leren kennen, waarna een relatie is ontstaan. Referente heeft in Ghana de kinderen van eiser en zijn familie ontmoet. Na terugkomst is de relatie tussen eiser en referente zodanig serieus geworden dat zij zijn gaan samenwonen. Vervolgens is besloten voor eiser en zijn minderjarige kinderen een verblijfsvergunning aan te vragen, waarna eiser naar Ghana is vertrokken.
Het feit dat referente tijdens het gehoor slechts één vriend van eiser heeft genoemd en niet precies wist waar eiser verbleef voordat zij een relatie hadden, betekent niet dat referente niet zou beschikken over basale kennis over elkaars verleden. Verweerder is daarbij volledig voorbij gegaan aan de stukken die door eiser en referente zijn overgelegd. Voorts dienen de culturele aspecten in aanmerking te worden genomen.
Er is geen sprake, zoals verweerder heeft aangenomen, van een schijnrelatie.
Eiser wijst verder op de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam van 10 mei 2002, LJN: AD9807, waarin doorslaggevende betekenis is toegekend aan de ondertekening van een relatieverklaring. De rechtbank overweegt voorts in die uitspraak dat voor de vaststelling van een relatie zaken die speelden in het verleden niet doorslaggevend kunnen zijn voor de vaststelling of sprake is van een relatie, omdat dit immers niets zegt over het bestaan van een relatie op dit moment en voor de nabije toekomst, terwijl de aanvraag voor een mvv juist op de toekomst gericht is.
Tenslotte doet eiser een beroep op artikel 8 van het EVRM.
4 Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser niet voor een mvv in aanmerking komt, omdat niet aannemelijk is geworden dat eiser en referente een duurzame en exclusieve relatie hebben.
5 De aanvraag om afgifte van een machtiging tot voorlopig verblijf wordt getoetst aan de voorwaarden die worden gesteld met het oog op het verlenen van een verblijfsvergunning (regulier) in Nederland (Vreemdelingencirculaire 2000 B1/1.1).
6 Ingevolge artikel 14, lid 2, Vw 2000, wordt een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder beperkingen verleend, verband houdende met het doel waarvoor het verblijf is toegestaan. Daarbij is bepaald dat aan de vergunning voorschriften kunnen worden verbonden.
7 De rechtbank overweegt ten aanzien van het beroep van eiser het volgende.
7.1 Verweerder heeft zijn standpunt dat niet aannemelijk is geworden dat eiser en referente een duurzame en exclusie relatie hebben gegrond op de tegenstrijdige verklaringen in de diverse overgelegde vragenlijsten die eiser en referente hebben ingevuld.
Over haar ontmoeting met eiser heeft referente verklaard dat zij elkaar in oktober 2007 hebben ontmoet, terwijl zij op een eerdere vragenlijst heeft ingevuld dat zij elkaar in april 2007 hebben ontmoet. Eiseres heeft hiervoor volgens verweerder geen afdoende verklaring kunnen geven. Evenmin kan referente een verklaring geven waarom zij op een vragenlijst heeft aangegeven dat zij eiser op een feest heeft leren kennen en op een andere vragenlijst dat de kennismaking tijdens een begrafenis plaatsvond. Deze wisselende verklaringen doen voor verweerder afbreuk aan de geloofwaardigheid van de relatie.
Voorts is voor verweerder uit de verklaringen van referente gebleken dat zij nauwelijks kennis heeft van het verleden van eiser. Zo weet zij niet of eiser in het land van herkomst met zijn kinderen heeft samengewoond, hoe lang hij in Nederland heeft verbleven, bij wie hij in Nederland verbleef voordat hij met referente ging samenwonen en kan zij slechts één vriend van eiser in Nederland noemen.
Ter zitting van de ambtelijke commissie is referente in de gelegenheid gesteld om een toelichting te geven en de gestelde relatie nader te onderbouwen.
Weliswaar hebben eiser en referente niet voor alle inconsistenties in hun verklaringen adequate uitleg kunnen geven, maar daar staat naar het oordeel van de rechtbank tegenover dat veel verklaringen, waaronder die over de periode van samenwonen in Nederland, de relatie met eisers vorige en huidge partner en de ontmoeting met de familie van eiser in Ghana reëel overkomen. Voorts dient bij het beoordelen van de afgelegde verklaringen rekening te worden gehouden met de Ghanese cultuur, zodat het niet vreemd is te achten dat eiseres zich niet altijd meteen alle details van een gebeurtenis weet te herinneren. Voor (een deel van) de inconsistenties en onduidelijkheden in de verklaringen, waaronder die omtrent een belangrijke gebeurtenis als de eerste kennismaking, kan hiervoor een verklaring worden gevonden. Daarbij merkt de rechtbank op dat het niet makkelijk is om aan te geven wanneer een relatie daadwerkelijk is begonnen. De ene keer wordt dat gerelateerd aan het moment dat men elkaar voor het eerst heeft ontmoet, terwijl het ook kan worden gerelateerd aan de eerste keer dat men met elkaar is uitgegaan dan wel aan het moment dat men is gaan samenwonen.
De rechtbank is voorts van oordeel dat referente wel degelijk duidelijke en consistente antwoorden op vragen, haar relatie met eiser betreffende, heeft gegeven. Referente is door haar vorige partner verlaten daar zij na een baarmoederoperatie niet meer in staat was om kinderen te krijgen. Vervolgens heeft zij eiser leren kennen, waarna een relatie is ontstaan. De rechtbank hecht daarbij waarde aan de door referente overgelegde ondertekende relatieverklaring als nader bewijs met betrekking tot de relatie tussen eiser en referente. Datzelfde geldt voor de verklaring van de verhuurder van de woning aan de Sint Catharinastraat te Eindhoven, die heeft verklaard omtrent de relatie tussen referente en eiser en de periode van samenwoning in 2008, en voor de verklaringen van de oom van eiser en een vriend van eiser, die op de hoogte waren van de relatie.
Het relaas van referente omtrent het doel van haar reis in december 2008 naar Ghana in verband met de begrafenis van haar moeder en de ontmoeting met de familie van eiser en zijn kinderen tijdens haar verblijf aldaar, komt de rechtbank voorts reëel voor. Dat de relatie tussen referente en eiser na terugkomst in Nederland zodanig serieus is geworden dat is besloten om te gaan samenwonen, ligt daarbij in de rede. Van belang is voorts dat referente stukken heeft overgelegd uit april tot en met juni 2009 waaruit blijkt dat zij eiser en zijn kinderen financieel ondersteunt.
Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid niet op het standpunt heeft kunnen stellen dat het niet aannemelijk is dat referente en eiser een duurzame en exclusieve relatie hebben.
8 Gelet op het vorenstaande dient het bestreden besluit wegens strijd met het motiveringsbeginsel zoals vermeld in artikel 3:46 van de Awb te worden vernietigd en dient het beroep gegrond te worden verklaard.
9 De rechtbank ziet in dit geval aanleiding verweerder met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, van de Awb te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op voet van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 874,- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 437,- en een wegingsfactor 1).
III BESLISSING
De rechtbank 's-Gravenhage,
RECHT DOENDE:
1 verklaart het beroep gegrond;
2 vernietigt het bestreden besluit;
3 bepaalt dat verweerder met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen een nieuw besluit neemt;
4 veroordeelt verweerder in de proceskosten ad € 874,-, die deze kosten aan eiser dient te vergoeden.
5 gelast verweerder eiser het door hem betaalde griffierecht ad € 150,- te vergoeden.
Aldus vastgesteld door mr. J.W.H.B. Sentrop, in tegenwoordigheid van de griffier R.A.A. Strietman.
De griffier is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen
Uitgesproken in het openbaar op 6 oktober 2010.
RECHTSMIDDEL
Partijen kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt vier weken na de verzending van de uitspraak door de griffier.
Bij het beroepschrift dient een kopie van deze uitspraak te worden overgelegd. Het beroepschrift dient een of meer grieven tegen de uitspraak van de rechtbank te bevatten en moet worden geadresseerd aan de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC Den Haag (Nadere informatie www.raadvanstate.nl).