ECLI:NL:RBSGR:2010:BO0513

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
8 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 10/25804
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onzorgvuldige voorbereiding van asielaanvraag door psychische problemen van eiser

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 8 oktober 2010 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de Minister van Justitie, waarbij de aanvraag van eiser om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd was afgewezen. Eiser, geboren in 1955 en van Iraanse nationaliteit, had op 12 juli 2010 een aanvraag ingediend, maar deze werd op 20 juli 2010 door verweerder afgewezen. Eiser stelde dat verweerder onzorgvuldig had gehandeld door geen aanvullend onderzoek te verrichten naar zijn psychische problemen, die direct na het nader gehoor waren gesignaleerd. De rechtbank oordeelde dat verweerder had erkend dat er psychische problemen waren, maar geen medisch advies had ingewonnen, wat in strijd was met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit onzorgvuldig was voorbereid en vernietigde dit. Eiser had op 30 juli 2010 een rapport van het Meldpunt Asielzoekers met Psychische Problemen (MAPP) overgelegd, waaruit bleek dat hij ernstige psychische klachten had, waaronder PTSS. De rechtbank oordeelde dat de ernst van de klachten vereiste dat eiser in de verlengde asielprocedure moest worden opgenomen. De rechtbank droeg verweerder op om een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, met inachtneming van de uitspraak. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van € 874,-.

Uitspraak

RECHTBANK ‘s-GRAVENHAGE
Nevenzittingsplaats Assen
Sector Bestuursrecht
Vreemdelingenkamer
Zaaksnummer: AWB 10/25804 BEPTDN S7
Uitspraak van de rechtbank van 8 oktober 2010
inzake:
[...],
geboren 1955,
van Iraanse nationaliteit,
IND-dossiernummer: [...],
V-nummer: [..],
eiser,
gemachtigde: mr. U.H. Hansma, advocaat te Groningen,
tegen:
de Minister van Justitie,
(Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND)),
te 's-Gravenhage,
verweerder,
gemachtigde: mr. R. Jonkman, ambtenaar bij de IND.
Procesverloop
Op 12 juli 2010 heeft eiser een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend als bedoeld in artikel 28 Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
Bij besluit van 20 juli 2010 heeft verweerder de aanvraag niet ingewilligd.
Bij beroepschrift van 20 juli 2010 heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank tegen dit besluit. Bij verzoekschrift van eveneens 20 juli 2010 heeft eiser de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen totdat op het beroep wordt beslist. Bij uitspraak van 25 augustus 2010 heeft de voorzieningenrechter voormeld verzoek toegewezen.
Openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden ter zitting van 1 oktober 2010. Eiser is daarbij verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen.
Motivering
In geschil is de vraag of verweerder zich op juiste gronden op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, Vw 2000.
Eiser heeft zich op grond van het in beroep overgelegde rapport van het Meldpunt Asielzoekers met Psychische Problemen (MAPP) van 27 juli 2010 primair op het standpunt gesteld dat verweerder rondom de klachten van eiser niet zorgvuldig heeft gehandeld. Daartoe heeft eiser het volgende aangevoerd. Op de dag dat de nabespreking van het nader gehoor plaatsvond is verweerder meegedeeld dat eiser spanningsklachten had, en dat medewerkers van de bewaking van de wachtruimte daarvan uitingen hadden gezien. Die dag is overleg gevoerd met de gehoorambtenaar, de heer [...]. Verweerder stelde zich na dat overleg op het standpunt dat er geen aanleiding was om te oordelen dat de klachten van eiser ernstiger waren dan hij reeds in de gehoren had verklaard. In dat verband wijst eisers gemachtigde erop dat in het MAPP-rapport wordt geconcludeerd dat eiser zijn best doet om de spanning niet te voelen en er als het ware omheen te bewegen. Dat past bij de ontwikkeling in de uiting van die klachten. Eisers gemachtigde heeft aangekondigd dat een onderzoek was aangevraagd bij het MAPP. Verweerder heeft vervolgens niet gereageerd op het verzoek van de gemachtigde van eiser om nadere inlichtingen te verschaffen over het op 5 juli 2010 aan verweerder uitgebrachte Medisch Advies horen en beslissen van Medifirst. Voorts heeft eiser aangevoerd dat door de balie van de Raad voor Rechtsbijstand in Ter Apel te kennen is gegeven dat er bij de eerste asielzoekers in de nieuwe asielprocedure veel is misgegaan rondom het medisch onderzoek door Medifirst. Ter onderbouwing van die stelling heeft eiser overgelegd een stuk getiteld ‘Analyse dagverslagen augustus 2010’ van de documentalist die in Ter Apel werkzaam is. Eiser stelt zich op het standpunt dat het advies van Medifirst niet kan worden aangemerkt als een deskundigenrapport. Daarvoor is redengevend dat het onderzoek te summier is en is afgenomen door een verpleegkundige. Het had op de weg van verweerder gelegen om nader onderzoek te doen naar de klachten van eiser, dan wel het aangekondigde onderzoek door het MAPP af te wachten.
Verweerder heeft het standpunt van eiser bestreden. Verweerder is van mening dat terecht is uitgegaan van het advies van Medifirst. Daarin is geconcludeerd dat er geen beperkingen zijn op grond van medische problematiek die van invloed kunnen zijn op het horen, dat eiser kan worden gehoord en dat er geen sprake is van medische problematiek die van invloed kan zijn op de verklaringen van eiser. Het advies van Medifirst kan worden aangemerkt als een deskundigenadvies. Daarnaast heeft verweerder gewezen op de verklaringen van eiser in het nader gehoor, dat er geen medische redenen waren waarom het gehoor niet kon plaatsvinden en dat hij na afloop tevreden was over de wijze waarop het gesprek was verlopen.
Ten aanzien van het rapport van het MAPP heeft de gemachtigde van verweerder ter zitting opgemerkt dat de daarin genoemde traumatische ervaringen van eiser niet overeenkomen met het asielrelaas. Daarom is het rapport onjuist. Bovendien valt er het een en ander af te dingen op de wijze waarop het MAPP onderzoek is verricht, aldus verweerder. Het getuigt van een verkeerde aanpak om iemand te laten vertellen over gestelde traumatische ervaringen en vervolgens conclusies te verbinden aan iemands daaropvolgende uitingen en gedragingen. In ieder geval blijkt uit het rapport van het MAPP niet dat eiser niet heeft kunnen verklaren. Uit het nader gehoor blijkt juist dat eiser goed heeft kunnen verklaren over de gebeurtenissen die hem zijn overkomen; het zijn alleen geen consistente verklaringen. Tot slot heeft de gemachtigde van verweerder ter zitting verklaard dat het een bekend gegeven is dat vreemdelingen voor een nader gehoor vaak gespannen zijn. Daar houden contactambtenaren rekening mee.
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of het bestreden besluit zorgvuldig tot stand is gekomen. In het licht van het bepaalde in artikel 83, eerste lid, VW 2000 - zoals dat luidt sinds 1 juli 2010 -, houdt de rechtbank bij de beoordeling rekening met de door eiser overgelegde stukken die na het nemen van het bestreden besluit zijn overgelegd.
De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat eiser last had van spanningsklachten tijdens het nader gehoor. Partijen verschillen echter van mening over het antwoord op de vraag of verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld door geen nader onderzoek te laten verrichten naar de psychische gesteldheid van eiser. In dat kader overweegt de rechtbank het volgende.
Voorafgaand aan het horen is op 5 juli 2010 een Onderzoeksformulier bij Medisch advies Horen en Beslissen ten behoeve van de IND (van Medifirst) opgemaakt door een verpleegkundige, en mede ondertekend door een arts. Daaruit volgt dat er geen beperkingen zijn op grond van medische problematiek die van invloed kunnen zijn op het horen; dat eiser kan worden gehoord en dat er geen sprake is van medische problematiek die van invloed kan zijn op de verklaringen van eiser. Overigens zijn op dat formulier geen opmerkingen geplaatst.
Tijdens de nabespreking van het nader gehoor op 15 juli 2010 heeft eisers gemachtigde aan verweerder meegedeeld dat hij eiser inmiddels drie maal heeft gezien en gesproken en naar aanleiding daarvan een MAPP-rapportage heeft aangevraagd. De reden daarvoor is dat eiser diverse signalen van spanningen, stress, en emoties liet zien. In dat kader is het verzoek gedaan eiser in de Verlengde Asielprocedure (VA) op te nemen en de uitkomsten van het medisch onderzoek af te wachten. Verweerder heeft daarop als volgt gereageerd:
“Ik heb aangegeven dat ik betrokkene zowel in het eerst als het nader gehoor heb gesproken en dat niet kan worden ontkend dat betrokkene klachten ondervindt, doch dat er nog geen aanleiding bestaat te oordelen dat deze van een ernstiger aard zijn dan reeds door betrokkene in de gehoren is verklaard.”
In de correcties en aanvullingen op het rapport van het nader gehoor heeft de gemachtigde van eiser opgemerkt dat waar eiser tijdens het nader gehoor heeft verklaard dat hij het de afgelopen maand zwaar heeft gehad en in slechte omstandigheden verkeerde, maar dat het nu beter gaat, aldus moet worden begrepen dat eiser zich schap heeft gezet voor het nader gehoor. Eiser heeft aangegeven dat hij al een maand slecht slaapt, last heeft van nachtmerries en wakker schrikken en dat hij ’s nachts opstaat vanwege het piekeren met pijn in het hoofd en pijn in zijn nek. De beveiliging heeft aan eisers gemachtigde bevestigd dat hij gespannen overkomt. Om die reden heeft eisers gemachtigde een MAPP-melding gedaan. Eisers gemachtigde wijst er nog op dat eiser ook tijdens het nader gehoor melding heeft gemaakt van zijn klachten en dat het medisch rapport ten onrechte niet vermeldt dat eiser lijdt aan suikerziekte en dat hij daar medicijnen voor krijgt.
Gezien het voorgaande bestonden ten aanzien van eiser direct na het nader gehoor indicaties van psychische problemen. Daarbij acht de rechtbank van belang dat eisers verklaringen tijdens het nader gehoor, die inhouden dat het beter met hem gaat, en dat hij na afloop tevreden was over de manier waarop het gesprek verlopen was, moeten worden begrepen tegen de achtergrond van hetgeen met betrekking tot het naar voren komen van eisers medische klachten in het MAPP-rapport van 27 juli 2010 is opgenomen. Dat rapport houdt – voor zover hier van belang – het volgende in: “Doordat de heer erg zijn best doet gedurende het onderzoek om zijn aandacht erbij te houden, maar ook om zijn emoties te beheersen, kan op het eerste gezicht de indruk worden gewekt dat de psychische klachten minder ernstig van aard zijn dan ze in werkelijkheid blijken te zijn.”
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder onzorgvuldig gehandeld door enerzijds te erkennen dat er sprake was van psychische problemen bij eiser en anderzijds geen aanvullend onderzoek te verrichten naar de aard en de ernst van die problemen en de gevolgen daarvan voor de procedure. In dat verband heeft verweerder niet kunnen volstaan met een verwijzing naar het advies van Medifirst van 5 juli 2010.
Volgens het beleid van verweerder (paragraaf C11/6 Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000)) wordt een vreemdeling tijdens de rust- en voorbereidingstijd – indien hij daarvoor toestemming verleent – gezien door een verpleegkundige die, onder verantwoordelijkheid van een arts, een primaire signalering uitvoert. “Deze signalering kan leiden tot verschillende uitkomsten. Allereerst kan de verpleegkundige constateren dat er geen sprake is van medische problematiek. De verpleegkundige kan echter ook constateren dat er sprake is van medische problematiek. In het geval dat deze medische problematiek behandeling behoeft, wijst de verpleegkundige de vreemdeling op de mogelijkheid van curatieve zorg. Wanneer de gesignaleerde medische problematiek van invloed kan zijn op de uitvoering of interpretatie van de gehoren in de asielprocedure, of wanneer de verpleegkundige twijfelt of hiervan sprake is, wordt de vreemdeling (tevens) doorverwezen naar een medisch adviseur ten behoeve van een medisch advies.
De verpleegkundige stelt de vreemdeling en de IND op de hoogte van de uitkomsten van de primaire signalering.
Als de vreemdeling is doorverwezen naar een medisch adviseur, wordt door laatstgenoemde een medisch onderzoek gedaan op basis waarvan een medisch advies wordt opgesteld. Het medisch advies heeft betrekking op medische problematiek die mogelijk interfereert met het vermogen van de vreemdeling om coherent en consistent te verklaren en waarmee rekening gehouden dient te worden bij de interpretatie van de verklaringen van de vreemdeling, en/of medische problematiek waarmee praktisch gezien rekening dient te worden gehouden tijdens de gehoren. Daarnaast kan, indien van toepassing, in het medisch advies tevens worden vermeld dat de vreemdeling is gewezen op de mogelijkheid van curatieve zorg en kunnen waargenomen littekens worden genoteerd.
Het medisch advies wordt beschikbaar gesteld aan de vreemdeling en aan de IND.
De IND is verantwoordelijk voor de beoordeling of en in hoeverre het medisch advies gevolgen heeft voor de verdere procedure van de vreemdeling. De volgende situaties zijn mogelijk:
•Op basis van het medisch advies besluit de IND het nader gehoor van de vreemdeling niet in de algemene asielprocedure plaatsvinden (zie C12/5.2);
•Op basis van het medisch advies besluit de IND de start van de algemene asielprocedure met enige tijd uit te stellen ;
•Op basis van het medisch advies besluit de IND bijzondere voorzieningen te treffen tijdens de gehoren in de algemene asielprocedure (zie C13/2.2).”
Gelet op de inhoud van het hiervoor weergegeven beleid van verweerder, stelt de rechtbank vast dat het advies van Medifirst van 5 juli 2010 een primaire signalering door een verpleegkundige betreft. Uit de omstandigheid dat (zoals volgt uit verweerders beleid) een medisch onderzoek door een medisch adviseur (na doorverwijzing) betrekking heeft op medische problematiek die mogelijk interfereert met het vermogen van de vreemdeling om coherent en consistent te verklaren en waarmee rekening gehouden dient te worden bij de interpretatie van de verklaringen van de vreemdeling, en/of medische problematiek waarmee praktisch gezien rekening dient te worden gehouden tijdens de gehoren, leidt de rechtbank af dat de primaire signalering door een verpleegkundige daarop géén betrekking heeft, anders dan dat in dat verband kan worden gesignaleerd dat er mogelijk sprake is van dergelijke problematiek.
Nu verweerder heeft nagelaten naar aanleiding van de indicaties van psychische problemen bij eiser medisch advies door een medisch adviseur te vragen, dan wel het rapport van het MAPP af te wachten, is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid. Het bestreden besluit is in zoverre genomen in strijd met het bepaalde in artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Eiser heeft op 30 juli 2010 het op 27 juli 2010 opgemaakte rapport van het MAPP overgelegd. GZ-psycholoog E. Smits heeft in het rapport vermeld dat uit de anamnese, testonderzoek en observaties van dit onderzoek zeer sterke aanwijzingen naar voren komen dat er bij eiser sprake is van ernstige psychische klachten, alsmede voor een stoornis in het vermogen zich te concentreren. Er is sprake van PTSS volgens de DSM-IV. Gezien bovenstaande kan zeker gesteld worden dat er bij eiser sprake is van psychische klachten die interfereren met het vermogen om een coherent en consistent verhaal te kunnen doen.De aard en de ernst van de klachten is zodanig dat nadere diagnostiek en behandeling geïndiceerd is, aldus Smits.
De rechtbank is van oordeel dat het, gelet op deze conclusies, wegens eisers ernstige psychische klachten en de bij hem geconstateerde stoornis in het vermogen zich te concentreren, onzorgvuldig is te achten dat verweerder eiser niet heeft opgenomen in de verlengde asielprocedure. Ook om die reden acht de rechtbank het bestreden besluit genomen in strijd met het bepaalde in artikel 3:2 Awb. De door de gemachtigde van verweerder ter zitting bij het rapport van het MAPP geplaatste kritische kanttekeningen doen daar niet aan af, reeds nu het observaties en oordelen van de gemachtigde betreffen en de gemachtigde niet geacht wordt deskundig te zijn op het gebied van psychologisch onderzoek.
Aan het hiervoor gegeven oordeel van de rechtbank doet evenmin af de stelling van verweerder dat de conclusies van het MAPP-rapport niet ter zake doen, nu eiser niet is tegengeworpen dat hij niet goed heeft kunnen verklaren. Aan eiser is immers tegengeworpen dat hij niet consistent heeft verklaard, zoals door de gemachtigde van verweerder ter zitting is bevestigd, terwijl de conclusies van het MAPP-rapport (onder meer) zien op eisers vermogen consistent te verklaren. Reeds op die grond valt niet in te zien dat de conclusies van het MAPP-rapport niet ter zake doen.
Hetgeen verder is aangevoerd behoeft geen bespreking.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding het beroep gegrond te verklaren, het bestreden besluit wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht te vernietigen en verweerder op te dragen opnieuw een besluit op bezwaar te laten nemen.
De rechtbank ziet voorts aanleiding om verweerder met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, van de Awb te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn overeenkomstig het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 874,- (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 437,-).
Beslissing
De rechtbank:
-verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
-draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
-veroordeelt verweerder in de proceskosten ad € 874,- onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als rechtspersoon die deze kosten aan de griffier moet voldoen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.A. Vlietstra, rechter, bijgestaan door H.E. Benjamins, griffier. De griffier is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
H.E. Benjamins
mr. N.A. Vlietstra
In het openbaar uitgesproken op 8 oktober 2010
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen een week na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van “hoger beroep vreemdelingenzaken”, postbus 16113, 2500 BC te ’s-Gravenhage. De rechtbank verwijst naar de artikelen 84 en verder van de Vw 2000, waarbij de rechtbank in het bijzonder vermeldt dat het beroepschrift ingevolge artikel 85 Vw 2000 één of meer grieven tegen de uitspraak dient te bevatten.
afschrift verzonden op: