ECLI:NL:RBSGR:2010:BO1707

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
9 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 10/29013
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vreemdelingenbewaring en zicht op uitzetting van een Sierra Leoonse vreemdeling

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 9 september 2010 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van vreemdelingenbewaring van een Sierra Leoonse vreemdeling. Eiser, die verblijft in het detentiecentrum Zeist, heeft beroep ingesteld tegen de voortduren van de maatregel van bewaring, die op 18 mei 2010 was opgelegd op grond van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft aangevoerd dat er onvoldoende zicht op uitzetting bestaat, omdat er geen nationaliteitsverklaring is afgegeven door de autoriteiten van Sierra Leone en er geen laissez passer is ontvangen. De rechtbank heeft vastgesteld dat, hoewel er sinds 1 januari 2009 geen laissez passer is afgegeven, dit niet betekent dat er geen zicht op uitzetting is. De rechtbank oordeelt dat verweerder, de minister van Justitie, voldoende voortvarendheid heeft getoond in de voorbereiding van de uitzetting en dat er nog steeds zicht op uitzetting bestaat. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat verweerder op 28 mei 2010 een aanvraag voor een laissez passer heeft verzonden en regelmatig contact heeft onderhouden met eiser. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. N.A. Vlietstra, bijgestaan door griffier H.E. Benjamins. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.

Uitspraak

RECHTBANK ‘s-GRAVENHAGE
Nevenzittingsplaats Assen
Sector Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 10/29013 VRONTN S4
Uitspraak van 9 september 2010 op het beroep tegen de maatregel van bewaring op grond van artikel 59 Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000), toegepast ten aanzien van de vreemdeling genaamd althans zich noemende:
[...],
geboren [geboortedatum],
van Sierra Leoonse nationaliteit,
IND-dossiernummer: [...],
V-nummer: [...],
thans verblijvende in het detentiecentrum Zeist,
eiser,
gemachtigde: mr. H.K. Jap-A-Joe, advocaat te Utrecht,
tegen
de minister van Justitie, verweerder,
gemachtigde: mr. drs. J.P.M. Wuite,
ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie.
Procesverloop
Bij besluit van 18 mei 2010 is eiser op de voet van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, Vw 2000 in bewaring gesteld.
Bij uitspraak van 3 juni 2010 heeft de rechtbank geoordeeld dat de maatregel van bewaring niet onrechtmatig is.
Eiser heeft op 18 augustus 2010 beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring, waarbij is verzocht om toekenning van schadevergoeding.
Het beroep is behandeld ter openbare zitting van 2 september 2010. Eiser en zijn gemachtigde zijn aldaar – met voorafgaande kennisgeving – niet verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen.
Overwegingen
Thans is aan de orde de vraag of zich sedert de sluiting van het onderzoek ter zake van het eerdere beroep feiten en omstandigheden hebben voorgedaan die (het voortduren van) de bewaring onrechtmatig maken. Hierbij is mede van belang of nog voldoende zicht bestaat op uitzetting van eiser.
Namens eiser is aangevoerd dat onvoldoende zicht op uitzetting van eiser bestaat. Tot op heden is geen bericht ontvangen van de Sierra Leoonse autoriteiten met betrekking tot de afgifte van een laissez passer (hierna: lp). Er is mitsdien geen althans onvoldoende voortgang en dientengevolge onvoldoende zicht op uitzetting. Verweerder dient volgens eiser inzicht te geven omtrent het aantal personen uit Sierra Leone dat sinds de nieuwe afspraken met dat land daadwerkelijk gedwongen door Nederland kon worden verwijderd. Daarbij verwijst verweerder naar een uitspraak van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Dordrecht van 1 april 2010, AWB 10/9785 (LJN BM2397).
Voorts is namens eiser aangevoerd dat volstaan kan worden met een lichter middel.
De rechtbank is van oordeel dat - anders dan namens eiser is betoogd - verweerder de uitzetting met voldoende voortvarendheid voorbereidt en dat thans nog voldoende zicht op uitzetting van eiser bestaat.
Hierbij acht de rechtbank van belang dat verweerder op 28 mei 2010 een aanvraag voor een lp heeft verzonden aan de autoriteiten van Sierra Leone en regelmatig schriftelijk rappelleert, laatstelijk op 5 augustus 2010. Dat nog geen datum is vastgesteld waarop eiser aan de Sierra Leoonse autoriteiten kan worden gepresenteerd is niet aan verweerder toe te rekenen, nu hij op dit punt immers afhankelijk is van de Sierra Leoonse autoriteiten. Verweerder dient vooralsnog de tijd gegund te worden om de resultaten van voornoemde lp-aanvraag af te wachten. Daarnaast acht de rechtbank van belang dat verweerder regelmatig vertrekgesprekken voert met eiser, laatstelijk op 24 augustus 2010.
De rechtbank stelt vast dat aan eiser naar aanleiding van de lp-aanvraag nog niet is gepresenteerd bij de autoriteiten van Sierra Leone en dat ten behoeve van eiser evenmin een nationaliteitsverklaring is verstrekt. Weliswaar is niet gebleken dat er sinds 1 januari 2009 door de autoriteiten van Sierra Leone lp´s zijn afgegeven ten behoeve van gedwongen terugkeer, maar dat betekent nog niet dat zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn van eiser ontbreekt. Nu nog geen nationaliteitsverklaring is afgegeven, staat immers nog niet vast dat verweerder eiser zal willen uitzetten naar Sierra Leone. In de uitspraak waarnaar eiser heeft verwezen heeft de rechtbank eveneens geoordeeld dat het zicht op uitzetting niet ontbrak, zodat het door eiser daarop gedane beroep hem niet kan baten.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder in redelijkheid geen aanleiding heeft hoeven zien om een lichter middel op te leggen, aangezien eiser weigert mee te werken aan zijn uitzetting, hetgeen onder meer blijkt uit het verslag van het vertrekgesprek gehouden op 24 augustus 2010.
Het beroep dient derhalve ongegrond te worden verklaard. Daarom dient het verzoek om schadevergoeding te worden afgewezen.
Beslissing
De rechtbank:
-verklaart het beroep ongegrond;
-wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.A. Vlietstra, rechter, bijgestaan door H.E. Benjamins, griffier.
H.E. Benjamins mr. N.A. Vlietstra
In het openbaar uitgesproken op 9 september 2010
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.
Afschrift verzonden op: