ECLI:NL:RBSGR:2010:BO1709

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
6 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 10/28773
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling zicht op uitzetting van een vreemdeling uit Sierra Leone in het kader van vreemdelingenbewaring

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 6 september 2010 uitspraak gedaan over de vreemdelingenbewaring van een eiser van Sierra Leoonse nationaliteit. Eiser was op 7 mei 2010 gepresenteerd bij de autoriteiten van Sierra Leone, die een nationaliteitsverklaring hebben afgegeven. Echter, eiser heeft geweigerd te verklaren dat hij vrijwillig wil terugkeren naar Sierra Leone. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sinds 1 januari 2009 geen laissez-passer (lp) is verstrekt door de Sierra Leoonse autoriteiten voor gedwongen terugkeer, wat de mogelijkheid van uitzetting aanzienlijk beperkt. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat gedwongen terugkeer enkel met een lp kan plaatsvinden en dat er geen andere middelen zijn om eiser gedwongen terug te laten keren.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat het zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn niet langer aanwezig is. Dit oordeel is mede gebaseerd op het feit dat verweerder niet in staat was om te onderbouwen dat het afleggen van een verklaring door eiser daadwerkelijk zou leiden tot de afgifte van een lp. De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard, de onmiddellijke opheffing van de bewaring bevolen en een schadevergoeding van € 1.680,- toegekend aan eiser, alsook de proceskosten van € 874,- aan de Staat der Nederlanden opgelegd.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de autoriteiten om adequaat te reageren op verzoeken om terugkeer en de verplichtingen die voortvloeien uit de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft ook de rol van de International Organisation for Migration (IOM) genoemd, die betrokken is bij vrijwillige terugkeer, maar niet bij gedwongen terugkeer. De uitspraak is gedaan in het kader van de Algemene wet bestuursrecht, waarbij de rechtbank de procedurele aspecten van de behandeling van het beroep heeft gevolgd.

Uitspraak

RECHTBANK ‘s-GRAVENHAGE
Nevenzittingsplaats Assen
Sector Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 10/28773 VRONTN S4
Uitspraak van 6 september 2010 op het beroep tegen de maatregel van bewaring op grond van artikel 59 Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000), toegepast ten aanzien van de vreemdeling genaamd althans zich noemende:
[...],
geboren [geboortedatum],
van Sierra Leoonse nationaliteit,
IND-dossiernummer: [...],
V-nummer: [...],
thans verblijvende in het detentiecentrum Zeist,
eiser,
gemachtigde: mr. B. Mor-Yazir, advocaat te Utrecht,
tegen
de minister van Justitie, voorheen de staatssecretaris van Justitie,
verweerder,
gemachtigde: mr. J.P.M. Wuite,
ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie.
Procesverloop
Bij besluit van 19 november 2009 is eiser op de voet van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, Vw 2000 in bewaring gesteld.
Bij uitspraak van 10 juni 2010 heeft de rechtbank laatstelijk geoordeeld dat de voortduring en tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring niet onrechtmatig zijn.
Eiser heeft op 16 augustus 2010 beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring, waarbij is verzocht om toekenning van schadevergoeding.
Het beroep is behandeld ter openbare zitting van 2 september 2010. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn mr. C.D. den Hartogh, advocaat te Zuthpen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen.
De behandeling van het beroep is ter zitting aangehouden. Bij faxbericht van 3 september 2010 heeft verweerder nadere inlichtingen gegeven. Bij faxbericht van eveneens 3 september 2010 is een reactie daarop van mr. Den Hartogh bij de rechtbank binnengekomen. Partijen hebben toestemming verleend als bedoeld in artikel 8:57 juncto 8:64 Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Hierop heeft de rechtbank de behandeling van het beroep gesloten.
Overwegingen
Thans is aan de orde de vraag of zich sedert de sluiting van het onderzoek ter zake van het eerdere beroep feiten en omstandigheden hebben voorgedaan die (het voortduren van) de bewaring onrechtmatig maken. Hierbij is mede van belang of nog voldoende zicht bestaat op uitzetting van eiser.
Namens eiser is aangevoerd dat zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn ontbreekt. Volgens eiser is van belang dat de autoriteiten sinds 1 januari 2009 geen enkele laissez- passer (lp) hebben verstrekt. Afgezien van het feit dat eiser niet terug wil keren naar Sierra Leone, is onduidelijk op welke termijn verweerder een laissez-passer kan regelen. Namens eiser is voorts aangevoerd dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt door eiser om de twee weken te horen.
Verweerder heeft daarentegen gesteld dat de procedure tot afgifte van een lp bij de Sierra Leoonse autoriteiten weliswaar veel tijd neemt, maar dat niet gezegd kan worden dat het zicht op uitzetting ontbreekt. Uit de verslagen van de met eiser gevoerde vertrekgesprekken blijkt dat eiser niet wil meewerken aan zijn vertrek. Het ligt op zijn weg, aldus verweerder, om ten overstaan van de autoriteiten van zijn land van herkomst te verklaren dat hij wel terug wil keren.
Bij de beoordeling van het zicht op uitzetting gaat de rechtbank uit van de volgende vaststaande feiten en omstandigheden.
Eiser is op 7 mei 2010 in persoon gepresenteerd bij de autoriteiten van Sierra Leone. Naar aanleiding van die presentatie hebben de Sierra Leoonse autoriteiten een nationaliteitsverklaring afgegeven. Tot op heden heeft eiser geweigerd tegenover de autoriteiten van Sierra Leone te verklaren dat hij vrijwillig wil terugkeren naar zijn land van herkomst.
In de periode van 1 januari 2009 tot 1 april 2010 zijn er ten behoeve van 70 personen nationaliteitsverklaringen afgegeven door Sierra Leone. Er zijn in de periode van 1 januari 2009 tot heden geen lp’s verstrekt door de autoriteiten van Sierra Leone in het kader van gedwongen terugkeer. Wel zijn er lp’s verstrekt aan personen die met tussenkomst van de International Organisation for Migration (IOM) vrijwillig zijn teruggekeerd naar Sierra Leone. Gedwongen terugkeer naar Sierra Leone met een EU-staat is op dit moment niet mogelijk. De gemachtigde van verweerder heeft ter zitting verklaard dat gedwongen terugkeer enkel met een lp kan plaatsvinden.
De rechtbank stelt voorop dat in een uitspraak van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Dordrecht, van 1 april 2010 (LJN: BM2376), is overwogen dat verweerder niet weet hoeveel van de zeventig vreemdelingen aan wie een nationaliteitsverklaring is afgegeven hebben verklaard vrijwillig te willen terugkeren en dat de nodige onduidelijkheid is blijven bestaan over het zicht op uitzetting van de betrokken vreemdeling binnen een redelijke termijn naar Sierra Leone. Dat wel lp’s worden verstrekt ten behoeve van terugkeer met behulp van de IOM laat de mogelijkheid open dat de autoriteiten van Sierra Leone om hen moverende redenen geen lp’s verstrekken als verweerder die aanvraagt, ook al verklaart de vreemdeling vrijwillig te willen terugkeren. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de kans op uitzetting binnen een redelijke termijn in ieder geval niet groot is.
De rechtbank stelt vast dat verweerder ook thans niet in staat is een antwoord te geven op de vraag of tot de groep vreemdelingen aan wie door de Sierra Leoonse autoriteiten een nationaliteitsverklaring is afgegeven personen behoren die hebben verklaard vrijwillig te willen terugkeren. Om die vraag te kunnen beantwoorden is dossieronderzoek nodig, zo heeft verweerder de rechtbank laten weten.
De rechtbank stelt vast dat verweerder kennelijk in de hiervoor genoemde uitspraak van 1 april 2010 geen aanleiding heeft gezien om het noodzakelijke dossieronderzoek te verrichten.
Gelet op het feit dat in de periode van 1 januari 2009 tot heden door de autoriteiten van Sierra Leone geen enkele lp is verstrekt ten behoeve van gedwongen terugkeer, en verweerder nog steeds niet in staat is een antwoord te geven op de vraag die ook al in april 2010 door deze rechtbank, nevenzittingsplaats Dordrecht, was opgeworpen en onbeantwoord was gebleven, is de rechtbank van oordeel dat het zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn thans niet langer aanwezig is. Daarbij heeft de rechtbank mede betrokken dat gedwongen terugkeer enkel met een lp kan plaatsvinden, nu uitzetting met een EU-staat niet tot de mogelijkheden behoort en verweerder ook overigens geen andere middelen tot zijn beschikking heeft om eiser gedwongen te laten terugkeren naar Sierra Leone.
Dat van eiser, in het licht van de op hem rustende vertrekplicht, verlangd kan worden dat hij verklaart vrijwillig te willen terugkeren naar Sierra Leone, maakt het oordeel van de rechtbank niet anders, nu verweerder zijn stelling dat het afleggen van een dergelijke verklaring daadwerkelijk leidt tot de afgifte van een lp, niet (voldoende) heeft onderbouwd.
De rechtbank acht de bewaring op grond van het voorgaande onrechtmatig, en wel met ingang van 16 augustus 2010, de datum van indiening van het beroepschrift.
De rechtbank verklaart het beroep dan ook gegrond en beveelt de onmiddellijke opheffing van de bewaring. De overige beroepsgronden behoeve geen bespreking.
Aan de orde is vervolgens de vraag of de onrechtmatigheid en opheffing van de bewaring tot toekenning van schadevergoeding dient te leiden. De rechtbank is van oordeel dat bij onrechtmatig bevonden bewaring – zoals in onderhavige zaak – in beginsel aanspraak bestaat op schadevergoeding. Van het afzien van schadevergoeding kan slechts onder bijzondere omstandigheden sprake zijn. Van dergelijke omstandigheden is in dit geval niet gebleken.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn er, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig om eiser ten laste van de Staat een schadevergoeding toe te kennen van € 80,-- per dag voor de 21 dagen die hij vanaf 16 augustus 2010 heeft doorgebracht in een huis van bewaring. Dit betekent dat een schadevergoeding van € 1.680,-- zal worden toegekend.
Nu het beroep gegrond wordt verklaard, bestaat er aanleiding verweerder te veroordelen tot vergoeding van de door eiser gemaakte proceskosten, onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als rechtspersoon die deze kosten aan de griffier van deze rechtbank moet vergoeden. De kosten worden overeenkomstig het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op € 874,-- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting).
Beslissing
De rechtbank:
-verklaart het beroep gegrond;
-beveelt de onmiddellijke opheffing van de bewaring van eiser;
-kent aan eiser ten laste van de Staat der Nederlanden een vergoeding toe van € 1.680,-;
-veroordeelt verweerder in de proceskosten van € 874,- onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als rechtspersoon die deze kosten aan de griffier van deze rechtbank moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.A. Vlietstra, rechter, bijgestaan door H.E. Benjamins, griffier.
H.E. Benjamins mr. N.A. Vlietstra
In het openbaar uitgesproken op 6 september 2010
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.
Afschrift verzonden op:
De voorzitter van de rechtbank te 's-Gravenhage beveelt de tenuit¬voerlegging van de in deze uitspraak toegekende schadevergoeding ten bedrage van € 1.680,-- .
Aldus gedaan op 6 september 2010 door mr. N.A. Vlietstra, fungerend voorzitter.