ECLI:NL:RBSGR:2010:BO1996

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
13 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
341382 - HA ZA 09-2161
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid bij aanrijding tussen auto en voetganger in drukke winkelstraat

In deze zaak, die zich afspeelt in een drukke winkelstraat, vond op 8 december 2004 een aanrijding plaats tussen een personenauto, bestuurd door [B], en de voetganger [A1]. De aanrijding gebeurde toen [A1] vanachter een puincontainer tussen geparkeerde auto's door de rijbaan opliep, zonder goed om zich heen te kijken. De rechtbank oordeelde dat [B] zijn snelheid had aangepast tot 20 à 25 km/u, wat aanzienlijk lager is dan de maximaal toegestane snelheid van 50 km/u. De rechtbank concludeerde dat [B] goed had geanticipeerd op het winkelend publiek en dat hij niet kon worden verweten dat hij de aanrijding had veroorzaakt. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van overmacht, waardoor [A1] geen recht had op schadevergoeding. De vorderingen van de eisers, [A3] en [A4], werden afgewezen, en zij werden veroordeeld in de proceskosten van [B] en [B1].

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht
Vonnis in gevoegde zaken van 13 oktober 2010
in de zaak met zaaknummer / rolnummer: 341382 / HA ZA 09-2161 van
1.[A1],
wonende te [woonplaats],
2.de besloten vennootschap
[A] RENTALS B.V.,
gevestigd te [plaats],
eiseressen,
advocaat mr. R. Schoemaker te 's-Gravenhage,
tegen
[B],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. E. Grabandt te 's-Gravenhage,
en in de zaak met zaaknummer / rolnummer 359379 / HA ZA 10-571 van
1.[A1],
wonende te [woonplaats],
2.de besloten vennootschap
[A2] HOLDING B.V.,
gevestigd te [plaats],
eiseressen,
advocaat mr. R. Schoemaker te 's-Gravenhage,
tegen
1.[B],
wonende te [woonplaats],
2.de naamloze vennootschap
N.V. SCHADEVERZEKERING-MAATSCHAPPIJ BOVEMIJ,
gevestigd te Nijmegen,
gedaagden,
advocaat mr. E. Grabandt te 's-Gravenhage.
Partijen zullen hierna [A3], [B], [A4] en [B1] (meervoud) genoemd worden. Partijen zullen afzonderlijk [A1], [A], [B], [A2] en Bovemij genoemd worden.
1.De procedure in de zaak 341382 / HA ZA 09-2161
1.1.Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 18 mei 2009, met producties, waaronder de processen-verbaal van het voorlopig getuigenverhoor gehouden op verzoek van [A1];
- de conclusie van antwoord, met productie;
- het tussenvonnis van 18 november 2009 waarin een comparitie van partijen is bevolen op een nog nader te bepalen tijdstip;
- de beschikking van 29 maart 2010 waarbij de comparitie van partijen is bepaald op 18 juni 2010;
- het proces-verbaal van comparitie van 18 juni 2010.
1.2.De brief van de zijde van [B] van 7 juli 2010 geeft de rechtbank geen aanleiding voor het aanpassen van het proces-verbaal van de comparitie.
1.3.Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.
2.De procedure in de zaak 359379 / HA ZA 10-571
2.1.Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaardingen van 26 januari 2010 en 29 januari 2010, tevens incidentele eis tot voeging ex artikel 217 Rv, met producties;
- de conclusie van antwoord in het incident tot voeging ex artikel 217 Rv;
- het vonnis in incident van 31 maart 2010, waarbij de rechtbank de zaak met rolnummer 10-571 heeft gevoegd met de zaak met rolnummer 09-2161;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- het tussenvonnis van 12 mei 2010 waarbij de comparitie van partijen is bepaald op 18 juni 2010;
- de akte indiening producties aan de zijde van [A4] van 18 juni 2010, met producties;
- het proces-verbaal van comparitie van 18 juni 2010.
2.2.Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.
3.De feiten
3.1.Op 8 december 2004, omstreeks 16.00 uur, heeft op de [A-straat] in [plaats] een aanrijding plaatsgevonden tussen een personenauto, merk Renault Clio, met het kenteken [nummer], bestuurd door [B], en [A1] als voetganger (hierna: het ongeval). De [A-straat] heeft in elke rijrichting twee rijstroken. Vanuit de richting van het [A-plein] gezien is de rechterrijstrook bestemd voor rechtdoorgaand verkeer (richting [B-plein]) en rechtsafslaand verkeer (richting de [C-straat]). De linkerrijstrook is bestemd voor linksafslaand verkeer (richting de [Laan-D]). Op enig moment worden deze rechter- en linkerrijstrook door onderbroken belijning apart gemarkeerd tot aan het stoplicht. De ter plaatse geldende maximum snelheid is 50 km/u. Parallel aan de rechterrijstrook zijn parkeervakken waar ten tijde van het ongeval auto's geparkeerd stonden en waar een puincontainer was geplaatst van ongeveer 2 à 2 1/2 meter hoog. [B] reed met zijn auto op de linkerrijstrook. [A1] kwam vanachter de puincontainer tussen de geparkeerde auto's via de rechterrijstrook op de linkerrijstrook en is op enig moment aangereden door de door [B] bestuurde auto.
3.2.[A1] heeft ten gevolge van het ongeval letsel opgelopen, bestaande uit een laterale tibia (scheenbeen) plateaufractuur links, en heeft schade geleden.
3.3.[B] was ten tijde van het ongeval voor wettelijke aansprakelijkheid verzekerd bij Bovemij.
4.Het geschil
in de zaak met rolnummer 09-2161
4.1.[A3] vorderen - zakelijk weergegeven - dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar te verklaren bij voorraad,
1. voor recht zal verklaren dat [B] aansprakelijk is voor alle vermogensschade die [A3] lijden als gevolg van het ongeval;
2. [B] zal veroordelen tot betaling aan [A] van de door haar geleden schade van € 29.979,-, te vermeerderen met de wettelijke rente van € 7.805,-;
3. [B] zal veroordelen tot betaling aan [A1] van
a. € 8.750,- aan materiële schade;
b. € 30.675,- aan buitengerechtelijke incassokosten;
c. € 7.500,- aan smartengeld;
d. € 18.333,- aan kapitalisatieschade;
e. € 12.129,- aan wettelijke rente;
4. [B] zal veroordelen in de proceskosten.
4.2.Ter onderbouwing van de vordering genoemd onder 4.1 1 stellen [A3] dat [B] jegens [A1] op grond van artikel 185 Wegenverkeerswet (hierna: WVW) aansprakelijk is voor het [A1] overkomen ongeval, waarbij de gehele schade zonder aftrek van enige eigen schuld aan de zijde van [A1] door [B] dient te worden vergoed. Jegens [A] is [B] op basis van artikel 6:107a BW aansprakelijk voor het door [A] aan [A1] doorbetaalde nettoloon voor de periode dat zij (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt is geweest ten gevolge van het ongeval.
4.3.[B] voert gemotiveerd verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in de zaak met rolnummer 10-571
4.4.[A4] vorderen - zakelijk weergegeven - dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar te verklaren bij voorraad, binnen acht dagen na betekening van het vonnis aan [B] danwel Bovemij
1. voor recht zal verklaren dat [B1] aansprakelijk zijn voor alle vermogensschade die [A4] lijden als gevolg van het ongeval;
2. [B] zal veroordelen tot betaling aan [A2] van de door haar geleden schade van € 29.979,-, te vermeerderen met de wettelijke rente van € 7.805,-;
3. Bovemij zal veroordelen tot betaling aan [A2] van de door haar geleden schade van € 29.979,-, te vermeerderen met de wettelijke rente van € 7.805,-;
4. [B] zal veroordelen tot betaling aan [A1] van
a. € 8.750,- aan materiële schade;
b. € 30.675,- aan buitengerechtelijke incassokosten;
c. € 7.500,- aan smartengeld;
d. € 18.333,- aan kapitalisatieschade;
e. € 12.129,- aan wettelijke rente;
5. Bovemij zal veroordelen tot betaling aan [A1] van
a. € 8.750,- aan materiële schade;
b. € 30.675,- aan buitengerechtelijke incassokosten;
c. € 7.500,- aan smartengeld;
d. € 18.333,- aan kapitalisatieschade;
e. € 12.129,- aan wettelijke rente;
5. [B1] zal veroordelen in de proceskosten.
4.5.Voor de onderbouwing van de onder 4.4 genoemde vorderingen verwijst de rechtbank naar de onderbouwing van de vorderingen in de zaak met rolnummer 09-2161, met dien verstande dat [A4] zich in onderhavige zaak op het standpunt stellen dat [A2] op basis van artikel 6:107a BW een vordering op [B1] te gelde kan maken en dat Bovemij als WAM-verzekeraar van [B] naast [B] gehouden is de door [A4] geleden schade te vergoeden.
4.6.[B1] voeren gemotiveerd verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
5.De beoordeling
in de zaak met rolnummer 09-2161
5.1.De rechtbank overweegt allereerst dat de rechter ten overstaan van wie het voorlopig getuigenverhoor is gehouden dit vonnis niet heeft kunnen wijzen om organisatorische redenen.
5.2.Het gaat in dit geding in het kader van artikel 185 WVW allereerst om de vraag of [B] een beroep toekomt op overmacht. Voor een bevestigende beantwoording van deze vraag is noodzakelijk dat [B] ten aanzien van zijn rijgedrag rechtens geen enkel verwijt valt te maken. Daarbij zijn eventuele fouten van andere weggebruikers - waaronder die van [A1] - alleen van belang wanneer deze fouten zo onverwacht waren dat [B] daar in redelijkheid geen rekening mee hoefde te houden.
5.3.[B] heeft in dit verband gesteld dat het verkeer op de voormelde rechterrijstrook van de [A-straat] stilstond en af en toe stapvoets reed in een file voor het stoplicht. [B] stelt dat hijzelf op de voormelde linkerrijstrook hoogstens 20 à 25 km/uur reed terwijl de toegestane snelheid 50 km/uur bedroeg. Langzamer rijden kon volgens [B] zonder concrete aanleiding niet worden gevergd, nu dat gevaarlijke inhaalmanoeuvres zou uitlokken en een adequate doorstroom van het verkeer zou belemmeren. [A1] rende, althans liep snel vanachter de container zonder te kijken de rechterrijstrook op, voor een - ten opzichte van de auto van [B] - hoge auto (een Chrysler PT-Cruiser) en liep vervolgens de linkerrijstrook op, direct tegen de rechterkoplamp van de auto van [B] aan. Doordat het zicht van [B] door de container en de Chrysler werd belemmerd, heeft hij [A1] niet kunnen zien aankomen, aldus nog steeds [B].
5.4.[A3] stellen dat [A1] naar links heeft gekeken voordat zij is overgestoken. Volgens hen is zij vervolgens de voornoemde rechter- en linkerrijstrook overgestoken en stond zij ter hoogte van de onderbroken middenstreep te wachten tot zij de weghelft voor het tegemoetkomend verkeer (bezien vanuit de richting van het [A-plein]) kon oversteken. Op dat moment werd zij aangereden door de (voor haar) van links komende auto van [B].
5.5.Voor de beoordeling is van belang wat de precieze toedracht van het ongeval is geweest. Tijdens het voorlopig getuigenverhoor zijn in enquête [A1], [getuige 1], [B], [getuige 2] en [getuige 3] gehoord en in contra-enquête [getuige 4]. De getuigen hebben, voor zover hier van belang, als volgt verklaard.
[A1]:
"Ik was als bijzitster bij een collega in haar auto vanuit de richting [A-plein] gekomen. Omdat ik bij een van de winkels aldaar een potje verf wilde ophalen parkeerde mijn collega aan de rechterzijde van de weg in een van de parkeervakken direct grenzend aan het trottoir. Ik stapte uit en stak over, kwam weer terug omdat de verf nog gemengd moest worden, haalde bij een andere winkel, Anna Home, een lamp op, legde die in de auto en stak daarna de [A-straat] weer over achter de auto van mijn collega om lopend. Het was op dat moment heel druk. Op de [Laan-D] was een demonstratie gaande. Het autoverkeer op de [A-straat] stond stil. (...) Ik heb naar links gekeken en ben tussen de stilstaande auto's doorgelopen tot ik mij op of nabij de met onderbroken strepen aangegeven scheidslijn tussen beide rijrichtingen bevond. Ik heb toen naar rechts gekeken en werd door een auto aangereden die ik niet heb zien aankomen. (...) Ik bevond mij ten tijde van de aanrijding op of zeer dichtbij de middenstreep en weet alleen nog dat ik tegen de grond gesmakt werd. (...)
Op vragen van mr. Bindels antwoord ik als volgt:
- Op de vraag of ik stilstond ten tijde van de aanrijding antwoord ik dat ik niet stond te wachten omdat het aan de overzijde niet druk was."
[getuige 1]:
"Ik weet niet meer precies wanneer, mogelijk 1,5 jaar geleden, vond in de [A-straat] te [plaats] een ongeval plaats, vlak voor het bedrijf waar ik als verkoper werkzaam ben, t.w. bij [C], schildersbenodigdheden. De hier aanwezige mevrouw [A1] kwam omstreeks midden van de namiddag een potje verf halen. Ik moest dat nog mengen en daarom zei zij mij dat zij nog even een boodschap aan de overkant ging doen. Nadat ik de gewenste verf gemengd had ben ik aan het raam van de winkel gaan staan. Er was op dat moment geen klandizie. Het was op straat aan onze zijde van de [A-straat] niet druk; aan de overzijde wel. Daar bevond zich stilstaand verkeer bestaande uit een aaneensluitende rij geparkeerde auto's en daarnaast een aaneensluitende rij wachtende auto's. De rijstrook richting [Laan-D], linksaf, was vrij. (...)
Na korte tijd voor het raam gestaan te hebben zag ik mevrouw [A1] tussen de geparkeerde en de op de rijbaan voor rechtdoorgaand of rechtsafslaand verkeer staande voertuigen doorlopen. Zij keek naar links, liep door naar het midden van de weg, kort voor de plaats waar de rijbaan zich in tweeën splitst en keek naar rechts. Ik zag dat mevrouw [A1] door een auto werd aangereden terwijl zij ter hoogte van de onderbroken middenstreep stond te wachten. Ik weet niet meer of die auto eerder in de rij van rechtdoorgaand of rechtsafbuigend verkeer als laatste of één na laatste stilgestaan heeft, of dat die auto langzaam kwam aanrijden. In ieder geval zag ik die auto plotseling naar links uitwijken en optrekken, waarna direct het ongeval plaatsvond.
Ik had op de overzijde en hetgeen daar gebeurde onbelemmerd uitzicht. (...)
(...)
Op vragen van mr. Bindels antwoord ik als volgt:
(...)
- Mevrouw [A1] liep naar mijn herinnering gewoon lopend, in ieder geval niet rennend, tussen de auto's door naar onze kant van de weg.
- Mevrouw [A1] stond stil toen zij werd aangereden."
[B]:
"Op 8 december 2004 om 16.00u vond in de [A-straat] een ongeval plaats waarbij ik als berijder van het voertuig Renault Clio met kenteken [nummer] betrokken ben geraakt. (...)
Ik kwam rijdend vanuit de richting [A-plein] en reed richting [Laan-D]. Het was vrij druk. De rijstrook voor rechtdoorgaand en linksafslaand (de rechtbank leest: rechtsafslaand) verkeer was bezet met wachtende voertuigen. Ik kon die rij wachtende voertuigen gewoon zonder problemen links voorbijrijden. Op die rijbaan bevonden zich buiten mij voor mij geen voertuigen. (...) Ik zal 20 tot 25 kilometer snelheid gereden hebben. (...) Op de parkeerstrook stond ook een vrij grote puincontainer. In de rij wachtende auto's stond een vrij hoge personenauto van waarachter mevrouw de weg overstak. Zij liep dus voor langs die hoge auto. Zij kwam voor mij geheel onverwachts. Ik zag haar pas toen zij achter die hoge auto tevoorschijn kwam. Zij holde. Het ongeval had plaats waarbij zij met een geweldige dreun met haar hoofd op de ruit sloeg en daarna op de grond rolde, waar zij ongeveer een meter voor mijn auto bleef liggen. (...)
In die hoge auto waarover ik zojuist sprak zat naar ik meen een Duitse mijnheer met wie ik Engels gesproken heb, die mij vertelde dat ik aan het ongeval niets kon doen en die mij vroeg welke snelheid ik opgegeven had. Toen ik zei "zo ongeveer 25 tot 30", zei hij: "Zo snel heb je niet eens gereden, het was niet eens 20". (...)
(...)
Op vragen van mr. Vlasman antwoord ik als volgt:
- Ik heb toen ik van het [A-plein] kam (de rechtbank leest: kwam) aanrijden zonder stil te staan kunnen doorrijden naar de rijstrook op de [A-straat] voor het verkeer linksaf naar de [Laan-D]. Terwijl ik dat deed kwam een mevrouw van rechts tussen de daar stilstaande auto's doorgerend en vond het ongeval plaats. Ik heb geen uitwijkmanoeuvre (naar links) gemaakt. Ik weet niet of ik dat niet gedaan heb omdat mogelijk uit de andere rijrichting verkeer op mij af kwam rijden. Ik heb krachtig geremd.
(...)
- Ik ben met de algemene situatie in de [A-straat] voldoende bekend. Ik heb immers in de [E-straat] gewoond.
Op vragen van mr. Bindels antwoord ik als volgt:
- Ik heb de onderbroken middenstreep op de [A-straat] tussen de beide rijrichtingen met mijn voertuig niet naar links overschreden.
- Voorafgaand aan het ongeval had mijn auto geen schade aan de rechter koplamp."
[getuige 2]:
"Ik bevond mij, het zal omstreeks november 2004 geweest zijn, op het [B-plein] waar ik met mijn fiets naast de linkerrijbaan voor rood licht stond om rechtdoor het kruispunt over te steken richting [A-straat]. Ik had een goed overzicht over de situatie ter plaatse. Het was op dat moment niet bijzonder druk. Van mij uit gezien aan de linkerkant van de [A-straat] stond een rij auto's geparkeerd. Ik kan niet zeggen of er nog verkeer op de [A-straat] was richting [B-plein].
Ik zag dat iemand van mij uit gezien tussen de links geparkeerde auto's door liep en om zich heen keek. Er was verder niets dat mijn aandacht trok en ik wachtte tot het licht op groen zou springen. Ik bevond mij reeds op het op het midden van, halverwege het kruispunt, richting [A-straat] fietsend toen ik een harde ik knal hoorde. (...)
Daarnaar uitdrukkelijk gevraagd verklaar ik dat ik niet weet hoe de mevrouw die aangereden werd de straat overstak, langzaam, behoedzaam of snel rennend. Wel heb ik haar om zich heen zien kijken. (...) Ik heb niet gezien hoe het ongeval heeft plaatsgevonden."
[getuige 3]:
"Mijn winkel bevindt zich aan de [A-straat], vanuit het [B-plein] bezien aan de linkerzijde.
Ik verliet de winkel om met de hond te gaan wandelen. Bij mijn terugkomst, komend van de [F-laan], boog ik linksaf de [A-straat] in. Ik zag dat een mevrouw die in haar hand een lamp droeg vanuit de winkel, naar ik meen 'Homestyle', komend, naar een auto voor mij liep, de klep open deed en de lamp daarin legde. Ik liep vlak achter haar en hoorde haar tegen een mevrouw die in de auto zat zeggen: "Ik loop nog even naar de overkant". Ik zag dat zij naar links keek en naar rechts en snel, ze had echt haast, overstak. Zij wilde hardlopend oversteken. Zij had niet in de gaten dat er van links een rij auto's aankwam die linksaf wilden, de [Laan-D] op. Zij werd door de eerste auto geschept. (...) Ik ben niet naar de plaats van het ongeval gelopen omdat mijn hond, een nogal groot beest, niet zo aan andere mensen gewend is.
(...)
Ten tijde van het ongeval stonden de auto's op de [A-straat], de aanrijdende auto meegerekend, drie rijen dik. De eerste stond op de parkeerstrook, de tweede op de strook voor rechtdoor of rechtsafslaand verkeer en de derde, de aanrijdende auto, op de strook voor linksafslaand verkeerd. De parkeerstrook stond vol. Op de eerste rijstrook stonden de auto's stil. De aanrijdende auto stond geheel op zijn eigen rijstrook; niet deels ook op de voor het tegemoetkomende verkeer bestemde rijstrook. Het slachtoffer werd (van binnenuit de auto gezien) door de voorzijde van de auto, wat naar rechts aan de voorzijde, geraakt. De aanrijding vond direct plaats toen het slachtoffer tussen de auto's uitgelopen kwam. Zij liep niet zachtjes; zij wilde echt hard naar de overkant lopen. Dat zag ik. (...)
(...)
Op vragen van mr. Bindels:
- De overstekende dame keek tussen de auto's op de parkeerstrook naar links en tussen de rij wachtende auto's doorlopend naar rechts."
[getuige 4]:
"Mijn verklaring heeft betrekking op een verkeersongeval dat heeft plaatsgehad begin december 2004 op een tijdstip in de namiddag. Het ongeval had plaats op de [A-straat] iets voorbij de plaats waar, komend van het [A-plein], aan de rechterzijde een slagerij is en iets verderop een café. Ik bestuurde mijn auto en bevond mij rijdend in de richting van het [B-plein] op de rechter rijstrook juist achter de plaats waar het weggedeelte in twee rijstroken verdeeld wordt. Voor mij bevonden zich aan de rechterzijde geparkeerde auto's. (...) Voor mij bevonden zich meerdere auto's. Ik weet niet meer hoeveel. Links van mij bevonden zich geen auto's op de rijstrook voor links afslaand verkeer. Er was langzaam, stapvoets rijdend verkeer waarmee ik meereed. Ik zag toen rechts van mij een dame die precies voor mijn auto overstak. Ik heb geremd. Daarop hoorde ik links van mij een knal die voor mij het geluid betekende van een ongeval. Wat die knal veroorzaakte heb ik op dat moment zelf, toen ik de knal hoorde, niet gezien. (...) In de rij auto's bevond zich achter mij een auto die kennelijk links uitgeweken is. Het was tamelijk donker. Ik heb niet op de achter mij rijdende auto in het bijzonder gelet. Die bevond zich plotseling naast mij. Dat werd ik mij pas gewaar nadat ik die knal gehoord had.
De aangereden mevrouw bevond zich links van mij op het wegdek en lag midden voor de auto die haar kennelijk aangereden had. (...)
Ik meen mij te herinneren dat de dame die aangereden werd aan de rechterzijde uit een geparkeerde auto is gestapt, achter die auto langs is gelopen, tussen die auto en de container door en voor het voertuig dat ik bestuurde overstak. Naar mijn indruk heeft zij niet om zich heengekeken en is zij snel overgestoken, zonder te rennen. Tussen het uitstappen en het oversteken heb ik haar nergens zien stilstaan, hoewel ik haar wel de hele tijd heb gezien. Zij heeft nergens halt gehouden of om zich heen gekeken voordat zij voor mijn auto overstak. Toen ik het gebeurde zag heb ik gedacht 'so was blödes': 'wat stom'. (...) Ik merk daarbij op dat voor haar en voor de links naast mij rijdende auto het zicht moeilijk was. Het was naar mijn indruk voor die dame, voordat zij voor mijn auto overstak, door de aanwezigheid van de container niet goed mogelijk het achter mij komende verkeer te zien, terwijl het zicht op het eventueel links naast mij rijdend verkeer, door mijn eigen voertuig, een Chrysler PT-Cruiser, een wat hogere auto, belemmerd werd.
(...)
Een paar auto's voor mij bevond zich een verkeerslicht met een zebrapad. Ook kort achter mijn auto was een zebrapad. Ik begrijp niet hoe iemand zo stom kan zijn dan toch tussen rijdende auto's door over te steken, terwijl je ter plaatse bijna niets kunt zien.
Op vragen van mr. Bindels antwoord ik als volgt:
Ik heb de auto die achter mij reed niet plotseling met piepende banden horen optrekken. Er was geen plaats om zo op te trekken. Hij reed zo dicht achter mij dat hij niet op zo'n kort stukje weg plotseling hard kon wegrijden. (...)
Op vragen van mr. Vlasman antwoord ik als volgt:
(...)
De auto die bij het ongeval betrokken was reed al vanaf Madurodam achter mij. De verklaring die de politie destijds heeft opgenomen is niet geheel correct geweest. De politie vroeg mij bijvoorbeeld waarom ík kon remmen en de andere auto niet. De ter plaatse staande container is ongeveer 2 meter hoog geweest. Mr. Vlasman vraagt mij hoe ik kan verklaren dat de ter plaatse staande container het zicht belemmerde en niettemin ook kan verklaren dat ik mevrouw uit de auto heb zien stappen die op de rechterparkeerstrook stond. Dat is te verklaren uit het feit dat tussen die geparkeerde auto en die container een ruimte was, die in ieder geval groot genoeg was om mijn eigen auto daarin nog schuin te kunnen parkeren.
Waar ik eerder verklaarde dat de overstekende dame niet naar links of rechts gekeken heeft, wil ik daar thans aan toevoegen dat ik, nadat zij voor mijn auto overgestoken was, niet meer erop heb gelet of zij nog naar links of rechts gekeken heeft. (...)
Op vragen van mr. Bindels antwoord ik als volgt:
(Ik, rechter-commissaris, overhandig de getuige ter lezing de door hem, ten overstaan van de heer [D], agent van de Politie Haaglanden, op 3 januari 2005 afgelegde verklaring.) Op de vraag van mr. Bindels antwoordt de getuige dat hij zich thans niet herinnert dat/of de daarin voorkomende zin: "Ik zag dat de vrouw door de personenauto geschept werd", juist is. (...) Niet juist is dat ik op het moment dat de dame overstak, stilgestaan zou hebben, zoals in dat verbaal staat. Zoals ik hierboven verklaarde reed ik toen stapvoets en heb ik voor haar geremd."
5.6.In het proces-verbaal van de politie Haaglanden (overgelegd als productie 2 bij dagvaarding) is - onder meer - het volgende opgenomen:
"Onderzoek ter plaatse:
Wij, verbalisanten zagen op de plaats van de aanrijding de twee boven genoemde personenauto's aan (de rechtbank leest: staan). (...) Wij, verbalisanten zagen dat de Renault, type Clio, blauw van kleur en voorzien van het kenteken [nummer] schade had. Wij, verbalisanten zagen dat het glas van zijn rechterkoplamp gebroken was en voor een gedeelte op de rijbaan lag. (...)
Verder zagen wij, verbalisanten dat de voetgangersoversteek plaats ongeveer 15 meter van de aanrijding was verwijderd."
5.7.De rechtbank constateert dat getuige [2] terzake van de wijze waarop het ongeval heeft plaatsgevonden, niets relevants heeft kunnen verklaren, daar zij het ongeval niet heeft zien gebeuren.
Gezien de bovengenoemde getuigenverklaringen oordeelt de rechtbank dat als vaststaand moet worden aangenomen dat [A1] bij het oversteken van de [A-straat] nog niet bij het midden van de weg was aangekomen, maar dat zij is aangereden op het moment dat zij de auto van [getuige 4] aan de voorzijde was gepasseerd. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat - naast [A1] - alleen getuige [1] verklaart dat [A1] pas is aangereden terwijl zij stond te wachten ter hoogte van de onderbroken middenstreep. Daarentegen verklaren - naast [B] - zowel [getuige 3] als [getuige 4] dat [A1] direct door [B] is aangereden nadat zij voor de auto van [getuige 4] was langs gelopen. Deze verklaringen worden ondersteund door de schade aan de rechterkoplamp van de auto van [B], welke schade de desbetreffende verbalisanten (vergelijk r.o. 5.6) ter plaatse, direct na het ongeval, hebben vastgesteld. Nu geen van de getuigen noch de verbalisanten verklaren dat [B] met zijn auto na het ongeval tot stilstand is gekomen deels op de rijbaan voor het tegemoetkomend verkeer, moet daaruit worden geconcludeerd dat [B] geen uitwijkmanoeuvre naar links heeft gemaakt en op die wijze [A1] ter zijde van zijn rechterkoplamp heeft aangereden.
5.8.Met betrekking tot de wijze waarop [A1] de weg is overgestoken, hebben [A1] en [getuige 1] verklaard dat [A1] heeft gelopen. [B] en [getuige 3] hebben verklaard dat [A1] heeft gerend en [getuige 4] heeft verklaard dat zij snel is overgestoken, zonder te rennen. Nu de getuigen op deze punten wisselend verklaren, kan niet als vaststaand worden aangenomen dat [A1] heeft gerend, wel neemt de rechtbank aan dat zij zonder stil te staan de weg, met gezwinde pas, is overgelopen.
Ten slotte neemt de rechtbank in aanmerking dat [A1] zelf heeft verklaard dat zij alleen voordat zij de weg overstak naar links heeft gekeken en dat zij vervolgens bij het oversteken nog slechts naar rechts heeft gekeken, althans niet meer naar links heeft gekeken. Dat wordt bevestigd door getuige [1] die verklaart dat [A1] voor het oversteken naar links heeft gekeken en door [getuige 4] die verklaart dat [A1] niet om zich heen heeft gekeken terwijl c.q. nadat zij voor zijn auto was langsgelopen.
5.9.De rechtbank honoreert het door [B] gedane beroep op overmacht. Tussen partijen is niet in geschil dat de [A-straat] een drukke winkelstraat is. Dat betekent dat [B] als automobilist extra oplettend dient te zijn en bedacht dient te zijn op eventueel overstekend winkelend publiek. De rechtbank acht daarbij de manoeuvre van [A1], hoe onvoorzichtig ook, niet zodanig onverwacht dat [B] daar in redelijkheid geen rekening mee hoefde te houden. De omstandigheid dat het zicht voor [B] ter plaatse slecht was, door de container aan de rechterzijde tussen de geparkeerde auto's en de Chrysler PT-Cruiser op de rechterrijstrook, had [B], naar het oordeel van de rechtbank, eveneens tot extra oplettendheid moeten nopen. Als niet weersproken, staat echter vast dat [B] zijn snelheid heeft aangepast tot minder dan de helft van de toegestane maximum snelheid, te weten 20 à 25 km/u (vergelijk r.o. 5.5). Daarmee heeft [B] goed geanticipeerd op de drukke en onoverzichtelijke situatie waarmee hij werd geconfronteerd. Dat geldt temeer nu - als onweersproken - vaststaat dat [B] na de aanrijding zijn auto direct tot stilstand heeft kunnen brengen. De rechtbank volgt [B] in zijn stelling dat het aanpassen van de snelheid tot minder dan 20 km/u, hetgeen zou neerkomen op praktisch stapvoets rijden op een weg met vier rijbanen, van een automobilist niet gevergd kan worden. Dat zou een gevaarlijke situatie kunnen opleveren in verband met eventueel achteropkomend verkeer. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat [B] - onweersproken - heeft gesteld dat hij zelfs met inachtneming van een lagere snelheid het ongeval niet had kunnen voorkomen.
5.10.Aangezien het beroep op overmacht slaagt, betekent dat dat de vorderingen van [A3] reeds op deze grond voor afwijzing gereed liggen.
5.11.[A3] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [B] worden begroot op:
- vast recht € 1.185,00
- getuigenkosten 45,00
- salaris advocaat 5.684,00 (4,0 punten × tarief € 1.421,00)
Totaal € 6.914,00
Op verzoek van [B] zal de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
in de zaak met rolnummer 10-571
5.12.De rechtbank overweegt allereerst dat de rechter ten overstaan van wie het voorlopig getuigenverhoor is gehouden dit vonnis niet heeft kunnen wijzen om organisatorische redenen.
5.13.Met voorbijgaan aan de primaire verweren van [B1] en met verwijzing naar r.o. 5.9, oordeelt de rechtbank dat de vorderingen van [A4] reeds op inhoudelijke gronden voor afwijzing gereed liggen, daar [B1] aannemelijk hebben gemaakt dat sprake is van overmacht.
5.14.[A4] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten worden veroordeeld, inclusief de kosten aan de zijde van [B1] met betrekking tot de conclusie van antwoord in het voegingsincident. Deze laatste kosten stelt de rechtbank op nihil, nu [B1] zich ter zake hebben gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De kosten aan de zijde van [B1] worden begroot op:
- vast recht € 4.951,00
- salaris advocaat 4.000,00 (2,0 punten × tarief € 2.000,00)
Totaal € 8.951,00
Op verzoek van [B1] zal de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
6.De beslissing
De rechtbank
in de zaak met rolnummer 09-2161
6.1.wijst de vorderingen af,
6.2.veroordeelt [A3] in de proceskosten, aan de zijde van [B] tot op heden begroot op € 6.914,00,
6.3.verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de zaak met rolnummer 10-571
6.4.wijst de vorderingen af,
6.5.veroordeelt [A4] in de proceskosten, aan de zijde van [B1] tot op heden begroot op € 8.951,00,
6.6.verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.E. Bierling en in het openbaar uitgesproken op 13 oktober 2010 in tegenwoordigheid van de griffier.